LIEFDE EN PLICHT.
Naar liet Engelsch van M. E. Braddon.
24)
„Is het goen allerakeligste kerel
vroeg Daphne. „Als er iemand op aar
de isdien ik verfoei, dan is hij het.
Indien ik in de plaats von Lina. was,
dan zoude ik de gelegenheid, nu ik
ging trouwente baat nemen om van
hem af te komen, maar zij zal zich
lot haar dood toe door dien kerel laten
overheerschenbesloot Daphne,
daarbij hel noordelijk dialect van Mac
Closkie nabootsende.
„Ik ben het volkomen met u eens,
dat hij niet lot de aangenaamste men-
schen hier op aarde behoort," zeide
Lina, „maar hij is zeer eerlijk."
„Hebt gij ooit een onaangenaam
mensch ontmoet die niet als een voor
beeld van eerlijkheid, trachtte door
te gaan?" riep Daphne op verachte-
lijken toonuit.
Zij drentelden door den rozentuin,
een echt lustoord op een zomerdag,
en bleven onder de hooge boomen
waar rustieke stoelen en tafels, als
't ware tot rusten dwongen. Een
eindje voorbij dit hoog geboomte was
nog al kreupelhout tegen de helling
van den heuveldat struikgewas dekte
den bloemtuin voor scherpe winden,
en maakte levens, dat het een geheel
afgezonderd terrein was. Terwijl het
geheele gezelschap onder de hooge,
breedgebladerde boomen zat, sloof
Daphne weg om het struikgewas eens
te onderzoeken. Hel eerste wat haar
aandacht trok was een groote tralie-
kooi onder de laurierboomen.
„Is dal een volière?" vroeg zij.
„Neen," antwoordde Gerald, opslaan
de en naar haar toegaande. „Dit zijn
de herinneringen aan het verleden
mijns vaders."
Hij duwde de takken, die voor de
kooi hingen, weg, en toen zag Daphne
dat er niets anders was, dan een ver
sleten oude kruiwagen, een houweel en
een spade."
„Wat gij hier ziet, was alles waar
mede mijn vader zijn loopbaan be
gon," zeide hij. „Ik geloot zelfs niet
dal hij, de anders onontbeerlijke halve
kroon bezat. Indien hij zooveel geld be
zetenhad, dan zouden zijn makkers het
hem wel afhandig gemaakt hebben om
er bier voor te drinken. Hij begon zijn
loopbaan als een jongen, blootvoets,
onwetend en zonder geld, bij een
spoorweg onderneming in het noorden
van Engeland en voordat hij veertig
jaar oud waswas hij een der grootste
aannemers en knapste menschen in
zijn vakmaar hij heeft nooit geleerd
veel genot van zijn geld te hebben,
evenmin als om handschoenen te dra
gen. Het was een genot voor hem,
die oude werktuigen te bewaren en
die aan zijn bezoekers te verloonen
wanneer zij het huis en de tuinen
gezien hadden."
„Ik hoop dat gij trolsch op hem
zijt," zeide Daphne, hem daarbij zoo
scherp aanziende dat haar blik hem
tot in het hart scheen te dringen.
„Ik zou u haten, indien ik vermoed
de, dat gij, ook zelfs voor een enkel
oogenblik uws levens, u over zulk
een vader zoudt schamen."
„Dan vrees ik dat ik uw haat zal
moeten verdragen," zeide Gerald.
„Neenheb ik mij nooit over mijn vader
geschaamd: hij was de beste, vrien
delijkste, onbaalzuchtigste, meest toe
gevende vader die ooit een onwaar-
digen zoon bedorven heelt. Maar wel
heb ik mij van tijd tot tijji over dien
kruiwagen geschaamd, als dat voor
werp aan een of andere nieuwe be
kende vertoond werd, en dat ik zag,
dat die nieuwe kennis, het er voor
hield dat de heele boel de nage
maakte middeneeuwsche Abdy, en
de kruiwagenen mijn goede een
voudige vader, in één woord, dat
alles bij ons een en al naaperij was."
