Hij sprak tegen haar over Brazilië als een paradijs, zooals hij zeide, waar men voor weinig geld, heerlijk kon leven. Indien zij dus met hem is gevluchtdan ben ik overtuigd dat zij naar Brazilië zijn. Het beste wat gij dus kunt doeniszoo spoedig mogelijk naar Havre te gaan om hen daar den pas aftesnijden. Naar HavreJa, van daar vertrokken de groote schepen en stoorabooten naar Zuid-Amerika, waarvan hij in zÜn Jeugdtoen hij gevoelde dat hij op Pen-Hoël te veel was, zoo dikwijls had gedroomd, en zich had voorge steld hoe heerlijk het zou zijn om in de wildernis te leven van hetgeen zijn geweer hem zou opleveren. Welk een genot om een ongetemd paard te dresseerenen daarmede over de oneindige vlakten te rijden. Havre! ja; hoe eer hij ging hóe beter, hij moest eigenlijk nu reeds aan het station zijn om de vluchtelingen op- tewachten, beter dan te blijven waar hij was. Hij verliet Lisette zonder verder een woord te spreken, en reed naar zijn eigen woning, waar hij madame Morice ontmoette, aan wie hij ver- lelde dat hij dien dag bezoek ver wachtte van een heer, met wien hij belangrijke zaken had te bespreken, waarom hij haar verzocht zelf een beetje opteletten, daar de schoon maakster zoo lomp en bijna nooit te vinden was, als men haarnoodig had. Madame Morice zou wel zoo vriendelijk zijn, den vreemdeling meê- tedeelen dat monsieur Ishmael des namiddags omstreeks vijf uur te huis was om menschen te ontvangendie hem met hun bezoek zouden willen vereeren. Na op die wijze gezorgd te hebben, dat hij er kennis van kreeg in geval er antwoord kwam op zijne uitdaging, reed hij naar het spoor wegstation in de rue St. Lazare. Het was er in 1854 niet zoo vol als tegenwoordig, maar het was juist in het seizoen dat de menschen naar de zeebaden gingen, en buitendien verlieten vele families Parijs uit vrees voor de cholera. De namiddagtrein naar Havre, Dieppe en Rouaan stond tot vertrek gereed toen Ishmael het station binnentrad. Hij had juist nog tijd om het platform te bereiken hetgeen hem eenigszins bemoeielijkt werd, daar hij geen kaartje had, en waarin hij slaagde door te zeggen dat hij nog even afscheid wenschte te nemen van een vriend die met den trein vertrok. Hij keek in de overvolle wagens, zag de kinderen op den schoot hunner moeders, de bonnes met elegante witte mutsjes op hoe- dendoozen en allerlei pakjes bij zich, maar van Hector de Valnois en zijn slachtoffer zag hij niets. Nadat de trein was vertrokken, vroeg hij aan het plaatsbureau naar het vertrek van den eerstvolgenden trein naar Havreen vernam dat die niet voor 's avonds 8 uur vertrok. Hij was vrij om te doen wat hij wilde lot dien tijd vrij om naar zijn een zame woning terug te keeren en daar te wachten op het antwoord van zijn valschen vriend, en om iets te eten, hetgeen hij sedert middernacht niet had gedaan. Toen Ishmael was vertrokken sloot Lisette de deur op het nachtsloten loosde een diepen zucht, even als iemand die zoo juist een groot gevaar is ontkomen. Zij begaf zich naar de alkoof, en schoof het gordijn ter zijdemet een drift alsof zij zeggen wilde: „Goddank dat hetisafgeloopen". „Ziezoo! zeide zij, „ik heb er u doorgeholpen, maar gij moet mij van dat werk niets meer te doen geven, Madame Ishmael." „Verschrikt, als een gejaagde hinde, zat Paquerette op de kleine sola, die haar vroeger tot bed had verstrekt en keek hare beschermster aan, doods bleek en met oogen waaruit de grootste angst sprak. Zij was derwaarts gevlucht in den vroegen ochtendom het oogenblik aflewachten dat haar min naar haar naar een veiligermeer verwijderde plaats kon brengennaar een land waar niemand zou weten hoe zij heette en hoe schuldig zij was. Toen zij de stem van haren echtgenoot hoordehad zij gesidderd en gebeefd; zij had gehoord hoe Lisette hem voorloog. Nu reeds, bij het begin harer zonde, voelde zij berouw, het was haar alsof zij een moord had begaan en de engelen dei- wraak haar op de hielen zaten. De namiddag sneltrein naar Bor deaux, die Paquerette en de Valnois wegvoerde uit de groote witte stad, was in zijne vaart niet zoo snel als de vlucht dier donkere engelen, die de ziel en het geweten pijnigden van hen, die schuldig zijnen hoe prach tig het landschap ook was, voor Paquerette was alles als in de wolken gehuld, door de herinnering aan den echtgenoot dien zij had bedrogen. Ishmael wachtte den geheelen na middag en avond naar antwoord op zijne uildaging, maar het kwam niet, en ook de volgende dagen hoorde hij niets van den man, die hem zoo zeer had bedrogen en mishandeld. Hij werd ook niet tol verantwoording geroepen omdat hij het