DOOR EIGEN KRACHT. Naar het Engelsch door M. E. Braddon. 27) Zij spraken weinig op hunne wan deling naar de ver verwijderde rue Franche-colline, waarin de varkens slachterij een goed figuur maakte, te midden der overige armoedige woningen. Het was een oude en dichtbevolkte wijk, niet ver van het abattoir waar de varkens geslacht werdendie monsieur Mogue in zijn winkel te gelde maakte. Madame Mogue ontving Paquerette met nederbuigende vriendelijkheid. Zij was verwonderd over haar uiter lijk, dat, niettegenstaande de versleten jurk, de gelapte schoenen en het bleeke gelaal van een kind in grooie armoede opgevoed, toch iets aristo cratisch had, hetgeen zij dadelijk opmerkte. „Zij zou hepaald mooi, meer dan mooi zijn als zij goed gekleed was," dacht Lisette, en zij begon reeds dadelijk te denken dat het meisje door haar uiterlijk zeer geschikt voor het tooneel zou zijn. „Als zij maar een klein beetje gehoor en stem heeft," dacht Lisette. In een fransche concertzaal doet het uiterlijk alles; de stem is goed genoeg als die maar niet bepaald valsch is, en Lisette wist bij onder vinding hoe weinig er noodig is om een parijsch publiek te voldoen. Verdiept in deze beschouwingen van praktischen aard omarmde Ma dame Mogue het meisje en kuste haar op beide wangen. „Zij zal voor mij als een jongere zuster zijn," zeide zij. „Heb geen vrees monsieur Ishmael. Ik zal het middel wel vinden om dit arme kind gelukkig te maken. Ga nu uw mid dagmaal maar gebruiken en bekom mer u verder over niets. Kom aan staanden Zondag bij ons dineren en dan zult gij eens zien wat ik van mademoiselle Paquerette gemaakt heb." „Noem mij toch als 't u belieft geen mademoisellezeide het meisje, geheel verbluft door de pracht van madame Mogue's salon, dat haar even fraai leek als de fijnste receptiezaal op het Elysée of de Tuilerien. Die albasten pendule met verguldsel, die werkelijk tikte, die kandelabres met kaarsen er in, dat gebloemde karpet op de roodsteenen vloer, de helder gelegestreken gordijnen en de glan zende mahoniehouten meubelen. Wat deed het er toe dat het ruw bewerkte meubelen waren Voor het oog, dat gewend was aan de slordige armoede in de rue Sombreuil, waren hel prachtstukken. En toen Madame Mo gue, na het vertrek van Ishmael, aan Paquerette haar toekomstige slaap plaats liet zienachter die gordijnen, in eene alcoof, was het meisje een en al verbazing. „Is dit mijn slaapkamer!" riep zij verwonderd uit. „Ja, ik heb dat op verzoek van mijnheer Ishmael goedgevonden; ik zou anders nooit een bed hier gezet hebbenmaar toen hij het mij vroeg als een dienst tegenover een oud vriend „Hij is dus een oud vriend van u vroeg Paquerette belangstellend. „Gij hebt hem dus lang gekend!" „Ik heb hem van zijn vroegste jeugd af gekend, als zuigeling, als kind en als jongeling." „Ciel! En was hij als kind ook zoo goed en knap als nu?" Lisette zuchtte, schudde het hoofd, en zeide: „Er zijn van die zaken waarover het beter is niet te spreken. Gij moet mij nooit vragen naar het verleden van mijnheer Ishmael nooit. Neem zijne vriendschap aan, wees dankbaar en verder niets. Gij ziet hem als werkman met eene blouse en linnen broek, en dat is heel goed sedert hij het zoo wil; gij zult aan hem denken en over hem spreken als Ishmael den metse laar, en anders niets. Dat is zijn ver langen." „Als hij een koning ware, kon ik niet meer achting en eerbied voor hem hebben dan nu," zeide Paque rette op onschuldigen toon. „En toch ben ik blij dat hij slechts een werk man is. Als hij iets anders was, zou hij mij toeschijnen zoo ver boven mij te staan." Op nieuw sperde Madame Mogue haar groote oogen wijd open en schudde bedenkelijk met het hoofd, maar Paquerette was te onnoozel om deze mimiek te verstaan. Ishmael gebruikte den volgenden Zondag het middagmaal bij de familie Mogue en vond dat Paquerette, onder de behandeling van Lisette, veel in haar uiterlijk had gewonnen. Als hij iets had willen aanmerken dan zou het geweest zijndat zij een beetje al te keurig was, te veel apprêtée de artistieke slordigheid van haar kapsel, de schilderachtige zeemans knoop in haar los omgeslagen ponceau zijden das was wel wat opzichtig. Het was echter alles het werk van Lisette en met de beste bedoelingen geschied, en dus vond Ishmael dan ook geen aanmerking te maken op het ensemble zijner protégée. Zij droeg een oude zwart zijden japon van Lisette, die, met