LIEFDE EN PLICHT.
over de Grondwetsherziening een aan
vang. De heer Vermeulen stelde eene
motie voor, om de behandeling van het
voorstel-Schaepman over het onderwijs
te doen voorafgaan aan de behandeling
van het Regeerings-ontwerp. Het voor
stel van den Voorzitter, om deze motie
te gelijk met de algemeene beraad
slagingen over de Grondwetsherzie
ning te behandelen, werd goedgekeurd.
De heer v. Houten, die vroeger gestemd
had vóór het geven van de prioriteit
aan de behandeling van Hoofdstuk X,
bestreed nu de motie, omdat het ge-
wenschte compromis op het gebied van
onderwijs gebleken is voor de rechter
zijde te bestaan in onderwerping aan
haar stelsel. De heer Reekers bestreed
de motie, omdat bij tweede lezing het
tijdstip veel geschikter zou zijn, om van
de beslissing in zake onderwijs de grond
wetsherziening te laten afhangen. De
heer Keuchenius stelde eene, den vol
genden dag toe te lichten motie voor,
uitsprekende, dat het niet raadzaam en
voegzaam is, bij de tegenwoordige samen
stelling der Kamer grondwetsherziening
en hervorming van het kiesstelsel te
ondernemen. In de zitting van Dinsdag
begon de heer de Geer van Jutphaas
namens de antirevolutionairen deze Ka
mer onbevoegd te verklaren om over
Grondwetsherziening te beslissen, als
inkompleet gekozen onder een beperkter
kiesrecht dan de tegenwoordige grond
wet toelaat, en verkozen bij indeeling
der kiesdistricten, die elk stelsel missen.
Hij stelde daarom eene nieuwe motie
voor, de wenschelijkheid uitsprekende
om grondwetsherziening te beperken
tot herziening van het kiesrecht, en voor
stellende allereerst Hoofdstuk III in
behandeling te nemen. De heer de Sa-
vornin Lohman achtte herziening met
deze Regeering ongewenscht. Zij had
moeten heengaan na de verwerping der
kiestabel. Niet om redenen daarbuiten
zijn de antirevolutionairen tegen her
ziening, maar omdat alle staatinstellin-
gen niet in harmonie zijn met de be
hoeften des volks. Tegenover de richting,
die Christus als Hoofd erkent, strijdt
sedert eeuwen de richting, die de rede
als hoogste gezag aanneemt, eene rich
ting, die steeds er naar streefde het
monarchale beginsel en het Huis van
Oranje ten onder te brengen. De linker
zijde openbaarde door luide teekenen
van afkeuring hare verontwaardiging
over deze schandelijke insinuatie, en de
Voorzitter verzocht den spreker zich te
matigen, daar hij niet kan toelaten dat
aan de liberale meerderheid, en dat in
deze dagen, vijandelijke gezindheid tegen
Oranje verweten wordt. De linkerzijde
begroette deze verdiende vermaning met
bravo's; van de banken der rechterzijde
hoorde men gesis. Met imperturbabele
onbeschaamdheid verzekerde de heer de
Savornin Lohman nu verder, dat hij van
liistoriesche feiten gesproken had. Onder
de Republiek hebben deRegentenfamiliën
het Stadhouderschap er onder gehouden.
De algemeene tendenz der liberalen was,
de Soevereiniteit er onder te houden,
en zich zelf als Soeverein te beschouwen.
Verder betoogde deze spieker, dat de
liberale partij sedert 1848 steeds er naar
gestreefd heeft alle koninklijke macht
op de Tweede kamer over te brengen,
en voor het volk nooit iets gedaan heeft.
De liberale partij, beweerde spreker,
kent noch wat boven, noch wat onder
haar staat goed, en alle politieke rechten,
alle medewerking ontnam zij aan het
volk. Losmaking van 't gezag was voor
haar steeds het bewijs van vrijheidszin,
en daarin heeft zij ook steeds vrijheid
gegund aan dissenters, aan joden enz.
Ook in de Kerk heeft zij het beginsel
van haar intellekt weten te doen binnen
dringen. Heel leuk illustreerde de heer
Lieftink deze expectoratie met den uit
roep „DoleerenDe heer Lohman ging
voort met een doopceel van de liberale
partij te lichten. Haar aanvoerders zijn,
beweerde hij, in niets op de hoogte.
De heer Franse v. d. Putte scheen eerst
nu ontdekt te hebben, dat er eene
schoolkwestie bestond, en de heer Goe
man Borgesius had zich voorgesteld, dat
de enquête in een paar dagen zou afloo-
pen! De liberale partij vreest volksontwik
keling en is daarom tegen kieswethervor
ming en tegen de vrije school, enz. enz.
