K E 0 HI E K
Nieuwsberichten.
Kapperswaanzin-epidemie.
Waarde Redacteur
Ziedaar een even modern ala bij al
zijn oubolligheid thans toepasselijk woord
(waarvan ik het eerste lid aan een
geestverwant in den Spectator ontleen)
voor den geest van vernieling die in dezen
winter al wat zich bijl noemt in beweging
ibrengt. Het bevreemdt n van mij een
schrijven te ontvangen en gij vreest voor
spiritistische bezoekingen laat u niet
ontstellen, want ik hond mij met deze
even geestdoodende als zenuwberoerende
duizendkunstenarijen niet op; en beroem
mij er op een verstandige schim te zijn,
hoe n dit ook verbazen moog' Nog waar
ik rond, „zoekende wien ik zou mogen
verslinden" van al het opgeblazen volkje
dat in onze dagen de halfheid van de
daken predikt; den waanwijzen de onge
repte ooren wasschend en de pedanten
naakt uitschuddend, tot zij in al hnn
betreurenswaardige oppervlakkigheid voor
hun „trawanten" te pronk staan.
Maar ik praat al door gij ziet er
nit, dat zelfs geesten ond kunnen worden.
Want het doel dezer weinige woorden is
eigenlijk een even verontwaardigd als ver
pletterend protest nit te spreken tegen de
moorddadige ziekte, aan het hoefd dezes
genoemd.
Gij kent den Aardenhout maar ik zal
u er eens doorleiden, om al het vroegere
schoon voor uwe oogen tegen de verwoes
ting van heden over te stellen. Een klein
eindje achter Elswout, begint een schilder
achtige, overoude heirweg, in den loop
der tijden tot een der natuurlijkste bosch
paden van Kennemerland gevormd. Rechts
zaagt gij op even bevallig hellende als
rijk begroeide dninen, meidoorns, pape
mutsen, berberus, alles door hooggewassen
eikenhout gebroken. De duinen zijn er
nog, maar, dank zij den practischen aard
van den eigenaar! zijn de boschjes in aard
appelvelden omgezet. De weg was hier
en daar door uitloopende grasstrepen ge
groend weg met die ongeregeldheid;
gij zult thans geen groen meer in het zand
vinden. Links welfden hooge eikenboschjes
zich dikwijls poortsgewijs over den weg,
het was waarlijk te ongepast; men heeft het
geboomte eenvoudigweg tot een gladden
haag gekapt. Vrees ook niet een eindweegs
verderwaar gij u levendig aan beide
zijden zware eikenboschjes herinnerdet die
zich een eind in duin uitstrekten, er een
spoor van terng te vinden aan den duin
kant en zeer weinig aan de linkerzijde.
Het is genoeg, zucht gij, den Zandvoort-
schen weg overstekend; niemand zal mij
meer naar nw omtrek leiden, mishandelde
Buurwegmaar licht dat mij de Rel weer
in een vroolijker stemming brengt.
Gij onvoorzichtigeDen weg nog niet
over, hebt gij de hartbrekende verwoes
tingen reeds gezien, dooreen te kwader
ure geboren landeigenaar op dit schoonste
punt van den straatweg aangericht. De
Rel ligt open voor het oog van eiken
onbescheidene. De vriendelijke boschjes zijn
in takkebosschen omgezet, waarmede gij
den even lichtzinnigen bedrijver, als harte-
loozen lastgever om de ooren zoudt willen
slaan! En nog is uw leed niet volgemeten.
Hazelfs aan de heerlijke eikenlaan die
hier den Buurweg overschaduwt zee
eiken, als ik hen doopen durf, met hun
doorwaaide kruinen en toch in hl hun
woestheid de kantigeteekenachtige
schoonheid der takken behoudend zelfs
aan dezen ongeëvenaarden reeks, sloegen
de ontzieden de handenEen twaalftal
zijn er gevallen, en ik durf vermoeden
om veik, even kleingeestig, als in al zijn
rampzalige gevolgen ondoordacht voor
wendsel. Aan de overzijde van den weg
staan geen beomen, maar strekt zich een
tamelijk dor grasveld uit, waar overheen
de naargeestige blik de drukkende kaalheid
van het eens zoo heerlijke Marienbosch
kan gaêslaan. Wat is ongerijmder heeft
de boomen vijand buiten kijf geredeneerd
dan een enkele rij boomen zonder pen
dant. Ik wil die gekheid weg hebben
meteen een mooi brandhout. Brandhout 1
Het is nog veel te goed, droog, degelijk
hout om de reeds lang gestorven ziel dezer
even aanmatigende als van onwetenheid
barstende vierders van het leelijke in ter
aarde te bestellen
Waarlijk, Heer Redacteur, gij zelf, en
al wat nog een bruisende, borrelende ziel
omdraagt onder de even slaafsche en neus
wijze als onverschillige massa der Haar-
lemmers, zoudt u een stuk uit uw hart
gesneden voelen bij het plotseling aan
schouwen dezer doemwaarde vernieling
van zooveel even bekoorlijke als helaas!
sshier niet gekende plekjes in onzen
schoonen Aardenhout!
