LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Braddon. 18) „Ik geloof haast dat hel bij de wet verboden is, om van het akelige voetpad aftegaan, maar wie stoort zich op 21 Ju ni aan de wel? Ik zal even goed durven als Shakespeare toen hij uit stroopen ging, en gelukkig is er nu geen rechter Shallow meer om mij ter verantwoor ding te roepen." Zij ging dadelijk naar haar kamer om een mandje te halen, een mooi mandje in den vorm van een bijen korf, helzellde dat zij en ook hij le Fontainebleau gedragen had. En hoe dwaas was het van haar om het stroo te kussen toen zij er aan dacht, wie het in de hand gehouden hadToen naar de kamer van de huishoudster om allerlei provisies meêleneinen. Een gebraden koude kip, een Hink stuk eigengebakken koek, een beetje aard beien, een flesch limonade en een paar broodjes. Juffrouw Spicer zou al die zaken netjes in wit papier gepakt hebben, maar Daphne gooide ze allen door elkander in het mandje. „Geef u toch geen moeite, mijn goed oudje, hel is alleen voor Goldie en mij," zeide zij. „Maai daarom kunt gij toch immers alles wel in orde hebbenziedaar, gij zoudl hel zout vergelen hebben als ik er niet was geweest. En als gij dal alleen ineêneemt, dan zoude ik u toch aanraden er iets degelijks bij te doen." „Geef mij dan voor hem, nog maar een paar sneedjes vleesch mede en ook nog een paar van uw lekkere broodjes," antwoordde Daphne. „Gol die moet geen gebrek lijden, en dus help mij gauw, als een goed oudje, want ik heb vreeselijk veel haast.'' „Iloe is 't mogelijk, jonge juffrouw, en gij hebt den geheelen dag nog voor u Gij zult hel vreeselijk eenzaam hebben." „Wat zegt gij daar? Met Goldie en de mooie verzen," riep Daphne uit, daarbij haar klein in groen laken ge bonden dichtbundeltje bekijkende. „Ja, u heeft misschien gelijk, het is ook zoo, als jonge dames een mooi romannetje bij zich hebben dan voelen zij zich niet eenzaam," zeide jutliouw Spicer, terwijl zij alle hoekjes van het mandje vulde, waarmee Daphne vroo- lijk wegstapte om Goldie le roepen. Goldie was een licht roodbruin diertje, erg levendig, met een spitsen snuit en heldere bruine oogen; een hond die nooit stil was, en die, wan neer men hein aan den anderen kant van het graafschap zou kwijtraken, stellig regelrecht door heg en steg, over heuvel en dal naar huis zou komen loopen. De eene helft van zijn leven sleet hij aan de ketting bij de stallen, en de andere inet door het graafschap te rennen in gezelschap van Daphne. Gedurende een gewone wandeling liep hij een onnoemelijk aantal mijlen al, dan was hij ver vooruit en dan weer achter, en ook hield lig er veel van om koeien te jagen, lhj was zeer gehecht aan Daphne en min of meer bang voor haar, ter zake van diejacht- partijljes op koeien; als zij vriende lijk tegen hem was, sprong hij vroolijk rond maar als hij kwaad gedaan had dan kroop hij aan haar voeten. „Ja inaar, Goldie, hoor eens als wij in Charlecole Park zullen gaan, om daar wat te gebruikendan moet ik een riem voor je meenemen," zeide Daphne terwijl zij op weg gin gen terwijl Goldie zijn blijdschap door luid geblaf te kennen gaf. „Hel zou volstrekt niet goed voor je zijn om de herten of zelfs de ossen te jagen. Wij zouden in nog grooter moeilijkheid komen dan Shakespeare, want diens vader was zoo streng niet als de mijne. Ik houd hel er voor, dat de oude handschoenenmaker een goedhartige ziel was, waarmede zijn zoon kon omspringen zooals hij ver koos." Het was, dwars het land over, een wandeling van een goed hall uur naar Charlecole; een weg door welig met hoornen begroeide weilandenzoo lommerrijk als zij in den tijd van Shakespeare misschien niet beslaan hadden. Zelfs in den legenwoordigen tijd is de landbouw in Warwickshire nog geheel anders dan elders. Heg gen groeien hoog en wild dooreen breedgetakle eiken, beschaduwen het malsche, fijne gras; terwijl allerlei distelswilde rozen <-n andere bloe men welig langs den rand van de sloolen bloeien; terwijl de grasvelden langs den weg land dat niemand toebehoorde raiinle aanbood voor de kar van den marskramer, het spel der kinderen ol als lustplaats voor een vermoeiden bedelaar, die met hel gelaal naar den grond gekeerd lag te slapenterwijl de leeuwerik hoog in de lucht zong en het geritsel der hoornen hein in slaap suste. Het is een prachtige landstreek, prachtig door zijn eenvoudig, lande lijk schooneen rustige geschikte wieg voor een groolen geest. Na de velden te zijn overgegaan, kwam men aan een laan met een dak van bladeren, gevormd