Van grondwetsherziening verwacht spre
ker niets, en hij dringt alleen op ver
andering van art. 76. De heer Ruys v.
Beerenbroek meent, dat het bestaande
art, 76 nu reeds voldoende ruimte geeft
tot uitbreiding van het kiesrecht, en
acht de niet door het volk gewenschte
grondwetsherziening onnoodig. Met geen
der moties wil hij meê gaan. Daarna
verdedigde de heer Keuchenius zijne
motie. Prijzend wat Min. Kappeyne ge
wild had, prijzend ook de berisping door
den liberalen ICerdijk en Cort van dei-
Linden aan de liberale partij toegediend,
toejuichend wat de heer Pijnappel ge
zegd heeft van den treurigen en bedorven
toestand des lands, beweert spreker dat
van den aanvang af Grondwetsherziening
beschouwd is als een opwelling van
ijdele gedachten, en gaf hij aan Minister
Heemskerk, in wien hij met den heer
v. Houten minder een Rijkskanselier,
dan wel een Rijksnotaris zag, het lach
wekkend advies, om alsnog zijn voor
stellen tot Grondwetsherziening in te
trekken, en in te dienen een voorstel
tot aanvulling der Kamer. De heer
v. Baar keurde in hoogdravende wel
sprekendheid het streven naar Grond
wetsherziening af, voor welke volgens
hem bij het volk geen geestdrift bestond.
Hij wilde niet, dat de Grondwet niets
meer zou worden dan eene de rechten
en vrijheden des volks beschermende
magna charta, terwijl alles maar aan
den gewonen wetgever werd overge
laten. De heer Gleichman nam op
waardige manier den heer de Sa
vornin Lohman onderhanden, en weer
legde de beschuldigingen door dien
heer tegen de liberale partij inge
bracht, Hij wees er op, dat het gezag
der Kroon nooit hooger is gehouden dan
door Thorbecke, en dat uitbreiding van
kiesrecht juist door de rechterzijde is
tegengehouden. De liberalen hebben
onder eiken regeeringsvorm dedissenters,
joden enz. geduld, en de heer Lohman
rekent hun dat thans tot een oneer.
Als spreker denkt aan dagen dat man
nen als Lohman hetbewind in handen krij
gen, dan weet hij niet, hoe het er met de
aloude vrijheid zal uitzien. Spreker zag in
de rede van den heer Lohman een
praeludium op eene nieuwe pqlitiek,
onder welke door samenwerking van
christelijke socialisten en sociaal-demo-
kraten de liberalen moesten worden
ten onder gebracht, Spreker eindigde
met ernstig af te keuren dat de heer
Lohman het Huis van Oranje in het
debat gemengd had. Dat Huis staat
buiten, staat boven de partijen, en de
leus waaronder velen gaarne het werk
van Grondwetsherziening zullen aan
vaarden, is: „Met Oranje, voor de vrij
heden des volks."
Woensdag bestreed de heer Clercx
alle motieën in het belang van eene
latere herziening van art. 144. De heer
Schaepman bestreed de motie-Vermeu
len, omdat alleen door kiesrechtherzie
ning vooraf mogelijkheid van overeen
stemming op onderwijsgebied was te
verkrijgen. De motie-Keuchenius noemde
hij ontijdig. Grondwetsherziening heeft
geen waarde zonder kiesrechtherziening.
Daardoor alleen kan de Kamer de sym
pathie van het volk terug winnen en het
orgaan zijn voor de volkswenschen en
behoeften. Hij was voornemens voor te
stellen art. 7 en de additioneele arti
kelen aan Hoofdstuk III te verbinden
en waarschuwt tegen vrees ook voor
algemeen stemrecht, dat we toch niet
kunnen tegenhouden als het komen
moet, en mocht het komen tegen de
Grondwet in, dan behoede God het
vaderland; de Grondwet kan het niet
doen. Spreker eindigde met een woord
te citeeren, in 1848 door den heer
Mutsaers uitgesproken„Elk kiesstelsel
heeft zijn bezwaar. Maar het grootste be
zwaar is: strijd tegen den tijdgeest,
transaktie met beginselen, miskenning
van volksbehoeften en volkswenschen."
