I LIEFDE EN PLICHT. Naar liet Engelsch van M. E. Braddon. 17) „Ik begrijp niel wat gij in Childe Harold vinden kunt, om u slecht te maken," zeide Madoline die het ouder- wetsche begrip ingezogen had dat Byron de dichter dezer eeuw was. „Dat kan ik u moeielijk vertellen maar er is een zeker iets, een soort van gevoel, dal het leven eigenlijk niets waard is, dat men, te midden van alles wal schoon, en prachtig, en heilig, en belangwekkend hier op aarde is, evengoed dooden dan heter af zou zijn dan in een wereld te leven waarin deugd nooit behoor lijk beloondwaarheid, eer, moed en verheven gedachten nooit begrepen worden waar, om kort te gaan, alles zelfzucht is. Ik weel dat ik mij slecht uitdruk, maar ik kan moeilijk woorden vinden om mijn gevoelen beter uiltedrukken." „Ik houd het er voor dat gij gelooft, dal Byron, zelfs toen hij in zijn besten tijd was, als een menschenhater schreef." „Dat kan wel zoo zijn, want hoewel de verzen van Tennyson mij nooit naar hooger sferen doen zweven, doen zij mij toch gevoelen, dat het hier op aarde niet slecht maar in den hemel beter isdat grootsche gedachten en edele daden altijd, op welke wijze en waar dan ook, vruchten dragen, dat het beter is veel te lijden, en zijn dierbaarste wenschen op te offeren dan in dit leven eenig kortstondig genot te hebben, en dan te sterven, evenals de insecten die slechts één dag leven." „Hel doel mij zoo goed, zusje, dat gij in goede poëzie genot kunt vinden," zeide Madoline, opgetogen bij elk bewijs dat haar zuster meer smaak kreeg in iets ernsligers, dan zij tot nu toe had gehad. „Genot er in vindenik dweep er meê. Denk toch niet, dal ik niet veel van lectuur houd, Lina. Alleen vraag ik, om grammaires, aardrijkskunde en levensbeschrijvingen van beroemde mannen, zoover mogelijk van mij ver wijderd te houden, even als reizen naar de Noordpool er is ook nog een Zuidpool, niet waar zusje Hoe wel niemand zich daarover veel be kommert en dan nioogt gij mij zooveel boeken voorlezen als gij maar wilt." „Hoe goed en lief toch van u, zusje!" zeide Madoline, glimlachende tegen het frissche gezichtje op het canapé-kussen. „Nu, dat is goed, ik wil u met genoegen voorlezen, het zal een genot voor mij zijn om aan de voltooiing uwer opvoeding mede te werkenwant hoewel meisjes op school verschrikkelijk veel schijnen te leeren van allerlei zaken, kennen zij er maar heel weinig van als zij van school komen. Als gij er dus lust in hebt, dan zullen wij dagelijks een paar uren samen lezen." „Tot dat Gerald t'huis komt," her nam Daphne, „hij zal niel toestaan dat gij een paar uur daags aan mij besteedt. Hij zal u geheel voor zich alleen wenschen." „Hij kan zich in onze studiën bij ons voegenhij heeft veel gelezen." „Om een toekomstigen schoon broeder eens te laten zien hoe ver schrikkelijk dom en onwetend ik ben Voor al de schatten der aarde niel!" riep Daphne uit. „Laten wij eens een beetje over hem spreken, Lina, gij zult wel verheugd zijn bij de gedachte dat hij naar huis komt?" „Jaj natuurlijk ben ik er blijde om." „Hoe maken mijn vader en Gerald het nog al te zamen?" „Het spijt mij het te moeten zeg gen, niet al te goed; Papa houdt meer van Edgar dan van Gerald. Gij weet hoe hij dweept met rang en hooge geboorte. Ik geloof dat hij Gerald nooit heeft kunnen vergeven, dat zijn vader handelaar is geweest." „Maar Lady Geraldine is er toch ook om op te wijzen, dat maakt toch veel goed." „Volgens papa's meening maar heel weinig. Gij moet begrijpen dat de titel van Graaf van Heronville, slechts een stichting is uit den tijd van Karei II, en die adellijke titels waren niet altijd even onberispelijk. Ik geloof dat er schandalen met de eerste gravin plaats hadden. Haar portret, door Sir Peter Lely geschilderd, hangt in de eetzaal op Goring Abbey. Zij moet een zeer beminnelijke vrouw geweest zijn en Lady Geraldine was er niel weinig trotsch op, dal men meende dal zij op haar geleek." „Niettegenstaande zij niet fatsoenlijk was," zeide Daphne. „En bestond er werkelijk gelijkenis?" „Ja; zelfs buitengewoon groot. Ik kan het zelfs aan Gerald zien, die het evenbeeld zijner moeder is, dezelfde droomerige oogen, dezelfde nadenkende trek om den mond, maar gij zult zelf gelegenheid hebben om te oordeelen wanneer Gerald over komt, want zonder twijlel zullen wij een bezoek op de Abdy afleggen." „De Abdy? Hel is zeker een heel oud gebouw, denk ik?" „Toch niet; Mijnheer Goring liet het bouwen." „Waarom werd het dan