arm om haar midden om haar de
juiste richting aanlewijzen van die
loge beneden een groote loge,
geheel open, zeer en evidence
gevuld met mannen, wier borst be
dekt was met ridderorden, gelijk
een hof in het klein. In het midden
zat eene vrouw, in haar stoel ach
terover leunende en zich verkoelende
met een waaier eene vrouw met
een jeugdig, zelfs kinderlijk uiterlijk,
zeer blond, prachtig gekapt met dia
manten, Dit was Zanita, eene vrouw,
die hier of daar op straat in de buurt
van den boulevard de la Chapelle
was opgeraapt, na den beker der
vernedering tot op den bodem te
hebben geledigdvoordat zij de rage
van Parijs werd.
Zij was, evenals de keizerineen
voudig gekleed. Schoonheden behoe
ven geen prachtige toiletten om de
aandacht te trekken. Zij droeg een
witte japon, evenals een schoolmeisje,
zeer laag op de albastwilte schouders
uitgesneden, den geheelen, prachtig
gevormden arm bloot latende; maar
toen zij zich plotseling omkeerde om
een der heeren harer hofhouding
iets te zeggen, zag Paquerette een
glans als van elektrisch licht om
haar hals, en bemerkte toen pas,
dat zij een collier droeg van brillanten,
schitterender dan alle juweelen in de
overvolle zaal.
„Wat ziet de adder er onschuldig
uit!" zeide Hector, toen hij haar
gezien had.
„Waarom noemt gij haar adder?
Is zij dan zoo slecht? vroeg Paque
rette nog altijd starende op het
slanke figuurtje: Petit museau chif-
fonné, dat nauwelijks schoonheid
kon genoemd worden, het slordig
opgemaakte haar, en het eenvoudig
witte krippen kleed.
„Zij heeft meer mensehen vermoord
dan eenig moordenaar die ooit naai
de galeien of de guillotine verwezen
werd; zij is wreedaardiger geweest
dan St. Arnaud toen hij de Arabieren
in een grot rdosterdezij heeft meer
families ongelukkig gemaakt dan
eenig frauduleus bankroetier in En
geland, waar zij er toch anders
goed slag van hebben. Vaders en
moedersbroeders en zusters hebben
haar vervloekt. Zij heeft de Morgue
bevolkt met menig bekend en geacht
persoon. Zij is een pest, een glim
lachende, schitterende, bedriegelijke
geesel der menschheid. Indien zij
mij heden avond inviteerde om bij
haar te soupeeren dan zou ik gaan,
om hare grappen lachenhaar kost
baar Sèvresporcelein bewonderen
en maar een beetje meepraten met
de prinsen en ambassadeurs die haar
tot speelbal dienen. Ik zou vertrek
ken, haar vloekende, maar ik zou
toch gaan. Zij is even als absinth
dat tegenwoordig zoo in de mode
is, zij brengt dood en verderf over
ieder waarmede zij in aanraking komt.
Paquerette kreeg een gevoel van
jaloezie terwijl hij sprak.
„Beloof mij, dat gij nooit naar
hare woning zult gaanzeide zij
dichter naar hem toeschuivende en
hem aanziende met een blik waarin
te lezen was: „Gij zijt de mijne, en
zij zal u niet hebben."
„Er is niet veel kans, dat zij mij
zal vragen," antwoordde hij; „en
deed zij het, dan behoeft gij slechts
te zeggen: „Ga niet,"" voegde hij
er bij. „Van dezen avond af ben ik
uw slaaf. Voortaan gehoorzaam ik u
in alles. Liefde bestaat niet, tenzij
gepaard met gehoorzaamheid.
Hij sprak zoo zacht dat alleen
Paquerette hem kon verstaan. Madame
Mogue was te veel verdiept in het
beschouwen van liet publiek en vooral
van de keizerin.
En nu begon het quartet. Paque
rette trilde bij het klinken dier be
kende tonen.