huisraad van monsieur de Valnois had stukgeslagen. De portier die hem den sleutel van de kamers had toevertrouwd kende hem van aanzien als een intiemen vriend van de Valnois, maar wist noch zijn naamnoch zijn adres. Het eenige gevolg van hel verwoes- tingswerk van Ishmael, was, een artikel in de dagbladen onder allerlei, waarin het bezoek van een krankzinni ge werd beschreven de naam w as onbekend aan de woning van den beroemden schrijver van „Mes nuits blanches," en de verwoesting, onder allerlei kunstwerken, aldaar door hem aangericht. Wat de twee schuldigen aanging de valsche vrouw en de nog valscher vriend zij waren weg zij waren verdwenen uit de wereld waar men hen kende evenals twee waterbellen in eene beek. HOOFDSTUK XXVII. HET GEZAAIDE DRAAGT VRUCHTEN. Het was in de lente van 1867, het jaar der groote wereldtentoon stelling in het ronde cristallen paleis op het Champ de Mars, met zijn fraaie uitgestrekte tuinen, versierd met fon teinen en standbeelden. Men sprak van deze tentoonstelling als van iets wat nog nimmer was gezien; sedert een half jaar waren alle dagbladen er vol van. Sommigen zeiden, men zou gereed komen op den bepaalden tijdanderen beweerden van niet. Parijs was een en al glorie; Engeland nam een min of meer twijfelachtige houding aan: „die lichtzinnige Fran- schen zijn niet geschikt voor zaken, zijn nooit op behoorlijken tijd gereed," zeide de ernstige John Buil. In Amerika was alles in rep en roerde geheele beau monde en wat daartoe behoorde van New-York, Boston, Washington en Chicago was reeds op reis naar Europa. Er bevond zich te Parijs één per soon wien het geheel onverschillig was of op den eersten April het monsterachtige glazen gebouw zou worden geopend of niet, iemand die de geheele zaak als eene plaag voor rustige burgers beschouwde en al dat gehamer en getimmer van den vroegen ochtend tot den laten avond vond menschenplagerij. Deze persoon was eene dame die in een wit gepleis terde villa woonde in een der nieuwe straten bij de Are de Triomphe, en die schouderophalend en zuchtend aan hare vriendin vertelde, dat haar huis maar één gebrek had, namelijk, dat hel veel te dichtbij Parijs stond. Deze zonderlinge, die niets gaf om in ternationale tentoonstellingen, was een rijke weduweLady Constance Dana- tree, in purper geboren, dochter van een lerschen markies en zeer jong gehuwd met een man van deftige oude familie en grooten rijkdom, kinderlooze weduwe op haar drie en twintigste jaar, en nu op haar zes en twintigste een onafhankelijk leven leidende in het schitterendekeizer lijke, Parijs, waar zij alle deftige lieden kende en ook eenigen van de minste soort want de witte en zwarte draden waren in het parijsche leven van dien tijd op vreemdsoortige wijze dooreen gewevenmen leefde slechts voor genot, oneerlijk verkregen rijk dom spande de kroonen de alge- meene toestand van dien tijd is dan ook zeer juist vergeleken bij de schil derij van Holbein, „de doodendans om het altaar van het gouden kalf." „Che carnivale!" riep eenltaliaansch diplomaat uit, toen hij voor het eerst dat schitterende hof der Tuilerien aanschouwde; en werkelijk was de keizerlijke regeering voor de meeste menschen een lang onafgebroken car navallen tijd van intrigue en maskers, gevolgd door een onverwacht ont waken, toen Parijs een belegerde stad was en de keizer een onttroonde balling. De moeder van Lady Constance Danetree was tien jaar geleden ge storven. Haar vader was een zeer exentriek oud man, een tiran van het eerste water. Zes maanden van het jaar leefde hij op zijne bezittingen in Ierland, in een kasteel dicht bij de monding van den Shannon, te midden eener bevolking die hem haatte als de pest, terwijl hij de overige helft van het jaar in Londen was, waar zijne reputatie gelijk stond aan die van den beruchten markies, aan het tegenwoordige geslacht het best bekend als „Lord Steyne," en van dien anderen heer die aan liefhebbers van annecdotes niet vreemd was, onder het pseudoniem van ,,de oude Q." Daar Lady Constance, zich in het gezelschap van zulk een vader niet gelukkig kon voelen, was men dan ook niet verwonderd, dat zij liever te Parijs woonde en des zomers Riviera boven Brighton verkoos. Zij had een rijk man getrouwd, zonder hem te beminnen, maarniet omdat zij arm was of door ouder lijken dwang genoodzaakt. Lord Kil- rush was te onverschillig omtrent zich de toekomst zijner dochter om als tiran in huwelijksaangelegenhe den, aantestellen. Lady Constance trouwde den eersten den besten wel- opgevoeden man die om hare hand vroeg, eenvoudig omdat zij haar tehuis haatte en meende