Mij, hoop ik zoo besloot de heer
Schaepman, zal men niet van transak
tie met beginselen beschuldigen, maar
dat ik een open oog heb voor de volks
behoeften en volkswenschenen een hart
voor de volksrechten en volksvrijheden,
daarvan hoop ik bij deze herziening
blijk te geven. Blijkbaar had de-linker
zijde deze welsprekende rede met wel
gevallen aangehoord. De heer de Beau
fort kastijdde den heer de Savornin
Lohman ter zake van diens historiesche
ketterijen en bestreed alle motieën, doch
hij is voor herziening en drong aan op
toenadering. De heer Schimmelpenninck
v. d. Oije van Nijenbeek betoogde;dat
als deze herziening niet tot stand komt,
de liberalen alleen daarvan de schuld
zullen hebben. De heer Rooseboom acht
Grondwetsherziening noodig voor de
defensie, en bestrijd de motiën de Geer,
omdat deze eene defensie-regeling tegen
houdt. De heer Ileldt beweerde, dat
voor Grondwetsherziening wel degelijk
belangstelling bestaat bij het volk, maar
niet voor deze herzieningdie niet aan
de behoeften des volks voldoet. Hij be
streed de motiën en waarschuwde ern
stig om toch niet door miskenning
der volkswenschen aanleiding te ge
ven tot meer ontevredenheid. Ook de
heer v. Diggelen bestreed de motieën.
Hij achtte eene geregelde behandeling
tot herziening wenschelijk, en vroeg
het advies der Regeering over de
nieuwe redaktie van het Kiesrecht-artikel,
waarbij het kiesrecht toegekend wordt
aan lien, die voldoen aan de in het
algemeen belang gestelde eischen. De
heer Reuther bestreed de herziening met
het oog op de geringe kans van slagen,
en omdat zij te veel aan den gewonen
wetgever overlaat. De heer Beelaerts
van Blokland bestreed een herziening,
die niet geeft wat hij verwachtte, en
die op losse schroeven zet wat hij ge
regeld wil hebbenvoorts bestreed hij
uitvoerig den heer Gleichman, die ver
leden jaar zelf gestemd had tegen het
amendement de Beaufort.
Het gemeentebestuur van Ooststel
lingwerf heeft voorgeschrevendat geene
klompen in de nieuwe scholen mogen
toegelaten worden. De leerlingen moeten
de klompen in de gang langs de lokalen
neerzetten en op hunne kousen zoo zij
geene schoenen aan hebbende school
binnen gaan en daar plaats nemen. Die
bepaling heeft bij sommigen in de gemeente
ontevredenheid gewekt en reeds tot menig
onaangenaam woord aanleiding gegeven.
Men keurt de bepaling afomdat de
de kinderen gedurende den schooltijd in
dit jaargetijde klagen over koude voeten,
en dus het belang der gezondheidheid van
het kind niet wordt behartigddoor het
verbod om klompen aan te houden.
Onlangs vonden eenige arbeiders
eener naburige steenbakkerij, bij het graven
van klei op den Herikerberg in de gemeente
Markeloo waar de benedenste kleilaag op
het zand rust, eenige versteende been
deren, welke door den eigenaar naar het
museum te Utrecht zijn opgezonden. In
een daarop terug ontvangen schrijven
wordt hem medegdeeld dat die beenderen
behoord hebben aan een mammouth of
vóórwereldlijken olifant. Twee stukken,
welke van elkander sluiten, maakten
deelen uit van een tand; de overige
beenderbrokken zijn de benedenkaak
hetwelk moeielijk is uit te maken. De
kuil, waaruit de beenderen gedolven werden,
is ten gevolgen van ingevallen dooiweder
ingestortwaardoor een verder onderzoek
naar meer beenderen van het dier voorloo-
pig werd verhinderd.
Naar het Engelsch van M. E. Braddon.
20)
„Wij storen ons aan dat soort volk
niet," riep Gerald met verachting uit.
„En wat gezond verstand aangaat,
het spreekt van zelf dal een diner
zooals dit, veel meer gemakken aan
bied dan de prachtigste picnic, die
ooit gehouden werd. Maar niettemin
houd ik veel van een picnic, en wij
zullen er morgen eens een inrichten,
niet waar Daphne?"
Hij keek haar over de tafel glim
lachend aan, en verwachtte dat zij
ook, hem begrijpende, lachen zou
raaar zij was onnatuurlijk ernstig.
„Zooals gij wilt," zeide zij.
„Zooals ik wil! Hoe ijskoud zegt
gij dat! Wanneer gij en Madolineer
geen trek in hebben, dan geef ik voor
mij er geen oortje om. Ik zaf u voor
uwe onverschilligheid straflen,juffertje.