Ik moet eindigen, want mijne kracht
neemt af. Hoe gaarne nog had ik een
oogenblik stil geetaan bij de heerschende
moordaanslagen op onzen eigenen Hout.
Reeds vroeg in den winter vernam ik van
de velling eener menigte linden en iepen
om niet eenmaal te spreken over het
lagere hout. Maar nu is de vernieling
algemeen geworden. Een groot aantal der
schoone sparren, wier lommer wij nog veel
te weinig zien in ons bosch o. a. van de
verrukkelijke groep bij het werkmanspad
een groot getal nogmaals der stoutste,
majestueuste beuken zijn ten doode opge
schreven. Wie weert den gruwel?
En allerwege in de stad Hgt de bijl
aan den wortel. Een rij, onschuldig magere
maar aan die zijde, even weldadige als
beschermende iepen bij de gasfabriek had
den heer Berkhout gehinderd ja, dat
gaat ook nieteen paar mooie boomen
aan het Bolwerk hadden de ontevredenheid
van den heer Stoel gewekt. Vergeefs heeft
de wakkere Macaré geprotesteerd tegen
deze opoffering van boomen aan particu
liere, en laat mij er bijvoegen, in al
hun particulierheid even weerzinwekkende
als belachelijke gevoelens. Op het
Spaarne zijn tal van flinke stammen uit
gehaald, op de Kraaienhorstegracht, op de
Nieuwe gracht, maar waar zou ik ein
digen I
Voor ditmaal gedankt voor uwe gast
vrijheid van uwen
Joh. VAN VLOTEN,
die in den mist van Nevelenheim zoo
groot domper nog niet is geworden als
de alverdervende albeschik, dien gij zult
kennen, wel zou wenschen.
Bachvereeniging.
Dinsdag avond gaf de Bachvereeniging
in de concertzaal der Vereeniging haar
4de concert met medewerking van de
dames Dyna Beumer, concertzangeres
en Zélie Moriamé, pianiste, benevens den
Heer Jules de Swert, violoncellist.
De bewondering, die wij, sedert de
vorige keer, dat Mej. Beumer alhier optrad,
voor haar koesterden, werd zoo mogelijk
Dinsdag nog verhoogd door de wijze waarop
zij ons van haar talent deed genieten.
Coloratuurzangeres bij uitnemendheid, weet
zij door de gemakkelijkheid waarmede
zij zingt alsmede door eene zeer artistieke
en pikante voordracht hare toehoorders
in verrukking te brengen. De opera-aria's,
welke zij voor haar programma had ge
kozen mogen al geen ernstig karakter
drageD, zeker zijn zij uitstekend geschikt
om het talent der chanteuse in alle détails
te doen uitkomen.
Mejuffrouw Moriamé maakte op ons
den indruk van eene zeer begaafde pianiste.
Haar spel is geacheveerd en hoogst be
schaafd, de aanslag helder en los, terwijl
technische bezwaren voor haar geene
moeielijkheden schijnen opteleveren. De
keurige vertolking van het „Caprice"
van Gluck-St.Saënshet Presto van
Scarlatti en de 4de Rhapsodie van Liszt
voldeed ons bij uitstek. Een extra com
pliment verdient de onvermoeide pianiste
voorzeker voor de wijze waarop zij de
pianopartij in de D-dur Violoncelsonate
van Rubinstein vervulde, benevens voor
het buitengewoon fraaie accompagnement
in de overige zang- en violoncelnummers.
Al konden wij ons met zijne opvatting
niet altijd vereenigen, huldigen wij in
den Heer Jules de Swert gaarne den
grooten kunstenaar, die, volkomen meester
over zijn instrument, aan een schoonen
toon eene groote zekerheid paart.
Behalve de reeds genoemde Sonate van
Rubinstein speelde hij eene Nocturne van
Chopin, Mazurka van Piatti, Romance
van de Swert en Moment musical van
Schubert in welke nummers wij ruim
schoots gelegenheid hadden den Heer de
Swert te bewonderen. De compositie van
den solist kwam ons zelfs voor eene Romance
wel wat erg „zoet" voor.
Het publiek gaf voor Haarlem buiten
gewone blijken van waardeering en wist
alle drie de kunstenaars tot het geven
van een extra nummer te bewegen.
Voordracht in Teyler's Stichting.
Dr. E. van derVen eindigde Woensdag
avond de reeks dezer voordrachten, met
eene rede over de elektriciteit.