de mode meêgaande, allerlei veranderingen had ondergaan en hoewel nu erg versletentoch nog was pas gemaakt voor het slanke figuurtje van Paquerette en wel met zooveel smaak, dat men het elegant kon noemen. Na het diner, dat zeer goed was, stelde Madame Mogue voor eene wandeling langs de boulevards te maken. Het was frischvriezend weer met een helderen sterrenhemel en al de lichten in de café's zouden het nog vroolijker maken. Er was zelfs kans meende Lisette, dat, als zij maar eerst zoover was dat zij de beide mannen op straat had, zij hen er toe zou krijgen, naar een théater te gaan en van alle aardsche genoegens be stond er voor haar niets dat zij zoo aanbad, dan het paradis van het Théalre frangais, waar zij genoot van het bewonderen der costumes en juweelen, hoewel de opgevoerde stuk ken dikwijls boven haar begrip gingen. In het Palais de Cristal was Zondags geen voorstelling en dus was zij, die de geheele week speelde om andere menschen te amuseeren, opdien avond in de gelegenheid om haar eigen genot te zoeken. „Als ik van tijd tot tijd niet eens een ander talent zie, hoe wilt ge dan dat ik het mijne zal ontwikkelen?" vroeg zij somtijds aan den charcutier, als die bezwaar maakte om geld uittegeven voor twee plaatsen in een théater. Dezen avond had Madame Mogue nog een andere reden om uit te willen gaan. Zij wenschte eens vertrouwelijk met Ishmael te spreken, en dat was onmogelijk in haar salon, twaalf voet bij veertienwaar ieder der aan wezigen hooren kon wat er gesproken werd. Zoodra dus het diner was afgeloopen begonnen zij hunne avondwandeling. Madame Mogue stelde voor de koffie te gaan gebruiken in hel café de la RotondePalais Royal, wat veel vroolijker zou zijn dan tehuis. „En ook veel duurder," zeide monsieur Mogue, die zijn plan, name lijk om met der tijd eene villa te Asnières en een kapitaaltje te bezitten om van te leven, nooit uit het oog verloor. Zelfs een paar koppen koffie in een deftig restaurant, brachten hem alweer verder van zijn doelhij zou dan al weer een paar dagen langer moeten werken voordat hij zijn ideaal bereiken kon. Lisette verzocht haren Alphonse zijn arm Paquerette aan te bieden en vooruit te wandelen, terwijl zij Ishmael in beslag nam en dus de achterhoede vormde. Door deze regeling was zij zeker dat Paquerette haar niet plotse ling te midden van hun discours kon overvallen. „Welnu," begon zij, toen de ande ren ver genoeg vooruit warenwat zegt gij er vanziel gij in haar niet al verbetering?" Ishmael was niet ondankbaar, maar tevens te eerlijk om zijn ware gevoe lens te verbergen. „Maak geen coquette van haar," zeide hij. „Een coquette yan haar maken, ik?" riep Madame Mogue uit, alsof alleen de gedachte aan zoo iets reeds onmogelijk was. „Coquetterie is iets waarvan ik geen verstand heb, dat komt ^n mijn kraam niet te pas. Als fatsoenlijke, getrouwde vrouw, met mijn huishouden en een zaak en dan nog een beroep buitendien blijft mij waarlijk niet veel tijd voor coquetterie over. Maar ik beken dat ik mij eenige moeite gegeven heb met dat arme verlaten kinddat evenveel begrip had hoe zij haar kapsel in orde moest maken als eene heidin. Ik dacht dat het u genoegen zou doen als zij er knap uitzag. „Dat is ook zoo," zeide Ishmael; „maar ik verbeeldde mij dat zij iets coquets over zich had zoo iets van, „zelf te weten dat zij mooi is," het geen ik vroeger nooit bij haar heb opgemerkt." „Zij is niet mooi," zeide Lisette op vasten toon; „op zijn best genomen heeft zij iets interessants in haar ge laat. En wat betreft uw zeggen, dat zij dat zelf weet, daarop moet ik u antwoordendat er geen vrouw bestaat of beslaan heeft die vrij was van ijdelheiden dat gij dat van mij moet hooren en zelf niet reeds lang wist, pleit niet voor uw verstand." „Zij zag er in uw japonallerliefst uit;" vervolgde Ishmael, min of meer uit het veld geslagen. „Figuur heeft zij volstrekt niet," protesteerde Lisette. „Ik heb die japon verscheidene duimen moeten innemen over de borst." Ishmael dacht zoo bij zich zelve, dat hij de slanke figuur, bij een jong meisje vrij wat mooier vond, dan de gevulde gestalte eener getrouwde vrouw. „En nu moet ik eens ernstig met u spreken," begon Lisette, op geheel anderen toon. „Gij weet dat ik u verzorgd hebt toen gij een zuigeling waart, en mijne gevoelens voor u zijn dan ook geheel als die van eene moeder voor haar kind." „Gij zijt altijd