LIEFDE EN PLICHT. Naai- het Engelsch van M. E Braudon. 19) HOOFDSTUK IX. „En zij werd zoo bleek als een doode." „En dus zijl gij Daphne?" zeide Mijnheer Goring, haar beide handen toeslekende en glimlachend aanziende, niet zonder haar fijne teint en groote helder blauwe oogen te bewonderen. Maanden daarna herinnerde hij zich die lieve oogen de doodelijke bleek heid van haar gelaalmaar voor 't oogenblik schreef hij Daphne's blijk bare ontsteltenis toe aan den natuur lijken schrik van een schoolmeisje dat betrapt wordt, een min of meer gevaarlijke escapade gemaakt te hebben. „En dus zijl gij Daphne?" herhaal de hij. „En gij hebt mij verteld dat uw vader een kruidenier in Oxford- street was. Mij dunktdat was toch een beetje al te erg, om mij zoo voor den gek Ie houden." „Volstrekt niet," zeide Daphne, zich zeiven weder geheel meester, terwijl haar oogen ondeugend schit terden, „het was de zuivere waar heid omtrent den.vader van Martha Dibb." „En gij hebt dus den vader uwei- vriendin voor den uwen aangenomen een echt, oud llomeinsch gebruik en volkomen in overeenstemming met uw Romeinschen naam. Maar vertel mij eens even, hoe werdt gij gedoopt? Poppaea Daphne of Daphne Poppaea 1" Gedurende hel laatste halfuur bad hij zich met het eekhoorntje bezig gehoudenmaar hij vond Daphne's verlegenheid veel aardiger dan hel diertje in de kooiterwijl bij noch bij de eene noch bij de andere zich ernstig gestemd voelde. „Plaag mij niet langer," riep Daphne uil„gij hebt van het eerste oogen blik af zeer goed geweiendat mijn naam geen Poppaea was, evengoed als ik wist dat gij geen Nero heette." „Welnu, ik had achterdocht dat gijwat den naam betreftmij een sprookje verteldet; maar omtrent den kruidenier hob ik alles voor goede munt geslikt. Dat was te erg van u. Weet gij wel, dat ik er mij heel on gelukkig door gevoelde? Ik kon de gedachte maar niet verdragendat een meisje zooals gij, iets met een kruidenierswinkel gemeen had. Een bespottelijk veroordeel voor iemand wiens vader als daglooner begonnen is, niet waar?" Daphne was in een der gemakke lijke stoelen naast de kooi van het eekhoorntje gaan zitten en voederde die verwende lieveling met uitgezochte, malsche plantjes. Zij scheen meer genot te vinden in het beschouwen zijner vlugge bewegingen dan in het gesprek met haar aanstaanden zwager. Zij was nu zeer kalm, hoewel nog erg bleek, alleen een klein blosje op de wang, van die zacht roode kleur der wilde roos. „Vertel het toch niet aan Lina," smeekte zij, haar oogen op het diertje gevestigd houdende. „Ozoodus weet zij er niets van „In 't geheel niet. Ik heb hel haar niet durven vertellen. Als ik er aan wilde beginnen dan schoot het mij opeens te binnen hoe schandelijk ik mij gedragen had. Martha Dibb en ik waren dwaze meisjes die zonder na- tedenken, de ingeving van het oogen blik volgden." „Ik geloot niet, dat er bij haar veel ingeving bij te pas kwam," zeide Mijn heer Goring, „mij althans kwa'ri het voor alsof zij maar toekeek." „Het is al heel gemeen van u om dal te zeggen!" riep Daphne uit, in haar schooltaal vervallende, die zij op South-IIili al veel had leeren wij zigen. „Neem mij niet kwalijk. En ik moet werkelijk over onze heerlijke buiten partijtjes liever zwijgen? Natuurlijk zal ik u gehoorzamen, kleintje. Maar ik houd niet van geheimen en kan ze al heel slecht bewaren. Ik zal die twee gelukkige dagen te