;jIk zou mij eerder schamen over
die FeliciaGravin Heronville, dan
over dien kruiwagen, als ik in uwe
plaats waszeide Daphne blozende
van verontwaardiging.
„Wat zijl gij toch een kleine, echte
republikein! Madame Felicia was vol
strekt geen voorbeeldige persoon,
maar zij was een der beminnelijkste
vrouwen aan het hol van Koning
Kareiwaar schoone vrouwen als
:t ware met algemeen goedvinden ge
vierd werden, terwijl de meer alie-
daagschezich op de buitenplaatsen
hunner echtgenoolen schuil hielden,
verwachtende dat een of andere ko
meet zou nêerdalen, wegens de verre
gaande losbandigheid onder den aller-
hoogsten stand. Denk niet al te hard
over de arme lady Heronville. Zij
stierf jong, ia het volle bezit harer
bekoorlijkheden."
„En meent gij, dal zij daarom be
treurd moet worden vroeg Daphne.
„Het was hel beste lot dat haar te
beurt kon vallen. De juiste straf voor
haar slechtheid zoude een lang leven
geweest zijn, door iedereen veracht,
en hare schoonheid van dag tol dag
verwelkende, zoodat zij vergelen en
in armoede gestorven was."
Wien de Goden liefhebbensterven
jong," zegt een oud spreekwoord. „En
daardoor ontgaan zij veel schande en
verdriet."
„Waar hebt gij dat gelezen
kleintje?"
„In een boek, waaruit wij bij ma
dame Tolmache moesten voorlezen
„Bloemlezing uit de gedichten van
Byron."
„Zoo, zoo, nu begrijp ik hel! Alles
onzin, niets dan afval van diamant.
Ik was al bang dal gij aan de Koh-i-
noor zelf bezig waart geweest."
„Krijgen wij een kop thee, Gerald
vroeg Madoline naar hen toekomende
en op haar horloge ziende. „Hel is
half vijf en wij moeten vroeg naar
huis."
„Dan naar de galereien, dames en
heeren, naar het meest middeneeuw
sche gedeelte van de Abdy."
Zij gingen onder een Gothische poort
door, en kwamen in een breede groene
laan, in het midden waarvan ook een
fontein was, met een echt oud marme
ren bassin, een Bomeinsche oudheid
ongeveer dertig jaren geleden bij
Portland opgegraven. Steenen gale
rijen omgaven dit grasperk. Een tent
van gestreept linnen was naast de
lontein opgericht, en daaronder stond
de theetafel gedekt.
„Lina, laat ons nu eens zien, of gij
met die groote zware theeketel terecht
kunt," zeide Gerald.
„Ik heb nog nooit zoo'n fraai
zwaar stuk gezien," merkte mevrouw
Ferrers droomerig aan. Die dame had
zich gedurende den middag erg ver
veeld, doordal niemand haar omtrent
het een of ander geraadpleegd had.
„Maar toch moet ik zeggen, dat ik
hel zilverwerk van mijn echtgenoot,
den predikant, afkomstig uit den tijd
van George den Tweede prefereer,
en dat ik de ouderwelsche porce-
leinen koppen en schotels beschouw
als het fraaiste wat ooit op dat gebied
geleverd is."
HOOFDSTUK XII.
„Liever dood dan schande."
Sir Vernon Lawford zat alleen in
zijne studeerkamer, den morgen na
het bezoek te Goring Abdy, toen de
deur plotseling open ging en zijn
jongste dochter voor hem stond. Reeds
door de wijze waarop de deur ge
opend werd, wist hij, nog voor dal
hij van zijn schrijftafel opzag, dat de
indringster Daphne, en niet de altijd
welkome Madoline was.