Abdy ge noemd Dat beleekent toch een oud gebouw waarin eens monniken woon den." „Het was een gril van den Heer Goring. Hij stond er op, zijn huis een Abdy te noemen. Het was na tuurlijk bespottelijk; maar, hoewel hij een door en door goedman was, had hij toch iets hardnekkigs in zijn karakter, zoodat het onmogelijk was, hem van een eens genomen besluit af te brengen." „Wat een eigenzinnig, oud schep sel! En is de Abdy fraai?" „Het is zoo grootsch en prachtig als het met geld te maken was. Er zijn galerijen geheel en al zooals die te Muckross, en de eetzaal heeft een Gothische zoldering, en wordt „het Befectorium" genoemd. De ligging is bepaald prachtigeen dicht begroeide vallei, door groene heuvels omringd." „En gij zult de meesteres op dit prachtige landgoed worden Ach, Lina wat zal ik toch moeten beginnen als gij getrouwd zijt, en ik alleen hier blijf met papa? Hoe zal ik dal uit houden?" „Zusjelief, tegen dien tijd zult gij geleerd hebben uw vader te begrijpen, en zult gij u geheel en al met hem op uw gemak gevoelen." „Ik geloof het niet. Ik vrees, dat hij een dier verborgenheden is, die ik nooit zal doorgronden." „Maar beste meid dat is een dwaas heid. Buitendien over een paar jaar zal mijn zusje ook wel getrouwd zijn en een eigen huishouding hebben misschien wel een veel belangrijker landgoed dan Goring Abbey," voegde Lina er bij, aan Hawksyard denkende waar volgens den natuurlijken loop van zaken de toekomstige woning van Daphne wel zoude zijn. Junimaand was reeds over de helft en het weder was prachtig, de hemel even blauw en onbewolkt als te Fon- tainebleau een jaar geleden, doch zonder de kokende hitte en de be dompte lucht. Hier was ten minste een koel windje, dal Daphne om de slapen speelde en frisch gras onder hare voeten. Zij genoot van den zomer en was het grootste gedeelte van den dag buiten op de rivier, in het bosch of in den tuinzelfs wanneer zij stu deerde, was hel in de schaduw van den groolen Spaanschen kastanjeboom, die als een dak van bladeren de ge- heele laan bedekte. Somtijds nam zij haar schetsboek mede op een heuvel naar een of ander mooi punt, en begon met ruwe trekken een land schap te leekenen, een lucht aanle- leggen, een enkelen boom op den voor grond te schetsen en daarna alles weder op te bergen. Zij maakte nooit iets af. Haar schetsboek was vol met allerlei begohnen leekeningen, niet van talent ontbloot: muisvale koeien, rood bonte ossen, allerlei soort van boomen, rotsen en ouderwetsche En- gelsche landhuisjes, of een van grijzen steen gebouwde dorpskerkmaar niets afgewerkt; alles den stempel dragende van een rusteloos wispelturig karakter. Den juisten dag waarop Gerald zou terugkomen had hij niet opgegeven. Hij was in Zweden te midden van prachtige watervallen en grotten, waarvan hij in zijne brieven aan Madoline een beschrijving gaf, en zou spoedig te huis komen, misschien wel voor het einde van Juli. Zijn afspraak met de bedienden op de Abdy was, dat zij hem ieder oogenblik konden verwachten en dus steeds gereed moesten zijn. Het onbepaalde hiervan maakte dat Madoline steeds min of meer gejaagd was, en toch moest zij uiterlijk hare kalmte be waren, en vol aandacht voor haar vader zijn, die voortdurende oppassing noodig had. De liefde voor zijn oudste dochter was de eenige goede hoe danigheid van zijn zelfzuchtig karakter, en toch was hel ook nog eigenbelang dat hem bezielde, want om haar bij zich te houden, zoude hij haar als oude jonge juffrouw laten voortleven, maar toch was het beginsel liefde, en dat was reeds veel bij een man van zijn karakter. Hij wilde haar altijd bij zich hebben, altijd binnen het bereik zijner stem, op reis zijn gezellin en te huis zijn raadgeefster. Over alle bijzonderheden van zijn landgoed en het hare raad pleegde hij haar, en slechts zelden schreef hij een brief over zaken, zon der eerst haar oordeel te vragen. Zij moest bijna onafgebroken in zijn studeerkamer zijn. Wanneer hij ver moeid te huis kwam na een drukken morgen, moest zij hem de couranten voorlezen of een of ander staatkundig artikel uit Blackwood of een ander lijdschrilt, ten minste als hij genegen was er naar te luisteren. Nooit trachtte zij een barer plichten te verzaken of wel haar eigen genot voorop te zetten. Zij had zich gewend de metgezel haars vaders te zijn, en beschouwde het als een voorrecht hem te mogen bedienen. „Dochter zonder weerga, volmaakte vrouw," zeide Sir Vernon, terwijl hij haar de hand