Gij zult een formeel diner hebben in
de groote eetzaal, aan een tafel groot
genoeg voor dertig couverts, krakende
onder het gewicht van ons familie
zilver. Zie eens daar in 't westen, wat
een prachtig rood licht 1" zeide Gerald,
toen Madoline en haar zuster opston
den. „Willen wij samen eens naar de
rivier wandelen, voordat wij ons bij
Sir Vernon in de biljardkamer voegen 1
misschien, dat gij wel eens een partij
met mij wilt spelen, om eens te zien,
wie de sterkste is nu ik zoo kersversch
uit vreemde landen kom, waar geen
zakken in de tafels zijn."
„Ja, dat is goedik wil straks heel
graag een partij met u spelen."
Gerald en de beide meisjes gingen
door de veranda en toen een smallen
trap af naar de groote laan. Het was
een prachtige avond na een even
prachligen dag. De maan scheen dooi
de takken van hel hooge geboomte
en weerkaatste als zilver in de slroo-
mende rivier. Het was een prachtig
gezicht en de lucht was heerlijk, maar
Daphne voelde dat zij overcompleet
was, hoewel Madoline haar een arm
had gegeven. Die beide anderen had
den elkander zooveel te vertellen, zoo
veel te vragen.
„En dus zijt gij werkelijk voor goed
te huis gekomen?"
„Voor goed, meisjelief; om het
hoogste genot te smaken, dat een
man te beurt kan vallen, namelijk
om de vrouw te trouwen die hij lief
heeft en een kalm landelijk leven te
leiden in het huis zijner voorva
deren. Ik heb lang genoeg rondge
zworven en ik wil niet meer zwerven
tenzij op uw bevel."
„Er zijn verschillende landen en
sleden, die ik gaarne met u zou
willen bezoeken, Gerald, zooals Zwit
serland, Italië, Tyrol."
„Wij zullen overal heengaan, waar
gij maar wilt, het zal een genot voor
mij zijn u het schoonste wal op aarde
is te laten zien en u dan, wanneer
wij te vergeefs naar een verborgen
hoekje zoeken, waar wij ons kunnen
afzonderen van de zwermen toeristen,
te hooren zeggen Oost.^West, t'
huis best."
„Daar zal ik misschien al heel spoe
dig toe komen. Ik houd veel van ons
eigen land en de streek waar ik ge
boren en opgevoed ben."
„Wij moeten morgen vroeg verliek-
ken Lina, wij hebben heel wat zaken
aftedoen op de „Abdy."
„Zaken!"
„Zeker; ik zou graag uw oordeel
eens willen hooren over het bouwen
van nieuwe broeikassen, want voor
u, die zooveel van bloemen houdt,
zijn er lang niet genoeg. Wat zoudt
gij er van denken om Mac Closkie
er heen te sturen en ons daar te
wachten Zijn raadals man van hei
vak, kan ons misschien van dienst zijn."
„Als Mac Closkie ook van de partij
isdan blijf ik te huiszeide Daphne.
„Ik bewonder die deftigheid als
tuinman, maar ik veracht hem als
menschelijk wezen."
„Wees maar niet bangDaphne,"
zeide Gerald lachende. „Wij leven wel
in een eeuw van gelijkheid, maar wij
zijn toch nog niet zoover gekomen
om met onze tuinlieden buitenparlij-
tjes waar te nemen."
„Mijnheer Mac Closkie verbeeldt
zich zooveel, dal ik nog niet weet,
wat hij niet verwacht."
Zij waren langzaam opgewandeld
naar de weide bij de rivier, een lange
vlakke strook landmet veel hout
gewas, en van de tuinen afgescheiden
door een sloot waarover een ijzeren
bruggetje lag. Hier bleven zij een
oogenblik slaan, om naar de rivier
te zien.
„Weet gij al dat Daphne een boot
gekregen heeft, en het al ver gebracht
heelt in de roeikunst?" zeide Madoli
ne. „Eergisteren heeft zij mij naar
Stratford geroeid en legen stroom te
rug ook."
„Zoo, zoo! Nu, Daphne ik wensch
u van harte geluk met het aanleeren
dier edele kunst. Ik zie ook niet in,
waarom meisjes niet even goed als
jongens op de rivier mogen genieten.
Ik heb een prachtig idée. De Abdy
ligt maar vijf mijlen stroomopwaarts.
Als wij morgen Daphne's boot eens
in beslag namen. Ik ben een vrij
goed roeier en dus zal het voor ons
beiden licht werk zijn. Kunnen wij
drieën gemakkelijk in uw schuitje
zittenwat denkt gij er van Daphne'/"
„Er kunnen er wel zes in."
Wordt vervolgd).