Hij keek zijn dochter met een
koelen, ernstigen blik aan, als ware zij
iemand die geen recht had om daar
te zijn. Zoolang zij zich herinneren
kon, had Daphne haren vader meer
Gedrukt bij DE EK VEN LO
gevreesd dan bemind, maar nooit
had hij haar zoo hatelijk toegeschenen
als op dezen morgen in zijn eigen
kaïner, omringd door alle teekenen
van macht de bronzen buste van
Cicero van de boekenkast af op hem
neerziende; zijn cassette geopend
naast hem, volpennemessenenvouw-
heenen en gestempeld postpapier; zijn
zwaren zilveren inktkoker, dien hij
van de landweer, het graafschap War
wickshire gekregen had als huldeblijk
voor zijn verdiensten als Kolonelzijn
prachtig gebonden woordenboeken en
glinsterend zilveren brielweger in 't
kort, van al de grootheid en pracht
te midden waarvan hij zijn admini
stratie voerde.
„Welnu Daphne, wal verlangt gij?"
vroeg hij, haar aanziende, zonder
dat een enkele straal van genegen
heid in zijn fraaie grijze oogen blonk.
„Ach, Papa," stamelde zij, sterk
blozende onder dien ernstigen blik,
en haar tuinboezelaarlje zenuwachtig
in eikaar frommelende. „Ik geloof dat
ik nog een beetje naar school moet,
dal mijn opvoeding nog niet vol
tooid is."
„Voltooid!" riep hij uit, haar aan
ziende alsof hij meende dat zij een
idioot was. „Wat voltooid?" Gij vol
tooit nooit iets, noch begint gij iels,
dat voor zooverre ik oordeelen kan
der moeite waard is."
„Ik bedoel mijn opvoeding papa,"
zeide zij, hem aanziende met oogen
zoo liefelijk in kleur en uitdrukking,
zoo smeekend dat zij hem hadden
moeten treffen. „Ik weel wel dal u
mij naai Madame Tolmache gezonden
hebt om daar mijn opvoeding te vol
tooien, en dat zij zeer duur was,
maai' ik vrees dat ik erg onwetend
terug gekomen ben, en ik begin te
gelooven dat nog een paar jaar school
gaan niet anders dan goed zou werken.
Kijk eens hier, papa, ik ben nu zoo
veel oud#r en ik zoude mij wel ern
stiger op de studie toeleggen om wat
meer te leeren. Geloof mijpapa, ik
za) ditmaal heel hard werken," pleitte
Daphne, zich herinnerende hoe weinig
zij vroeger gewerkt had. „Waarheen
gij mij stuurt is mij onverschillig:
naar Asnières, of naar Duilschland
of ergens elders: het is mij alles
hetzellde mits ik mijn opvoeding kon-
de voltooien."
„Doe dal te huis," zeide Sir Vernon
min of meer verachtelijk. Gij kunt
sclnijven en lezen an ook spellen,
althans dal veronderstel ik. Ja; dat
is waar ook, ik heb in die loketten
nog eenige uwer brieven liggendie
steedsdan om diten dan om dal,
vroegen. Iedereen die dal kan, kan
ook zonder onderricht verder komen.
Er zijn" zeide hij „genoeg
wetenschappelijke werken op die plan
ken" daarbij met genoegen naar
zijn uilgelezen bibliotheek ziende
„om elke vrouw geleerder te maken
dan zij ooit behoelt te worden. Maar
om zoo'n gril te voldoen, zoudt gij
weder naar school willen gaan
„Het is geen gril papa. Het is mijn
ernstige wensch. Ik geloof werkelijk
dal het beter voor ons allen zoude zijn."
Zij was van rood, bleek geworden
en stond voor haar vader als een
misdadigster, de oogen neergeslagen
en bleek als een lijk.
„Voor mij, die de rekeningen zou
moeten betalen zoude hel er niet be
ter op worden. Ik heb voor uwe op
voeding al menig stuivertje uitgegeven,
en dus, kunt gij begrijpen hoe erg
prettig ik hel vinden moetuwe ei
gene bekentenis van domheid te moeten
aanhooren."
„Het is voor mij het beste, papa,
om juist te zeggen zooals ik het
meen. Onthoudt mij die gunst niet.
Het is voor het eerst dat ik u iets van
belang vraag."
„Hel is iets erg bespottelijks, en
ik zoude al een groote dwaas moeten
zijn indien ik aan die grillen toegaf."
Zij zuchtte bedroefd.
SJES, te Haarlem.
