HAARLEMSCH Eerste Blad. PREDIKBEURTEN f No. 400. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 8G. Achtste Jaargang. van ZATERDAG 18 December 1886. op ZONDAG 49 Dec. 4886. Nieuwsberichten. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maandenf,25. franco p. post ,40. Prys per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentièn viorden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags te» 12 we, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. Groote Kerk. Voo«n. 10 ure, Burger. Nam. 2 ure, Hoog. Zondag 43. 'sAvonds 6 ure, Brutel de la Riviere, pred. te Houtrijk en Polanen. Nieuwe Kerk. Voorm. 10 ure, Moeton. Jans-Kerk. Voorm. 10 ure, Smeding. Bakenesser Kerk. (Voor de Kinderen). Voorm. 10 ure, Snethlage. Waalsche Kerk. Voorm. 10 ureFalès, past. h Amsterdam. Colleote en faveur de la Sooiété Neer- landaise de Gustave Adolphe. Christelijk Gereform. Gemeente. (Ged. Oudegracht). Voorm. 10 ure, 'sAv. 5 ure, Mulder. Klein Heiligland). Voorm. 10 ure's Av. 5 ureSchotel. Luthersche Kerk. Voorm. 10 ure, Poolman. Kerk der VereenigdeDoopsgezinden Voorm. 10 ure, de Lanoy. 's Avonds 6 urede Vries. Remonstrantsche Kerk. Voorm. 10 ure, Tideman. Bevestiging der nieuwe leden. Met medewerking v. h. zangkoor. Kerk der Broedergemeente. Voorm. 10 nre, Weiss. Chr. bewaarschool L. Heerenvest. Maand, 's av. 8 ure, Moeton. Bijbellez. Genesis 21 8 vv. Lokaal in de Oranjestraat. Dinsdag 's av. 8 ure, Smeding. Bijbellez. Mattli. 15 21 vv. Lokaal der jongelings-Vereeniging. Geen Bijbellezing. In deze en de volgende week zal Ds. Hoog niet catechiseren. Ds. Escher heeft in dank ontvangen voor de Chr. school voor on- en minvermo genden uit het busje van M. K. f 10, De Nutslezing. In de Sociëteit „de Kroon" had Dinsdag avond de tweede buitengewone vergadering met dames plaats van het Departement Haarlem der Maatschappij ,,tot Nut van 't Algemeen.''Twee Sprekers zouden op treden, de heeren M. J. Mees en W. C. Goteling Vinnis. De heer Mees opende den avond met een voordracht naar aan leiding van Bornier's drama getiteld „La noce d' Attila", door den spreker in onze taal overgebracht. Het berust op een geschiedkundigen grondslag met welken Spreker zijne toehoorders op boeiende wijze in kennis stelde. De Hnnnen, een volk uit verschillende stammen bestaande, die omstreeks 375 na Chr., uit Azië naar Europa kwamen, daar de verschillende volken, die zij op hun weg ontmoetten voor zich uit dreven en verplaatsten, woonden in tenten, voedden zich met rauw vleesch,waren stonte ruiters en dappere, on dernemende soldaten. Sommigen van hen leerden de Romeinsche beschaving kennen, door hun verblijf te Rome en te Kon- stantinopel en doordien zij geleerde Ro meinen en Grieken aan hnnnen dienst wisten te verbinden, maar óók leerden zij de innerlijke zwakheid kennen van het Romeinsche rijk. Attila, de zoon van Mundzuck, wist in 445 na Chr. al de Hnnnen onder zijne heer schappij te vereenigen, breidde zijn gebied uit van de Wolga tot de Oostzee en sloeg zijn begeerige blikken naar het Westersch Romeinsche rijk, waar hij, na een ver nielenden tocht, zeventig steden uitplun derde. Dit geschiedde in 446 en 447, doch hoewel een vrede tot stand kwam, vond Attila spoedig aanleiding om een nieuwen oorlog te beginnen, onder de volgende omstandigheden. Honoriade zuster van keizer Valentinianns III, had eenige jaren vroeger aan Attila een trouwring gezonden, en hem daardoor als ten huwelijk gevraagd,doch de Hunnenvorst had de zaak als een meisjesgril beschouwd. Thans maakte hij van dit feit gebrnik om Honoria en de helft van het Westersche rijk op te eischen. Een Romeinsch ge zantschap tracht den storm te bezweren als antwoord trekt Attila met een leger van ruim een half millioen tegen het Westen op. Geheel Boven-Italië valt in zijne macht en hij huwt nu met eene ge vangen genomen Bourgondische Konings dochter. In den eersten huwelijksnacht sterft Attila aan eene aderbreuk. Dit huwelijk en die