„Herinnert gij u dien avond, toen
gij dit voor het eerst hebt gehoord?
vroeg Hector.
Zij zuchtte even, als bewijs van
toestemming.
„Ik ook," fluisterde hij. „Dien
avond heb ik gedacht dat wij voor
elkander waren bestemd. Sedert heeft
het noodlot ons gescheidenmaar
dit neemt niet weg dat mijne ge
dachten toen toch juist waren.
HOOFDSTUK XXIII.
Gelijk een vogel die zijn nest
verliet.
Zooals Lisette verwacht had, volgde
eene uilnoodiging om te soupeeren
in Maison Dorée of Restaurant Va-
chettemaar Paquerette weigerde
tot grooten spijt harer gezellin.
„Ik zou toch niets kunnen eten
zeide zij, toen Hector er op aan
drong, om, indien men de schitte
rende verlichting van de boulevards
wenschte te vermijden dan naar de
passage Jouffroy te gaan, of anders
naar de Rocher de Cancale bij Phi
lippe, de rustigste plaats in Parijs,
in zijn eigen oude buurt, de rue
Montorgueil.
Paquerette vond het onaangenaam
om te spreken over soupeeren, ter
wijl hare zenuwen zoo gespannen
waren en zij zich bewoog in eene
wereld waarvan zij zelfs nimmer had
gedroomd.
„Het is nu de juiste tijd voor
Tortoni," zeide Hector, nadat hij
alle mogelijke bekende restaurants
had opgenoemd, „een glaasje ijs
kunt gij toch wel gebruiken."
Hij geleidde hen over de boule
vards te midden van paarden en
rijtuigenzij gingen naar een boven
kamer bij den beroemden confisèur,
waar, veertig jaren vroeger, toen
Tortoni het geliefde rendezvous was
van staatslieden en prinsen genieën
en dichters, de beroemde biljartspeler
Spolar zijn kunsten vertoonde voor
mannen als Talleyrand en Monlrond,
waar de opperkellner gepoederd haar
droeg, en de gewoonte van Versailles
en Marlyvan steeds te weinig geld
terug te geven, uitstekend wist na
te volgen.
De balkonramen stonden open
zoodat Paquerette de drukte en de
lichten op de boulevards kon zien,
de rijtuigen die voor de groote ho
tels stilhielden om dames in prach
tige avond-toiletten uittelaten.
Het was een heldere lenteavond.
De sterren schitterden, de maan
verrees ver boven de toppen dei-
huizen, Parijs was één en al leven.
De menschen waren opgewonden
want er liepen geruchten van een
naderenden oorlog. De beurs was
koortsachtig, en de groote vraag
aan wie de bewaring en de sleutels
der Heilige plaatsen zou worden toe
vertrouwd, de onderaardsche gewel
ven van Bethlehem en Gethsémané,
die zoolang de clericale kringen had
bezig gehoudenwas een nieuw tijd
perk ingetreden en wel dat van een
grooten oorlog, waarin Frankrijk
en Engeland, de oude vijanden van
Crecy en Waterloo, de erfelijke te
genstanders sedert zeshonderd jaar,
schouder aan scnouder zouden strij
den legen den vijand uit het Noorden.
Het bondgenootschap zoowel als
de oorlog was populair; de zonen
van Frankrijk waren verheugd in
het vooruitzicht der aanslaande wor
steling.
Parijs was misschien nooit in een
betere stemming geweest dan in dit
tijdvak harer geschiedenis. Die eerste
jaren van hel keizerrijk waren tijden
waarin op de beurs zwaar werd ge
speculeerd, waardoor enorme fortui
nen werden verkregen. De speelduivel
was gevaren in de harten van man
nen en vrouwen van eiken stand.
Werklieden verkochten hunne meu
belen, vrouwen beroofden hunne
echtgenooten, klerken bestalen de
patroons, alles om het in het groote
goevernements-dobbelhuis te wagen.