„Hoe kan ik," riep zij wanhopend
uil, „u overtuigen dat hel van mij
geen dwaasheid is? Ik heb den gehee-
len nacht wakker gelegen, om er over
te denken. Ik meen het eerlijk en op
recht, papa."
„Ja, gij meendet het ook eerlijk en
oprecht, omtrent uw boot, en nu
hebt gij er reeds genoeg van. Hoe
hebt gij niet verlangdnaar huis te
komen. Gij zijt het wispelturigsle
schepseltje op aarde."
„Neen riep zijhartstochtelijk
„mijn boot verveelt mij volstrekt niet.
Ik houd er nog evenveel van als vroe
ger, en ook van de rivier, en dit
huis en van Madoline en u
als u mij maar toestond u lief te
hebben. Vaderzeide zij bevende,
haastig op hem toeloopende en aan
zijn voeten knielende, de gevouwen
handen smeekend opgeheven„inliet
leven eenet' vrouw zijn oogenblikken
dat haar plotseling een licht opgaat,
dal haar toont, welke hare plichten
zijn. Ik geloof, dal het mijn plicht is
weder naar school te gaan, waar dan
ook, in Frankrijk, of Duilschland,
waar ik mij verder bekwamen kan,
en ernstiger worden zooals het eene
vrouw past. Het zal wel hard voor
mij zijn, te moeten scheiden van alles
wat mij het liefste op aarde is, maar
ik voel en weet dat het mijn plicht
is. Laat mij gaan, vaderlief. De on
kosten kunnen u toch niet hinderen."
„Denkt gij dal? Dat bewijst hoe
weinig gij de wereld kent. Wanneer
een man veel te hoog geschat wordt,
zooals men mij hier doet, en tol den
laatslen cent toe zijn inkomen ver
leert, daarbij zoodanig gebonden is,
dat hij geen bunder van zijn landgoed
kan verkoopen, dan is elke honderd
van groot belang. Uwe opvoeding is
toch al een kostbare geschiedenis
gew»esl, en ik weiger bepaald er
nog een dubbeltje voor uittege-
ven. Als gij niet geprofiteerd hebt,
des te erger voor u. Sta op kind."
Zij lag nog steeds geknield en keek
hem vol wanhoop aan. „Met dit
comediespel komt men bij een man
als ik, in 't geheel niet verder. Ik
verfoei looneelheldinnen."
„Goed, vader," antwoordde zij op
onderworpen loon, haar best doende
niet meer te snikken en hare tranen
terug te houden, terwijl zij rechtop
voor hem stond. „Ik hoop, dal indien
u in het vervolg ooit reden mocht
hebben om mij te beknorren, dat u
dan aan uwe weigering van heden
zult denken."
„Ik zal u bestraften, indien gij straf
verdient daar kunt gij op rekenen,"
zeide hij driftig.
„En mij nooit prijzen, als ik het ver
dien, en mij nimmer iiefhebben of
hartelijk tegen mij zijn, nooit een
vader voor mij zijn behalve in
naam."
„Juist," zeide hij, hel voorhoofd
fronzende. „Behalve in naam. En wees
nu zoo goed en laat mij alleen. Ik
heb verscheidene brieven te schrijven."
Daphne gehoorzaamde zonder een
enkel woord te zeggen-. Toen zij in
het portaal was en de deur achter
zich gesloten had, stond zij eenige
oogenblikken, tegen de muur leunende,
stil, strak voor zich starende met een
blik vol onbeschrijfelijke droefheid.
„Hel was het eenige wat ik doen
ItoH," mompelde zij met een diepen
zucht.
Des namiddags vertelde Sir Vernon
aan zijn oudste dochter, het bespol-
lelijke plan van Daphne om weder naar
school te willen."
„Hebt gij ooit dergelijken onzin
gehoord?" riep hij driftig. „Nadat zij
u voortdurend met allerlei smeek
brieven geplaagd heeft, om toch maar
naar huis te mogen komen, heeft zij
genoeg van ons allen, en wil nog voor
dal zij zes maanden te huis is, weder
weg."
Wordt vervolgd).