dood gaf den dichter stof tot het drama, waarvan eenige uit stekend schoone plaatsen werden voorge dragen. De dichter schetst in levendige bewoordingen den strijd tnsschen Attila en diens zonen om het bezit der schoone Bourgondische, hoe de overmacht voor Attila beslist, hoe zij, zelfs geen liefde voor den Hun veinzende, zich in het on vermijdelijke schikt; hoe smaad en ver vloeking over haar worden uitgestort, doch hoe in haar binnenste niets dan haat tegen den overweldiger zetelt. De dichter laat in den brniloftsnacht den Bruidegom sterven door de hand van zijne jeugdige gade, doch Attila weet, niettegenstaande de stellige verzekering van de bruid, zijn volk te beduiden dat niet zij, doch hij zelf zich ten doode toe heeft verwond. De heldhaftige daad van de konings dochter en de dood van Attila gaven vervolgens den Spreker aanleiding ook de zedelijke strekking van het drama in een helder licht te plaatsen. Met de meeste aandacht volgde men de voordracht van deze doorwrochte studie, en de bijvalsbetuigingen waren een bewijs dat dezelve op den rechten prijs werd gesteld. Daarna hield de heer W. C. Goteling Vinnis eene voordracht getiteld „d e J a- cobieten. Ook deze spreker bracht zijn gehoor, aan de hand der geschiedenis, de feiten onder de aandacht waarop dit drama van den Franschen dichter Franjois Coppée steunt. Koning Jacobus II was in 1689 ver vallen verklaard van den Schotschen en van den Engelschen troon; met hem viel de dynastie der Stuarts. Niettegenstaande dit bleef toch nog eene partij bestaan die hem, zijn zoon die ook Jacobus heette en Karei Eduard den zoon van dezen, ge trouw bleef. Sommige Schotsche edelen vormden een legertje om hun doel, de wederverheffing der Stuarts te bewerken. Dit legertje, met prins Karei Eduard aan het hoofd, behaalde eenige voordeelen, doch werd den 27 April 1746 verslagen. De prins moest vluchten om zioh het leven te redden, en hier begint het werk van den Franschen dichter, door den Spreker in schoon Nederlandsch overgebracht. Tnsschen eenige bergbewoners die den toestand bespreken, verschijnt de tachtig jarige Angus, geleid door zijne klein dochter Marie. Hij heeft de gelofte gedaan geen vaste legerstee te willen, zoolang de Stuarts niet ten troon verheven zijn en door zijn albezielend woord weet hij den zinkenden moed aan te wakkeren, waarin hij ook door de schoone Marie wordt bijgestaan. Karei Eduard heeft juist een onderhoud afgesproken met een edelman, lord Fingall, iemand van vijftigjarigen leeftijd en wiens twintigjarige wederhelft, Dora, droomt van avonturen, waarvan zij en de prins de hoofdpersonen zijn. Aan den oproep ten strijde is slechts door een der bijeengekomen Schotten gevolg gege ven, doch de roerende toespraak van den blinde brengt hen tot andere gedachten, waarop hij het Schotsche vaandel aan zijn bedelstaf bevestigt. Gedurende de thans heerschende geestdrift komt Karei Eduard op, wil den bedelaar zien, van wiens trouw hij zooveel heeft hooren spreken en geeft aan de schoone Marie een kus als onderpand van zijn liefde tot het arm Schotland. Doch deze kus wekt de ijverzucht van de pasgenoemde Dora op. Wij vinden de laatste twee maanden later in het kamp van den prins, en een intieme verhouding is reeds tns schen haar en den prins ontstaan. Bij de Schotten heeft het gerucht ervan zich ver spreid en men wil zich overtuigen wie de vrouw is, met wie de prins van tijd tot tijd zijn heimelijke samenkomsten heeft, doch Marie weet den goeden naam van Dora en van den prins te redden door zich in de plaats der schuldige vrouw te stellen. Haar zelfopoffering leidt niet tot gewenschte gevolg, want de krijgs kansen keerenen wij treffen den prins weder aan als vluchteling, bewaakt door den edelen Fingall, de echtgenoot van Dora, niettegenstaande hij thans de verhouding tusschen zijne vrouw en den prins kent. De Engelsche troepen trekken moordend en plunderend voorwaarts en naderen de woning waar de prins verblijft. De