Zij bestormden de trappen en de
ingangen. Zelfs van verre, uit kleine
rustige dorpen, brachten de menschen
hunne spaarpenningen van lange
jaren, om die in nieuwe onderne
mingen te steken en de hoogst mo
gelijke rente te bedingen. Omtrent
hen, die in dit dolle spel alles ver
loren hoorde Parijs zeer weinig,
over hen werd geen traan gestort,
maar het wees met trots op de man
nen die fortuin hadden gemaakt,
mannen, die nu fijne glacé hand
schoenen droegen, maar vroeger
voor hunne handen geen andere be
dekking hadden dan de zakken van
een oude overjas. Gelakte laarzen
blonken aan voeten die nooit anders
dan oude sloffen hadden gedragen;
prachtig gestreken manchetten wer
den gedragen door lieden die vroe
ger nauwelijks wisten wat een over
hemd was; jassen met bont, satijn
of fluweel gevoerd; en de onbekende
burger van gisteren begunstigde he
den de schoone kunsten en kocht
cachemiren shawls van tien duizend
lrancs en de prachtigste vazen, af-
komslig uit het chineesche keizerlijk
paleis.
Napoleon III had de hoop dei-
handelslieden, die van een nieuw
keizerrijk alles verwachtten, niet
beschaamd, zoodat meubelmakers,
juweliers, modistes en rijtuigmakers
allen goede zaken maakten. De kei
zer deed alles wat in zijn vermogen
was, zoowel door voorschriften als
door eigen voorbeeldom de weelde
zoo hoog mogelijk op te drijven.
Hij was het, die den bal heeft ge
worpen, die sedert niet heeft opge
houden te rollen, niettegenstaande
allerlei waarschuwingen van zedepre
dikers, het failliet gaan van banken,
de val van ontelbare zwakke men
schen die door het algemeene voor
beeld uitgaven deden die ver boven
hunne middelen stonden. Die groote
luxe deed aan den anderen kant
weder goed: de bezitters dier plot
seling verkregen fortuinen brachten
nieuw leven in handel en kunst. De
straten van Parijs schitterden door
al de pracht welke werd ten toon
gespreid door de pas rijk geworden
parvenus, die er eene eer instelden
te verteerente koopen, te verspillen
en zelfs in enkele gevallen weg te
geven. Nooit te voren had men zulke
rijtuigen en paarden gezien als die,
welke men nu dagelijks in de Champs
Elysées en het Bois de Boulogne kon
waarnemen.
De keizer hield gelijken tred niet
de opgewondenheid van zijn volk.
Nieuwe markten, nieuwe boulevards,
nieuwe bruggen waren in aanbouw,
alles even grootsch. De stegen en
gangen van het oude Parijs waren
reeds aangewezen om te worden
opgeruimd. Zou deze overweldiger
niet, na verloop van tijd, evenals
vroeger keizer Nero in Rome, kun
nen uitroepen: „ik vond Parijs een
stad van krotten en ik heb er eene
slad van paleizen van gemaakt!"
Niets kon de populariteit van den
keizer in die dagen evenaren. Het
waren de wittebroodsweken van
Frankrijk en zijn keizer. De Fran-
schen houden van verandering, en
deze regeering van pracht en weelde
was juist het ideaal van het gros der
Parijzenaarsen daar Parijs eigenlijk
Frankrijk is, en de bourgeois den
gi'ootslen invloed heeft op de politieke
gevoelens van Parijs, zoo had de
keizer de natie aan zijne voeten.
Het was in dit prachtige Parijs,
verlicht door kunst- en maanlicht
dat Paquerette in het middernachtelijk
uur wandelde. De menigte uit de
theaters was naar de café's op de
Boulevards getogen. Het was het
laatste uur van onschuldig genot,
want kort daarna werden die schit
terende fafades allen donker, de
menigte zou verdwenen zijnondeugd
en misdaad, de geblankette houris,
de nachtbrakers zouden meester van
de trottoirs zijn, behalve misschien
een enkele sergeni-de-ville die, met
zijn eentonigen stap, even als eene
machine geregeld zijn gang ging.