drukte„Goring is wel gelukkig zulk een prijs te win nen." „En waarom, vaderlief, zou hij geen goede vrouw moeten hebben Hij is zelf ook goed. Herinner u nog eens welk een goed zoon hij was." „Voor zijn moeder, ja', maar of hij het wel zoo goed met den ouden Goring kon vinden, dat betwijfel ik sterk, ik zou wel willen, dat hij van een betere afkomst was." „Dat is "een vooroordeel, van u, vader." „Het is een vooroordeel dat ik zel den gelogenstraft heb gezien. Ik had liever gezien dat gij Edgar gekozen had. Die zou een goede man voor u geweest zijn, een afstammeling van dien Turchill die magistraal van Warwickshire was, gedurende de regeering van Edward den Vrome. De moeder van Shakespeare stamde van hetzelfde geslacht af, waaruit gij dus zien kunt, dat Edgar verwant is aan den grootsten dichter die ooit geleefd heeft." „Neen, dat zoude ik nooit gedacht hebben," zeide Madoline lachende; „uit zijn omgang zoude men zijn al komst niet gissen. Ik mag hem graag lijden papa, dat weet uzelfs kan ik zeggen dat ik hem bemin, maar als een zuster. Nu wij toch zoo over hem spreken, papa, zou u denken, dat hij een goed echtgenoot voor Daphne zoude zijn"? zeide zij weife lend met de oogen op haar haakweik gevestigd. „Zij zou wel buitengewoon geluk kig zijn, als zij hem kreeg," ant woordde Sir Vernon met een betrok ken gelaat. „Hij is veel te goed voor haar." „Maar vader! hoe kunt u zoo over uw eigen kind spreken hernam Lina afkeurend. „Moet iemand dan blind zijn voor de gebreken van een meisje, omdat zij toevallig zijn naam draagt?" vroeg Sir Vernon ongeduldig. „Daphne is een eigenzinnig, ijdel kind." „Gij vergist u werkelijk," zeide Lina, „zij is goedhartig en vriendelijk." „GoedhartigJa, ik ken dal. Vrien delijke woordjes, glimlachjes, allerlei bedriegelijke kunstjes; een schepseltje waarvan gij alle bewegingen volgt zooals gij een vogel in zijn kooi gadeslaat. Bevallig, schoon, valsch, onwaardig! Ik heb eenige ondervin ding van dat soort." „Maar vader, dat is een wreed voor oordeel. Wat heeft Daphne dan toch gedaan om u te beleedigen?" „Wal zij gedaan heeft? Is zij geen dochter barer moeder? Maar laten wij er liever niet meer over spreken, Lina. Zij is eenmaal mijne dochter en dus moet ik er zoo goed mogelijk mede voort. God geve, dat zij niet den kwaden weg opga, maar ik ben vol zorg wanneer ik aan haar toekomst denk." „Dan zoude het u dus genoegen doen, indien Edgar haar vroeg, en zij hem aannam?" „Zeer zeker. Hel zoude het beste zijn, wat haar te beurt kon vallen. Hel zoude mij alleen voor hem spijten. Maar ik geloof niet dat een man, die liefde voor u gevoeld heeft, zich ooit met Daphne zou kunnen te vreden stellen." „Hij heeft veel voor haar over." „Che Sara, Sara!" mompelde Sir Vernon, nadenkend. Het was 21 Juni de langste, de warmste en ook de helderste dag, die er nog geweest was, en Daphne genoot dan ook ten volle van de heldere zuivere lucht. Sir Vernon en Madoline hadden een afspraak om het lunch te komen gebruiken op een buitenplaats voorbij Stoneleigh, min stens elf mijlen ver, en dus was het middagmaal van acht uur tol half negen verzet, waardoor Daphne den geheelen dag voor zich alleen had zij kon dus haar eigen smaak volgen, zelfs niel gehinderd door haar toe genegen slaaf Edgar, die, indien hij te huis was geweest, haar als hare schaduw zou gevolgd hebben, maar nu eenige dagen met zijn moeder in London doorbracht, en aldaar met de landelijke, oude dame allerlei schilderij-verzamelingenmuseums theaters enz.enz., bezocht, om daar door te trachten, in weinige dagen, het boersche in zijne manieren voor sleedsche vormen te verwisselen. Edgar was weg; het open rijtuigje met de mooie bruine paarden was om elf uur ongeveer vertrokken. Madoline zag er in haar zomerloiletje allerliefst uit, terwijl haar vader zich kalm naast haar zette, het aan haar overlatende om de vurige paarden te besturen. Daphne keek het rijtuig na tot het om een hoek verdween en liep toen spoedig in huis, om haar eigen pro gramma op te maken. „Ik wil een buitenpartijlje maken," zeide zij tot zich zelf, „een kalm partijtje a la Robinson Crusoe. Ik wil geen ander gezelschap hebben dan Tennyson en Lina's mandje, om mij mede bezig te houden. Goldie en ik zullen er eens op uitgaan en een afgelegen hoekje in Charlecole Park zoeken, waar wij dan ons lunch kun nen gebruiken. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EK VEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6