edel moedige Fingall weet hen te misleiden doch hoewel de prins het gevaar ontkomt wordt hij zelf geboeid weggevoerd, hier door wordt Karei Ednard gelegenheid gegeven om vermoeid en hongerig de kust te bereikenwaar een Fransch vaartuig hem zal behulpzaam zijn in het bereiken van Frankrijk. Hier verschijnt weer de blinde bedelaar met zijn Marie. Het held haftig kindmoedeziek en zonder brood rust onder den mantel van den grootvader. De prins herkent haar en een roerend afscheid bewijst hemdat, al moet hij vluchten, toch in Schotland nog harten warm voor hem blijven kloppen, behalve dat van Mariedie sterft op het oogenblik dat de prins aan boord van het schip en dus gered is. De blinde Angus wik kelt het dierbare lijk in het Schotsche vaandel, en in de allerschoonste bewoor dingen wenscht hij zoo lang te leven, tot een zerk haar graf mag dekkenwaarop gebeiteld staat het woord „Getrouwe." Het zeer uitgewerkt stuk moest aan merkelijk verkort worden, het speet ons; gaarne hadden wij den spreker gevolgd, ook daar waar hij meende eenige bekor tingen te moeten maken. Dat de zielvolle voordracht van den geachten spreker diepen indruk maakte, bewees het applaus waarmede men hem dankte voor de boeiende wijze waarop hij de Nutsleden in kennis stelde met het schoone drama en ieder stemt ongetwijfeld met ons in, als wij den heer Goteling Vinnis een hartelijk „tot weerziens" toeroepen. „Zang en Vriendschap." De nitvoering, die de Liedertafel „Zang en Vriendschap" Woensdagavond in de muziekzaal der Sociëteit „Vereeniging" gaf, bekleedt eene waardige plaats in de rij concerten, welke ons in dit seizoen worden aangeboden. Onder de koornummers kwamen twee voor, waarmede de Liedertafel op het jongste conconrs te Verviers eene hoogste onderscheiding behaaldeen in waarheid, wij kunnen ons moeielijk voorstellen, dat eene jury geene onderscheiding zoude toekennenals die koren werden gezongen zooals Woensdagavond. Al dwepen wij niet met composities als „de wederkomst der Bannelingen" wij vergeten nietdat bij een concoursnummer dikwijls in hoofd zaak wordt gelet op technische moeielijk- hedenwelke door „Zang en Vriendschap' op schitterende wijze werden overwon nen. Bijzonder ook trof ons het fraaie klankgehalte in „des Heeren Huis" van J. C. Boers. Een oprecht compliment voor de koren is ten volle verdiend en eenige hinder lijke vlekjes in „Germinal" laten wij zonder meer passeeren ter wille van het vele goede dat ds Liedertafel ten gehoore brasht. De Heer Rogmans is een der weinige werkelijke tenorenwaarop ons land zich mag beroemen. Zijn beschaafd gelnid, bestudeerde voordracht en de gemakkelijk heid waarmede hij over technische zwa righeden, als in het „Freiungslied" van Wagner voorkomen, zegeviert, stempelen hem tot een' zanger van naam. Dat het publiek waardeerde wat hij ten beste gaf bewees het stormachtig applaus dat telkens na zijn optreden door de zaal weerklonk. Het „Frühlingslied" van Gounod had een dusdanig succes dat de zanger dit nummertje biseerde. De Heer Henri Bosnians is als violon cellist ten onzent genoeg bekend en behoe ven wij dus niet uittewijden over de eigen schappen die zijn spel kenmerkten. Zijn programma bestond uit nummers, welke wij reeds vroeger van hem hebben gehoord en 't behoeft nauwelijks gezegd te worden dat de nitvoering beantwoordde aan onze verwachting. Ook hij verwierf enormen bijval en beloonde daarvoor de toehoor ders met eene herhaling van „Popper's Reigen." De Heer L. Schlegel had zich belast met de piano begeleiding, welke moeieiyke en omvangrijke taak hij op zijne bekende artistieke wijze vervulde. Het debat over Hoofdst. V der Staatsbegrooting Binnenlandsche Zaken werd Maandag in de Tweede Kamer voortgezet, nadat met 52 tegen 8 Stem men besloten was, op voorstel van den Voorzitterde wetsontwerpen der Reg. en van de heeren W. v. Dedem c. s. betreffende de snikerkultunr in Indiëaan W

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 1