Paquerette at haar ijs langzaam,
droomerig, nauwelijks iets proevende
van de fijne aardbeziënsmaak of ge
nietende van den geur der vanille.
Zij luisterde naar hetgeen Hector
de Valnois op gedempten toon tot
haar sprakterwijl hij bij haar stond
voor het raam. Het was de oude,
oude geschiedenis, welke de slang,
vier duizend jaren geleden, aan Eva
influisterde, en die ten huidigen
dage door de dochteren Eva's nog
steeds verslonden wordt, als ware
het de nieuwste uitvinding ter wereld.
Paquerette voelde zich vreemd ge
stemd. Zij was vroeger bemind ge
worden, in waarheid en oprecht,
door een goed en braaf man; zij
had gemakkelijk toegegeven omdat
zij er voordeel in zag. Zij ging een
onbezorgd leven te gemoet, toen
Ishmael aanbood zijn lot met haar
te deelen en voor haar te zorgen.
Zij had zich in zijne armen gewor
pen, evenals de ontsnapte vogel,
verschrikt door de hem onbekende
wereld, naar zijne kooi terugkeert.
Maar die liefde was van geen dei-
beide partijen hartstochtelijk ge
weest, haar hart had nooit zoo luid
gesproken als in dezen nacht. Zij
was nog nimmer in de verzoeking
geweest om geweten, eer of zelfs
het leven op te offeren voor de
liefde van den minnaar die nu tot
haar sprak.
Lisette hield veel van ijs. Zij ge
bruikte twee groote porties en nam
toen een glaasje marasquin om te
voorkomen dat het ijs haar te veel
verkoelde. Zij was zoo verdiept in
het genot van hel aanschouwen dei-
dames en heeren, allen even fijn
gekleeddie aan de kleine tafels
zaten, dat zij heel weinig aandacht
schonk aan die twee, die bij het
raam stonden en geheel onbewust
schenen dat er buiten hen nog eene
wereld bestond.
Zij begaven zich opnieuw naar
den boulevard en Lisette volgde hen.
Op de stoep van Tortoni liepen zij
bijna tegen een man van middelbaren
leeltijd, slank, elegant, de houding
der jeugd, maar met het door zor
gen gerimpelde voorhoofdholslaande
oogen en het grijze haar en knevel
van den gevorderden leeftijd.
Hij groette Hector met een onver
schillig knikje, en vereerde Paque
rette met een brutalen blik.
„Wie is dat?" vroeg Paquerette
terwijl zij voortgingen.
„Een soort neef van mij. Balzac
zegtdat er in elke familie een in
dividu is, wiens bestaan de'schande
der overigen uitmaakt. Die man welke
ons daar juist passeerde is de pest
onzer familie."
„Hij ziet er toch uit als een gentle
man," zeide Paquerette, verwonderd.
„Hij is een wandelend lijk. De
geschiedenis van dien man is vol van
donkere en geheime bladen. Als ik
hem zie, krijg ik een koude rilling
over het lijf. Maar nu mijn naam
meer publiek is gewordenvrees
ik, dat hij mij niet lang met rust
zal laten. Hij is altijd een klaplooper
geweesten dus zal hij wel spoedig
bij mij aankloppen om geld."
Het was bijna één uur. Paquerette
begon bang te worden en verhaastte
haren stap. Wat zou Ishmael wel
zeggen? Hector trachtte haar gerust
te stellen, verklarende dat haar echt
genoot verdiept zou zijn in zijne
boeken en berekeningen en in het
geheel niet zou weten hoe laat het
was. Stadsklokken waren er niet in
dat afgelegen gedeelte van Parijs,
waar Paquerette woonde.
Wordt vervolgd
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.