door de overhangende takken, waardoor hier en daar een zonnestraal drong, ver volgens aan een hek van een voetpad, dal door Charlecote Park liep. In de verte zag men de grijze muren van het huisaan de eene zijde eerbied waardig, en aan de andere modern; verder de steenen brug met. slechts één boog, en het meer, eindigende in een bijna stilstaand beekje waarvan men de uitwatering niet zag. De zwaar ste olmbooinen schenen te jong om uil den tijd van Shakespeare te dag- leekenen. Maar hier en daar vond men nog een hollen stam van groolen omvang, waarvan eenmaal de scha duw zijner groene lakken een rust plaats was geweest voor de herten die hij stroopte. Hel was er zeer eenzaam. Niemand stoorde dus Daphne's genot ol maakte aanmerking op het hondje, dat heel gedwee naast haar liep aan den riem en slechts verlangende blikken wierp op de in de verte grazende ossen. Zij wandelde door de eenzaamste gedeel ten van het park, er zich volstrekt niet aan storende ol de weg waar zij ging gebaand was of niet, en of er ook wetten of reglementen bestonden, die haar verbodenzich daar te be vinden eindelijk zette zij haar mandje neder in de schaduw van den zwaren eik, ging aan den voet daarvan zitten met Goldie, steeds gebonden eildus tot gehoorzaamheid genoodzaakt, bij zich; een eind van de riem maakte zij aan een der laagste takken van den boom vastwaarbij de hond, op zijn achterpooten slaande, haar steeds de handen lekte. „Zie zoo, hondjelief, nu ben je even goed bezorgd als op je gewone plaats bij de stallen. Gij kunt de koeien en schapen in de verte be wonderen die daar zoo rustig in den zonneschijn staan alsol zij nooit van een zonnesteek gehoord hebben, maar gij kunt ze niet jagen. En nu zult gij ook uw maal hebben." Hel was een zeer kalme pic-nic, misschien zelfs een beetje eentonig; hoewel, op zijn ergst, hel toch nog beter was alleen le midden van vier voetige dieren le lunchen in Charlecote Park, dan een gedwongen vroolijken toon te moeten aannemen in gezel schap van domme, vervelende men sehen, bij gelegenheid van potverteren, en dan zeer twijfelachtige kreeften en lauwe Champagne le moeten gebrui ken ter gelegenheid van een dier geliefkoosde buitenpartijtjes van de Londensche winkelbedienden. Daphne dacht aan den 21sten Juni van verle den jaar, toen zij een stukje kip zat te eten en daarbij haar limonade ge noot, waarvan de belli verloren was gegaan bij hel ontkurken der llesch. Hoe vroolijk was '/ij toen geweest, hoe bespottelijk en dwaas verheugd! En nu was er, sedert haai zeven tienden verjaardag, een groot gedeelte van haar levensgenot verdwenen. „Hoe gelukkig ziel Lina er uit, nu de tijd nadert dat haar minnaar te huis komt!" dacht zij. „Zij heelt een toekomst voor zichzij heelt reden om de dagen le lellenterwijl voor mij de tijd onverschillig is, de eene week is evenals de andere. Maar ik ben een akelig zelfzuchtig schep sel. Ik moest mij 111 haar blijdschap verheugen, ik moest vroolijk zijn om dat zij vroolijk is. Maar de Natuur heeft mij uit minne stol samengesteld, wal dunkt jij er van Goldie?" Zij legde haar blond kopje op de bruine huid van haar lieveling. De goudgele loshangende haren staken sterk af bij de roodbruine kleur van den hond en toch harmonieerden die kleurenen vormden een fraai ge heel. Maar er dwaalde niemand door Charlecole Park om Daphne's portret le maken. Zij was heel blij niet ont dekt te worden door een gezelschap ijverige Amerikanen, met brillen op, regenjassen aanoverdreven bespot telijk geleerd, die veel meer van de levensgeschiedenis van Shakespeare weten dan het minder voortvarende overblijfsel van het Angel-Saksische ras, dat nog aan deze zijde van den Allantischen Oceaan bestaat. In gedachten verdiept zat zij hare aardbeien te etenen voedde Goldie zooveel, dat hij zich eindelijk zoo gemakkelijk mogelijk uitstrekte om van een jacht le droomenwaartoe hij nu toch veel le lui zou geweest zijn, al ware hij vrij geweest. Daarop sloot zij het ledige mandje, zette zich recht gemakkelijk tegen den ouden stam en opende haar verzenboek. Het waren gedichten om dikwijls over- lelezensteeds weer van voren af aan, een dier zeldzame boeken die nooit vervelen zooals Sbakespeare ol Goethe's Faust of Childe Harold een boek om open te slaan onver schillig waar. Maar Daphne sloeg het boek maar niet zoo toevallig open. Elaine was voor haar het vers der verzen, en zoo was het dan ook Elaine, dat zij heden las, in die heerlijke schaduw, te midden van groene weiden en eer