heel goed voor mij geweest," antwoordde Ishmael, met een zucht bij de gedachte hoe weinig moederlijke zorg hij had ondervonden; bij hem had die uit niets anders bestaan dan van tijd tot tijd harts tochtelijke kussen, afwisselende vrien delijkheid maar over het geheel ver- waarloozing in den hoogsten graad. „Welnu, dan zult gij begrijpen dat alles wat ik zeg, in uw belang is, en daarom wensch ik nu te weten, voordat wij een stap verder gaan, wat hebt gij met dit meisje voor? Ik stem toe dat het een heel aardig klein ding is; zij heeft iets liefs over zich, iets kinderlijks, dat met een weinig tact gemakkelijk ontwikkeld kan worden tot de ware Parijsche chic." „De hemel behoede ons daarvoor riep Ishmael uit. „Maar wat dan? Om te beginnen, zijt gij van plan haar te trouwen?" ishmael kleurde tot achter zijne ooren, om daarna doodsbleek te worden. „Ik heb daaraan volstrekt niet gedacht," zeide hij, „er zullen nog verscheiden jaren moeten verloopen, eer ik zal kunnen trouwen en indien ik ooit tot een huwelijk zou komen, dan zoude ik gaarne zien dat mijne vrouw mijn meerdere was een vrouw van opvoeding, die mij wat kon leeren. Ik zou gaarne een vrouw wenschen, die ik met eerbied moest beschou wen." „Dan is er dus van Paquerette geen sprake," hernam Lisette, klaar blijkelijk gerustgesteld. „En nu komt de vraag, wat moeten wij met haar beginnen? Voor zoover ik zien kan, staan ons slechts twee wegen open. De eene, waarop ik vroeger reeds zinspeelde, is haar in een klooster te doen; de tweede, die zij, naar ik geloof, zou kiezen, is haar naar het Palais de Cristal te brengen." „Paquerette eene chanteuse," riep Ishmael uit, op een toon alsof hij meende dat Lisette plotseling krank zinnig was geworden. „En waarom niet? Zij heeft geen stem, dat durf ik u te verzekeren, maar een gehoor een gehoor zoo fijn als dat van een leeuwrik. En ik kan haar leeren zingen, Zij zou kleine patois-liedjes kunnen zin gen als boerin gekleed. Zij is geen schoonheid; maar met een Norman- dische muts op, een paar klompen aan de voeten, een roode rok met een blauw lijfje, zou zij in korten tijd geheel Parijs aan hare voeten zien. Hare onwetendheid en hare kinderlijk heid zouden niets schaden. Men zou dat voor chic, voor naïviteit opnemen. Laat haar aan mij over en binnen het jaar zult gij verstomd over haar staan. Het zal u niets kosten. Zij kan bij mij blijven wonen en ik zal haar voor mijn eigen rekening kleeden en daarvoor zal ik niet meer vragen dan haar salaris gedurende de eerste drie jaren". „Haar daar te doen verschijnen, voor al die mannen rookende, drinkende, lachende, twistende het echte uitvaagsel der stad!" zeide Ishmael. „Uwe moeder heeft daar gespeeld, monsieur," hernam Lisette diep be- leedigd. Zijne moeder! Ja. De gedachte was verschrikkelijk. En nog verschrikke lijker was de herinnering, dat, toen zijne moeder daar als actrice speelde, zij reeds zoo diep gezonken was dat eene vernedering meer of minder er niet op aankwam. Maar Paquerette, het arme kind door hem als 't ware uit het slijk gehaaldwas nog onbe smet. En hij sidderde bij de gedachte haar in een dusdanige omgeving te brengen. „Ik zelf heb de eer daar iederen avond op te treden. Ik voel mij vol strekt niet beleedigd als het volk mij applaudiseert. Het verwondert mij zeer, dat gij, die toch ook een blouse draagt en van uwen handenarbeid leeftzoo laag op uwe medearbeiders kunt neerzien." „Tusschen arbeiders en arbeiders is een groot verschil," zeide Ishmael. „Ik hoop toch niet dal gij die lieden die drinken en rooken en allerlei gemeene taal uitslaan in het kristallen paleis, als typen van den werkmans stand zult beschouwen, evenmin als die duivels die in het jaar '32, toen de cholera over geheel Frankrijk heerschtein de kroegen der buiten wijken zaten te drinken en te rooken en bij het passeeren van lijkstalies uitriepen, „uw gezondheid monsieur Morbus." Ik stel mij niet gelijk met dat slag van volk dat ik in uwe con certzaal zag." Hoewel Lisette nog altijd beleedigd was, moest zij toch erkennen dat de geregelde bezoekers van het Palais niet van den eersten rang waren. Zij hoorden gaarne liedjes die un peu risquées waren en gezegden die avec intention gesproken werden. Maar wat deed het er toe Men moest toch ook eens lachen. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERYEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6