De wetenschap, dat sommige voorwer
pen de eigenschap kunnen verkrijgen
anderen aan te trekken en af te stooten
is zoo oud als de wereld.
Thales kende dit feit reeds 600jaar
v. Chr. en van Humboldt vond dat het
bekend wasbij de wilden in Zuid-
Amerika.
Deze eigenschap sprak het duidelijkst
bij de barnsteen, die elektron werd ge- j
noemd.
Gilbert toonde het eerst aan dat er
twee soorten van elektriciteit zich voor
deden, en al spoedig was men er op uit
middelen te vinden om die elektriciteit
in de lichamen op te hoopen. De wijze
waarop dit echter geschiedde tot van
Marum toe, die hierin het hoogtepunt
bereikte in zijn machine nog heden in
Teyler's Museum voorhanden, die wijze
was echter onvoldoende. Men besteedde
veel moeite om een zekere hoeveelheid
elektriciteit in een lichaam op te hoopen,
om het dan in een oogenblik tijds te
ontladen. Het nuttig effect ging daar
door meest verloren.
Ook de elementen volgens het beginsel
van Volta samengesteld, hoezeer deze
b.v. bij chemische ontledingen en bij de
galvanoplastiek grooten dienst bewezen,
voldeden nog niet aan de gestelde
eischen. Steeds zag men hier als bij het
heiblok de verzamelde kracht op eens
verloren gaan, men verkreeg niet wat
men wenschte, namelijk een stroom die
voortdurend bleef vloeien.
Dit bereikte men eerst door de machine
van Gramme, waarbij een klos met groote
snelheid tusschen de twee polen van
een magneet wordt rondgedraaid. Hier
door werd een onafgebroken licht ver
kregen, hierdoor werd het ook mogelijk
elektriciteit in beweging om te zetten.
Een en ander werd door de best ge
slaagde proeven toegelicht en boezemde
het publiek blijkbaar groote belangstel
ling in. Op deze wijze meegedeeld is
wetenschap en in- en uitspanning tege
lijk, en ongetwijfeld bestaat er geen
beter middel dan dit om deze koningin
bij het volk in aanzien te doen winnen.
Met zelfvoldoening kunnen Directeuren
van Teyler's Stichting zich overtuigd
houden daartoe in ruime mate te hebben
medegewerkt.
Na eenige discussie werd in de laatste
vergadering van den Gemeenteraad het
plan van aanleg van de Nieuwe Be
graafplaats goedgekeurd.
Daarop kwam de Nieuwe Politever-
ordening ter tafel. Sinds 1882 in be-,
handeling, kwam zij niet dan na groote
inspanning en veel beraadslaging tot
stand, waarvan de hoofdoorzaak was
dat een paar arreBten van den Hoogen
Raad en de invoering van het Nieuwe
Strafwetboek een geheele omwerking
noodzakelijk maakten.
Door den Heer de Kanter die dezen
arbeid nauwkeurig gevolgd had, werd
aan de regtsgeleerde Commissie hulde
gebracht, zoodat we dan ook veilig
mogen onderstellen dat Haarlem bij deze
gelegenheid in het bezit eener uitmun
tende verordening zal worden gesteld.
Indien wij leefden onder de wet van
de Locriers, zouden de Artikelen in
versmaat moeten worden gebracht en
door de burgers uit het hoofd geleerd,
nu dat evenwel niet gebeurt, en het
boek als leerboek op de lagere scholen
ook al minder aanbevelenswaard is,
wegens een onvermijdelijke eentonig
heid van stijl en uitdrukkingen, mee-
nen we wel te doen met hier en daar
te wijzen op enkele punten die mis
schien noodig zijn te weten.
Allereerst dan blijven hierin vele
zaken onvermeld die toch wol degelijk
verboden zijn. De reden hiervan is de
volgende
In het Nieuwe Strafwetboek is in
art. 424, verboden alle baldadigheid,
waardoor gevaar of nadeel wordt te
weeggebracht, op eene boete van 15.
De commissie zag zich door dit art.
verhinderd menigte straatschendingen,
in de verordening te verbieden die
anders zeer juist daarin hunne plaats
konden vinden. Zij betreurde dit, wijl
boeten van gering bedrag naar hare
mening do handhaving der verordening
beter waarborgen dan zware boeten of
gevangenisstraf.
Men moet daardoor ligt te hard straf
fen of te veel door de vingers zien.
Men lette dus wel op; al staat het
niet geschreven, het is en blijft toch
verboden met vuilnis te werpen, op
deuren eq vensters te krassen, gebou
wen of muren te bekladden, menschen
of dieren schrik aan te jagen, sneeuw
ballen te werpen, lantaarns te breken,
enz. enz., alle zaken die thans veel
erger kunnen worden gestraft dan vroe
ger ooit het geval is geweest.