Fonlainebleau nooit vergelen. Hoe vreemd dat gij en ik, die bestemd waren om broeder en zuster te worden, elkander op zoo'n toevallige wijze moesten ontmoeten! Het scheen wel alsof hel noodlot ons Ie zamen bracht, vindt gij ook niet „Was dat het noodlot dat gij in mijn hand gelezen hebt?" „Neen," antwoordde hij plotseling ernstig, „dat heb ik niet gelezen. Maar," ging hij op luchtigen toon voort, „hel is immers onzin, om iemand zijn lot te kunnen voorspellen uit de lijnen zijner hand. Waarom zou een man, die niet eens veel gelooft aan zaken waarvan hel goed voor hem zou zijn indien hij er aan geloofde zich met zulke dwaasheden ophouden? Sedert onze ontmoeting te Fonlainebleau heb ik al den onzin van handwaarzeggerij voor goed opgegeven. En vertel mij nu eens wat van uwe zuster. Ik ver lang zoo om haar te zien. Hoe ver velend, dal ik nu juist komen moet op een middag, dat zij zoo lang uil- blijlt! Ik had mij haar voorgesteld zittende bij die neten tafel, evenals Penelope haar Odysseus wachtende. Weet gij al dat ik regelrecht van Bergen gekomen ben, zonder inij op te houden?" „Dus zijl gij nog niet eens op uw landgoed, de Abdy, geweest?" „Mijn Abdy blijft wel slaan. Maar hoe ziel de plaats er wel uil de tuinen alles in vollen bloei, ver trouw ik." „Ik ben er nooit geweest." „Nooit? En ik had gedacht dat Lina er minstens een paar rnaal 's weeks heen zoude gereden zijn, om de noodige zorg voor haar toekomstige woning te dragen. Ik vind het alles behalve belangstellend dat gij mijne Abdy nooit bezocht hebt; dat klooster waar nooit monniken woondenmijn eetzaal waar nooit eerwaarde vaders smulden; mijn kapel waarin nimmer een priester de mis las. Ik had nog al gedacht, dal nieuwsgierigheid u wel zou bewogen hebben eens een kijkje op Goring Abbey te gaan nemen, llet is zoo'n prachtig gebouw zonder eenigen stijl hoegenaamd. Maar mijn goede vader wilde hel zoo hebben, en dus mag ik mij er niet over be klagen." „En ik vind, dat gij er wel trotsch op zijn inoogt, in aanmerking ne mende hoe hard uw vader heeft moe ten werken voor het geld, dat hij er aan besteed heeft," zeide Daphne plomp weg. „Ja, dat is zoo, John Giles heeft jaren lang zwaar moeten werken, voordat hij Giles Goring en eigenaar van Goring Abbey was. Hij was een braaf oud man. Dikwijls spijt het mij, dat ik hem niet meer gelijk." „Lina zegt, dat gij meer het karak ter uwer moeder hebt." „Dat geloof ik ook wel maar dat pleit niet voor mij, want de Heron- villes waren altijd een beetje wonder lijk van aard, terwijl mijn vader een der beste menschen was, die ooit op twee beenen liepen. Denkt gij, dat Lina het prettig zal vinden, dat ik te huis ben gekomen?" „Of ik het denk?" riep Daphne, „en zij heeft zoo naar u verlangd zjj telde de uren. Ik weel hel, hoewel zij het mij niet gezegd heeft, maar ik kan hare gedachten raden." „Wat ben jij toch een. slim, klein poesje! Weet je wel Daphne, dal ik als in de wolken ben bij de gedachte, dat mijn kruideniersdochter uit hel bosch te Fontainebleau mijn schoon zusje wordt." „Gij zijt wel goed," antwoordde zij min of meer stijf. „Het is acht uur, daarom meen ik, als gij mij wilt excuseeren, dat het tijd wordt om mij voor het diner te kleeden." „Wacht dan toch tot uwe familie te huis komt. Ik beb u nog zooveel te vragen." „Daar is het rijtuig! vraag alles inaar aan Lina zelf." Zij ging de kamer uit door de glazen deur, die