biedwaardige boomen, onder een wol- keloozen hemel. Launeelol was voor haar het ideaal van een man schuldigmaar met al zijn gebreken toch veel beminnelijker dan zelfs de volmaakte Arthur. En toch, welke vrouw, zoude niet gewenscht hebben de eohlgenoote van Arthur te zijn? Zij las zeer langzaam, ieder woord overdenkende, want die jonge, blonde Sakser was voor lijar een werkelijk persoon een wezen wiens leed haar pijn deed terwijl zij las. Er was een lijd geweest, dal zij, zonder le weenen de geschiedenis van Elaine niet kon lezen, maar heden bleven hare oogen droog, zelfs lot hel ein de, toen zij in hare verbeelding de boot langzaam stroomafwaarts zag drijven, en hel liefelijke gelaat der doode naar den hemel scheen te zien, de albast witte handen saaragevouwen op hel hart dat gebroken was uit liefde voor Launeelol. „Ik zou wel eens willen weten hoelang hij over haar treurde," dacht zij, terwijl zij het boek dicht deed, en met de handen boven het hoofd ge vouwen tegen den eikenstam leunde, zich geheel overgevende aan droome- rijen en volstrekt onverschillig omtrent het uur van den dagslechts genie tende van de heerlijke zomerlucht en hel prachtige landschap. De kerktorenklok van Charlecote had vijf geslagen, toen zij zich met moeite uit hare droomerijen oprichtte, den hond losmaakte, haar mandje opnam en de tehuisreis aanvaardde. Zij had overvloedig lijd voor haar wandeling. Het diner was bepaald op half negenen het was zelfs niet waarschijnlijk dat Sir Vernon en zijne dochter tegen dien tijd te huis zouden zijn. Het was een prachtig leest waartoe zij genoodigd waren, een feest ter eere van iemands meerderjarigheid een dejeuner met Champagne voor de deftige gastengebraden vleesch en zwaar bier voor de meer burgelij ken, veel toastenmilitair muziekkorps in één woord, een prachtig ont haal. Sir Vernon had al gebromd over de onvermijdelijke verveling van hel toekomstige feest, en beschouwde zich zelf als een martelaar van buurschap. De wandeling naar huis in hel kalme avondlicht was heerlijk. Goldie, die zoodra zij Charlecole vei laten hadden los gelaten was, liep en sprong als een bezetene. Wat had hij een pret toen zij de eerste kudde naderden de onschuldige melkkoeien jagende, en zijn leven in gevaar brengende door op de gehoornde koppen der ossen aanlevliegenDaphne tiet hem zijn gang gaan. Zij nam niet den koristen weg, om de krommingen van haar geliefde rivier le kunnen volgen. Het was ongeveer half acht, toen zij Goldie op zijn plaats bij de stallen bracht en de groole koele eet zaal binnentrad, waar twee oranje- boomen in groole porceleinen polten, de lucht met hunne geuren vervulden. De huisknecht ontmoette haar in de gnng. „Een oogenblik als 't u belieli, juffrouw Daphne. Mijnheer Goring is aangekomen en zoude u gaarne even willen spreken, voor dal gij u voor het diner gaat kleeden. Hij was erg teleurgesteld toen hij Miss Lawford niet te huis vond en hij zoude u gaarne eens spreken." Daphne keek haar gekreukeld wil japonnetje eens aan hetzelfde dat zij een jaar geleden te Fontainebleau gedragen had en dacht aan haar verward kapsel. „Ik zie er zoo vreese lijk slordig uit," zeide zij. „Mij dunkt, Brooks, dal ik mij eerst moest gaan verkleeden." „Wel neen, juffer Daphne! doel u dat niet, u ziet er goed genoeg uil, dat verzeker ik u. En ik boud het er voor dat mijnheer Goring vol on geduld is om iels omtrent Miss Law- lord te vernemenwant anders zou hij er niet zoo sterk op aangedrongen hebben, om u te zien." „Dat is waar. Welnumisschien lel hij niet op mijn toilet. Ik zal hel er op wagen. En toch de eerste indrukik zoude niet gaarne wil len dal hij mij voor een onopgevoed schoolkind aanzag," mompelde Daph ne, terwijl zij de deur van het salon opende. De kamer was grootvol bloemen en allerlei andere zaken die het ge zicht belemmerdenterwijl de stralen der ondergaande zon dooi het groole raam aan den westkant binnendrongen. liet eerste oogenblik zag Daphne niemander scheen niemand in de kamer le zijn. Wel zag zij de Ameri- kaansche eekhoorn in zijn draaiende kooi rondspringen, ook lag Fluff het mallheser hondjeals een zijden bal in een hoek van de sofa, en dal scheen alles te zijn. Maar toen Daphne langzaam naar het raam gingstond een persoon op, die op een der luierstoelen gezeten had en groette haar. Zij sloeg de armen kruiseling over de borst en riep verschrikt: „Nero „Poppaea!" [Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE EB VEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6