In de tweede plaats behoort te wor
den vermeld, dat de bepalingen omtrent
vestigen en verhuizen veel scherper zijn
geworden dan voorheen. Die in de stad
komt of er uitgaat, die nieuwe dienst
boden krijgt, of menschen bij zich in
huis neemt, die gestichten bestuurt en
daarin veel personeel houdt, ja, elk die
gaat verhuizen, moet daarvan zoo spoe
dig mogelijk kennis geven.
Deze artikelen zullen een groot deel
van den nationalen tijd vorderen, en
vooral de tegenwoordige dienstboden
grooten last veroorzaken.
Naar aanleiding van een arrest van
den Hoogen Raad van 5 Maart 1883
zijn de regelen op het bouwen en sloo-
pen grootendeels overgelaten aan de
prudentie van den Raad.
Eindelijk behoort nog te worden ver
meld, dat de Commissie bij het maken
der verandering gelet heeft op de adres
sen, ingediend door de Algemeene Ver
eeniging voor Bloembollencultuur, door
de Vereeniging tot bevordering der
Volksgezondheid en door de IJsclub,
en op nog eenige adressen, 8 November
1882 ingediend. Wij stellen ons voor,
bij eene volgende gelegenheid, eene
kleine bloemlezing uit de voorhanden»
stof samen te stellen, ten bate van allen
die zich willen onderwerpen aan hetgeen van
overheidswege wordt bevolen en verbo
den, en misschien onbewust zouden zon
digen, daar deze nieuwe wet natuurlijk
nog niet in de zeden is doorgedrongen.
De motie van den heer Schaepman,
uitsprekende de wenschelijkheid, dat de
Regeering door wijziging der tabel de
Kamer in staat stelle te overwegend»
toepassing van het stelsel van enkele
kiesdistrikten over het geheele Rijk, is
Maandag door de Tweede Kamer be
handeld en aangenomen. De voorsteller
lichtte zijne motie toe en beweerde dat
zij niet vijandig was tegen de Regeering,
doch alleen strekte om later tijdverlies
te voorkomen, daar toch de Kamer
onmogelijk bij amendement een andere
indeeling voor groote gemeenten kan
voorstellen. De motie praejudicieert vol
gens den heer Schaepman volstrekt niet
eene beslissing der Kamer over de enkele
districten. De heer van Houten beaamde
de motie, die de welwillendheid der
Regeering vraagt in 't belang van ge
meen overleg, ter voorkoming van later
oponthoud, en zonder vooruit teloopen
op eene latere beslissing der Kamer.
Overigens is de indeeling van groote
gemeenten in enkele distrikten niet het
gevolg van den door de liberalen tekennen
gegeven wensch. De heer v. d. Biesen
verdedigde de motie. De heer v. Kerkwijk
zag strijd tusschen de motie en de toe
lichting. Volgens hem praejudicieert de
motie wèlzij eischt, dat de Regeering
voorstellen zal doen, die zij niet behoeft
te verdedigen; wijziging der motie is
noodig; men moet overlegging vragen
van de gereedliggende voorstellen der
Regeering, om daaruit een amendement
te maken. Ook de heeren v. Diggelen
en Corver Hooft bestreden de motie
wegens hare stellige bewoordingen. De
Minister van Binnenl. Zaken, de wel
willendheid op prijs stellende, meende
toch niet te mogen toegeven op gefor
muleerde en vastgestelde beginselen;wat
de motie betreft, ook hij achtte, den
vorm daar latende, de toelichting met
de woorden in strijd. Hij verklaarde zich
bereid het materieel over te leggen, om
gelegenheid te geven tot voorsteilen,
maar wilde door stemming over de motie
zich geen band laten aanleggen omtrent
de noodzakelijkheid van de verdeeling
der groote steden in enkele kiesdistrik
ten. De heer de Bruijn Kops stelde nu
eene gewijzigde motie voor, waarbij de
Regeering uitgenoodigd wordt, gegevens
te verstrekken, om de toepassing van
het stelsel in enkele distrikten over het
geheele Rijk mogelijk te maken. De
Minister achtte deze motie meer overeen
komstig de rol der Kamer en verzekerde
gaarne, desgevraagd, zoo volledig moge
lijk de stukken te zullen mededeelen.
De motie-Schaepman werd aangenomen
met 50 tegen 32 stemmen. Vóórstemden
al de leden der rechter zijde (behalve
de heer Corver Hooft) en de liberale
leden: Farncombe Sanders, v. Houten,
Hartogh, de Ranitz, Cremer, Goeman
Borgesius, Heldt, W. K. v. Dedem,
v. d. Goes van Dienland, Gleichman,
Gildemeester, v. Weideren Rengers en
Greeve. Daarop nam het algemeen debat