naar den wintertuin leidde, Mijnheer Goring alleen latende om zijn aanstaande vrouw te verwel komen. Zij liep zoo hard zij kon den tuin in. De zon ging onder in een zee van veelkleurige wolken, achter de heuvels in de verte, terwijl de rivier in de vallei voortslroomde als vloeibaar goud. Daphne staarde als zinneloos, naar het verdwijnend licht. Zoo bleef zij met gevouwen handen bewegingloos, eenige minuten staan. Daarop keerde zij langzaam naar huis terug. Niemand lette op haar, niemand zelfs, die op dat oogenblik aan haar dacht. Gerald en Lina waren in het salon beiden even gelukkig over hunne hereeniging. „Laat mij redelijk, laat mij verstan dig zijn als het mogelijk is," sprak Daphne tot zich zelf. Zij ging het huis weder binnen door een klein tuin- deurtje en dadelijk naar haar eigen kamer. Daar gekomen, in bet zachte avondlicht, knielde zij bij haar bed, en bad: bad met alle innigheid van haar onbedorven hart, bad dat zij niet in verzoeking zou komen en doen zou wat rechtvaardig en goed was. Een zoo ernstig gebed was iets vreemds bij zulk een wild en onnadenkend karak ter. Zij liep kalm en bedaard haar kamer op en neer, kleedde zich met zorg en keerde naar hel salon terug, nog een paar minuten binnen het hall uur, met een glimlach op het gelaat. Madoline droeg nog hetzelfde kleed je dat zij bij hei dejeuner had gedra gen. Haar hoed had zij afgezet en dat was ook alles, zij was te gelukkig in het gezelschap van haar minnaar, om vijl minuten te besteden aan hel nazien van haar toilet. Gerald had niets gedaan, om zijn reistoilet een beetje op te knappen. Zelfs het stof van de lange spoorwegreis van Huil af, had hij nog niet van zijn kleeren geschuierd. „Gerald vertelt mij, dat gij reeds kennis met elkander gemaakt hebt Daphne," zeide Lina vroolijk. Zij stond naast haar minnaar voor hel open raam terwijl Sir Vernon in een luierstoel zat en zijn Times verslond om de verloren uren sedert de post kwamweder intehalen. „Ja, Daphne en ik hebben eeuwige vriendschap gesloten," riep Gei aid vroolijk uit. „Wij hebben plan elkan der als broeder en zusier te bemin nen. Het was wonderlijkhoe gauw het ijs tusschen ons gebroken was en hoe geheel en al wij ons binnen een kwartiertje samen te huis gevoel den." Daphne is ook volstrekt zoo'n verschrikkelijk persoontje niet," zeide Madoline, daarbij haar zusje glimla chend in het blozende gelaal ziende. ,,En vertel mij nu eens, meisjelief! Heb je zoo geheel alleen nog al een beetje pret gehad? Het deed mij ei genlijk genoegen, dal gij niet bij ons waart. Die meerderjarig-verklaring was een vervelende affaire, ik was tienmaal liever met u in onzen eigen tuin ge weest." „De geheele feestviering was on beschrijfelijk vervelend," zeide Sir Vernon zondpr van zijn courant op le zien. Op dit oogenblik kwam de goed gedresseerde huisknecht binnenom op zachten toon Ie vertellen, dat het diner gereed was en hij dus het ge zeischap verzocht aan tafel te willen komen daarop bood Mijnheer Goring Madoline zijn arm terwijl Sir Vernon, voor het eerst sedert de tehuiskomst zijner jongste dochter zich verplicht gevoelde haar naar de eetzaal lege- leiden, ol anders moest zij evenals een hondje achter hem aan loopen. Een oogenblik weifelde hij, welke partij hij kiezen zou, daarop boog hij zijn arm en keek haar aan alsol hij het aan haar overliet die aan te nemen of niet. Daphne had die