dat zij zich gelukkiger zou gevoelen als echtge- noote van een man van eer, al ge voelde zij ook geen liefde voor hem dan als de eenige dochter van Lord Kilrush. Gedurende de twee jaar van haar huwelijksleven verzaakte Lady Con stance, in geen enkel opzicht haar plicht. Zij maakte haar echtgenoot zeer gelukkig. Zij was zijn goede en trouwe gezellin, de trotsch van zijn hart, de roem van zijn huis, en toen zijn levensdraad plotseling werd afgesneden door een ongeluk in het jachtveld op het landgoed van zijn schoonvader, stierf hij met zijne hand in de hare, terwijl zijn bleeke lippen nog woorden van dank stamel den voor al het goede dat zij voor hem had gedaan, voor de liefde die zij hem had gewijd. Sedert den dood van Mark Dana tree waren bijna vier jaren verloopen en het publiek was zoo goed als ver geten, dat Lady Constance ooit iets anders was geweest dan weduwe. Zij was eene der meest gevierde vrouwen van de parijsche salonsging waar zij wilde, verteerde zooveel als zij wilde, zeide wat zij wilde en deed wat zij wilde, en dat alles ging haar, naar het oordeel harer fransche vrien den zoo natuurlijk af alsof zij er voor geboren was. Zij konden zich haar niet voorstellen, zich krommende onder een jukhet meesterschap erkennende van vader of'echtgenoot. „Zij is een prachtige vrouw, maar wat moet zij Danatree een ellendig leven bezorgd hebben!" zeide een Engelschman, die haar nooit had ont moet voordat zij weduwe was en maar niet gelooven wilde wat hem daarop gezegd werd, namelijk dat het gedrag van Lady Constance, als echtgenoote, voorbeeldig was geweest. Zij was zeer schoon, en had de fijne trekken eener Iersche vrouw uit den hoogen stand. Haar profiel was klassiek, en de vorm van haar gelaal zoo volmaakt, zoo veel gelijkende op het model van een beeldhouwer, dat het ieder man koel zou hebben ge laten ware het niet geweest door die lieve Iersche oogen, donker grijs, met lange zwarte wimpers. „Met zulke oogen kan eene vrouw- alles beheerschen," zeide een Parij- zenaar, over de dame sprekende in zijn cercle, bij het gebruik van een glas absinth avec beaucoup de gomme, hetgeen toen de fashionable middag drank was. „Als eenige onzer Coco- dettes zulke oogen hadden, zouden zij het verder brengen dan nu." „Pas possible," hernam zijn vriend, en werkelijk in die laatste dagen van het keizerrijk waren er slechts zeer weinig toonaangevende dames du demi-monde overgebleven, waaraan groote dames van Parijs een voorbeeld konden nemen. Zij hadden geleefd die deftige dames van het keizerlijke hofzij hadden paar aan paar gestaan met de demi-monde, zij hadden geze ten aan de voelen van Cora en haars gelijken. Zij volgden de kleeding, de spraak, de manier van dansen en zingen dier vrouwen, waarvan zij zelfs beweerden de namen nooit te hebben gehoord. Cora en de Keizerin bepaalden de mode, en, afgaande op hetgeen de dames toen droegen, span de de smaak van Cora de kroon. De Keizerin was liefelijk, gracieus, een vrouw met veel smaakmaar Cora had chic; Cora verstond de kunst om het publiek in verbazing te brengen. Het was alles goed en wel, voor mooie vrouwen, om zich te kleeden volgens den verfijnden smaak der Keizerin, maar al was eene vrouw zoo leelijk als de nacht, en zij had den moed om Cora nateboolsenkon zij er op rekenen at tentie te trekken. Het was Cora, die der parijsche vrouwen leerde hoe zich te blanketten, zich de wimpers en wenk brauwen te kleuren, blauwen aderen op het albasten voorhoofd te leekenen, een voorraad valsch haar te dragen dat hen als een paardenstaart op den rug hing. Zij was bet, die de korte rokjes invoerde, met poolsche laarsjes, chaines Benoitons. Zanila, de bleeke en elegan te schoonheid van 1854 was dood en vergeten en Cora regeerde in hare plaats vergeleken met den gekuisch- ten smaak van Zanita stond de ruwere van Cora als het penseel van Rubens tot dat van Rafaëlof als de pen van Baudelaire tot die van Musset. Men zeide dat zij een engelsche was, en dat zij uit Londen een kistje had ontvangen dat alle geheimen van het toilet inhield. In ieder geval dat zij het was, die de sexe maquillé had uitgevonden. Hoewel luxe en rijkdom waren toegenomen, had ook de dood zijne offers geëischt, en waren de rangen der grootheden sedert den tijd van den Krimoorlog sterk gedund. In het voor jaar van '64, was na een zeer kort ziekbed, even als het licht eener kaars dal plotseling door den tocht uitgaat, de levensdraad afgesneden van een der voornaamste mannen van den coup d' étal en de schitte rendste figuur van het keizerrijk. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 6