gedwongen be leefdheid, dat offer, gaarne van de hand gewezen, maar zij was dezen avond erg zachtmoedig gestemd, en dus legde zij haar hand voorzichtig op haars vaders arm en ging met hem naar de eetzaal, waar hij, dadelijk toen zij binnen de deur waren, haar arm los liet. Iedereen te Soulh-IIill haatte schit terend licht, en dus was de eetzaal evenals het salon door inoderateur- lampen met lluweelen kappen verlicht. Twee groote bi onzen lampen hingen boven de tafel, en twee anderen ston den op hel buffet. De ramen waren wijd open, waardoor men over het vol bloemen staande balcon uitzicht had op hel in de schemering liggende landschap. Sir Vernon was vermoeid en niet in zijn humeur. Hij sprak heel weinig en dan nog over niets anders dan over de plechtigheid, waaraan hij dien middag had deel genomen en zijn aanmerkingen waren alles behalve vleiend. Hij had geen eetlust hoege naamd, zijn gestel was door het ge bruiken van een flink maal 's middags om drie uur, geheel in de war. Zijn ontevredenheid zou werkelijk alle men schen hebben ter neer geslagen, be halve ininnenden. Die soort var we zens hebben een wereld op hun eigen handdaardoor lachten Madoline en Gerald tegen elkander en hadden het erg druk zoodal zij volstrekt niet merkten dat er iets onaangenaams broeide. Daphne lette aandachtig op hen. Hoe gelukkig zag haar zuster er uit, hoe natuurlijk toonde zij haar vreugde over de terugkomst van haar minnaai! „Hoe lief vond ik hel van u, dat gij een maand vroeger teruggekeerd zijl, dan gij beloofd had, Gerald," zeide zij „Meisjelief, ik had wel al zes maan den geleden te huis willen komen, maar aangezien gij en uw vader een zeker gedeelte van Europa hadden aangestipt, dat ik moest doorreizen, meende ik, dat ook te moeten doen maar als gij wist hoe schrikkelijk het mij verveelt, dat heen en weer trekken, mijn hals te verrekken met het kijken naar de daken der kerken, beleefd te moeten zijn tegen brommige oude kerkbewaarders, nauwe steile voetpaden op een muilezel te moeten beklimmen, mijn bagage te moeten aanteekenen en zeil ook meê te reizen van de drukke handelstad, waar ik mij na een verblijf van vier en twin tig uur al schrikkelijk verveelde, naar de ofiderwetsche provinciestad, waar het niet beter ging, dan zoudt gjj begrijpen hoe genotvol het voor mij is, om tot u en het rustige Warwick shire terug te keeren. Maar zeg mij eens, waarom hebt gij Daphne nooit met u genomen naar „de Abdy"? Zij heeft mij verteld dat zij nog nooit naar Goring is geweest „Ik had er geen pleizier in, haar uw huis „ons huis," verbeterde Gerald „te laten zien terwijl gij afwezig waart." „Zoo, meisjelief, uw bedoeling was goed en daarom zal ik nief op u brommen. Wij zullen eenHij hield even op, terwijl hij Daphne on deugend aankeek. „Wij zullen morgen een buitenpartijtje organiseeren." „Waarom een picnic?" bromde Sir Vernon. „Dat menschen die geen te huis hebben, in de open lucht gaan eten, dat begrijp ik, maar alleen een gek gaal op het gras zitten eten wanneer hij te huis stoelen e.n tafel heeft. Let maar eens op de rondrei zende zigeuners of kooplieden slechts zeer zeldzaam ziet gij ze in de open lucht eten. Al is hun tent of wagen ook nog zoo klein en stoffig, toch gebruiken zij gewoonlijk daarin hun maal." {Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE EK VEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6