LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Brad don. 25) „Het is zeer vreemd papa, vooral bij iemand die zoo door en door, een en al liefde is," zeide Madoline op nadenkenden toon. „Weet gij wel, dat ik vrees dat het mijn schuld is." „Hoe dat, op welke wijze?" „Ik heb haar aangespoord zich verder te bekwamen, en misschien heb ik haai' daardoor onwillekeurig doen denken dat zij weder naar school moest." „Dus beschouwt gij haar als een idioot, die niet in staat is duidelijk Engelsch te verstaan," hernam Sir Vernon knorrig. „Gij tracht altijd ver ontschuldigingen voor haar te vinden. Luister eens!" riep hij uit bij het liooren van een vroolijk^en helder ge lach. „Daar, nu is zij weer aan het spelen met Turchill, men zou niet zeggen dal zij dezelfde is die een paar uur geleden voor mij geknield lag, als in een treurspel, de oogen vol tranen mij smeekende en biddende om weder naar school gezonden te worden." „Ik zal haar dat wel uit het hoold pratenvaderlief. Zij doet altijd alles, wat zij weet dat ik gaarne zoude hebben." „Het doet mij genoegen, dat zij ten minste zooveel gezond verstand bezit om uwe meerderheid te be grijpen." „Beste, goede vader, indien u een klein beetje vriendelijker tegen haar kondel zijn in uwe manieren, meen ik dan geloof' ik dal zij veel gelukkiger zoude zijn." Op nieuw weerklonk de vroolijke lach van Daphne. „Zij is erg ongelukkig, vindt gij niet?" riep Sir Vernon uit. „Mijn lieve Lina, dat meisje is eene geboren comédienne. Haar leven lang zal zij comedie spelen, hetzij treur- of blij spel. Heden morgen was het treurspel, en nu hebben wij blijspel. Laat u toch niet door haar beetnemen." „Geloof mij, papa, u beoordeelt haar verkeerd." „Ik wil hopen dat gij gelijk hebt." „Daphne wat is dat voor een gril van u om nu weder naar school te willen vroeg Madoline toen zij met haar zuster dienzelfden warmen zomer avond in de oranjerie zat, terwijl Sir Vernon met de beide jongelui onder het genot van een glas wijn over de politiek zat te praten. „Ik was erg bedroefd toen ik het hoorde, mee- nende dat gij u te huis heel gelukkig- gevoelde." „Ja, dat ben ik ook overgeluk kig met u, mijn lieveling," ant woordde Daphne, terwijl zij Lina's hand in de hare nam en met de ouder- wetsche diamanten ringen, die deze van hare grootmoeder geërfd had, speelde. „Dat ben ik ook, onbeschrij felijk gelukkig. Maar geluk is in dit leven niet bestendig en onvermengd, is 't wel zusje De predikant vertelt het ons voortdurend in zijn prozaiesch saaie preeken; maar als hij eerlijk zijn meening wilde zeggen, dan zouden wij hooren, dat het doel en het genot van dit leven niets anders was dan zoo lekker mogelijk te smullen. Ik geloof niet dat ik alleen geboren werd om gelukkig te zijngelooft gij het, Lina Wij ongelukkige stervelingen hebben meer gelijkenis met de zijdewormen dan met de vlinders, even als de eersten hebben wij een loopbaan van arbeid in het slijk en modder afteleggen, voor dat wij het recht krijgen om een kort poosje als oude motten rond te flad deren. Uit een christelijk oogpunt be schouwd, is da jeugd bestemd lot werken en zelfverloochening, en plichts betrachting, en meer diergelijke zaken, niet waar, Lina?" „leder tijdperk van het menschelijk leven brengt zijn verplichtingen mede, lieveling; maar de uwe zijn zeer gemak kelijk," antwoordde Madoline vrien delijk. „Gij hebt slechts eerbiedig en gehoorzaam tegenover uw vader te zijn, en diegenen die uwe hulp be hoeven zooveel goed te doen als gij kunt, en daarbij dankbaar aan God te zijn voor de vele goede gaven waarmede Hij u begiftigd heeft." „Ja; ik geloof dat over 't geheel ge nomen ik een buitengewoon gelukkig persoontje ben, al ben ik doodarm," zeide Daphne spijtig. „Ik ben jong, heb hel gebruik van al mijn zintui gen en een bespottelijk goede consti tutie. Ik kan lot aan mijn knieën door het natte gras loopen zonder kou te vattenen glazen vol ijskoud water drinken al ben ik ook nog zoo warm, zonder dat het mij hindert, en allerlei dingen doen die andere menschen zouden beschouwen als po ging lot zelfmoord, en toch kan ik er best tegen. Verder woon ik in een mooi huishoewel ik zeer goed be grijp dat ik er volstrekt niet in tel ben; en dan heb ik een zeer aristocratische vader om naar te kijken. Ja, Ma doline dat alles bezit ikmaar het heelt voor mij geen waardeechter bezit ik ook uwe liefde, en die is mij honderdmaal meer waard dan al het andere." De zusters zaten hand in hand, Madoline was getroffen door de gene genheid van het eigenzinnige meisje. De maan scheen door hel geboomte, terwijl de laatste nachtegaal zijn lied in de struiken deed hooren. „Waarom verlangt gij weder naai school te gaan, Daphne?" vroeg Lina vleiend. „Ik verlang hel niet." „En heden morgen hebt gij er papa toch om gebeden." „Dat is waar, ik was dezen mor gen van gedachte, dat ik nog veel leeren moest, maar aangezien papa op zeer beslisten toon weigerde aan mijn verzoek te voldoenzoo heb ik het mij uit hel hoofd gezet. Ik meende dat, als ik nog eens een jaar bij Madame ïolmache was, ik veel beter Fransch zou leeren spreken en dan zoude ik tevens mijn best doen om een beetje bedaarder te worden, waarop ik mij nooit heb toegelegd toen ik te Asnières was. Of dat ik een beetje naar Duilschland op school gezonden werd om mij wat verder in de Duitsche spraakkunst te bekwa men, waarvan ik op 't oogenblik al heel weinig begrip heb. Maar papa zégt neen, en aangezien ik oneindig meer houd van met den bal te spe len en te biljarten dan van studeeren, zoo zal ik mij tegen papa's besluit niet verder verzetten." Dit alles werd zoo luchthartig ge zegd, hel klonk zoo natuurlijk uit den mond van een meisje als Daphne, die nog nimmer een geheim in haar leven bad gehad, dat Madoline geen oogenblik aan de oprechtheid harer zuster twijfelde. Maar er was toch iels hards en onverschilligs in Daphne's loondie haar onaangenaam aandeed. „Wie houd zooveel van billart spe len klonk Gerald's stem even boven henen opziendezagen zij hem over de breede marmeren balustrade leunende. „Komt gij boven bij ons een beetje piano spelen of zullen wij beneden in de biljartkamer bij u ko men om eens een kansje tegen u te wagen?" vroeg hij. „Zooals mijn vader wil," antwoord de Madoline. „Sir Vernon wil van avond niet spelen. Hij is naar zijne kamer ge gaan om de avondbladen te lezen. Ik houd het er voor dat hij Turchill, de series van beestenwelke die gis teren avond gemaakt heeft en waar door hij het spel won nog maar niet vergeven kan. Edgar en ik hebben den geheelen avond vrij en zullen u niet sparen, integendeel wij hebben plan u beiden, jonge dames, eens een ferm pak slaag te geven." „Mij kunt gij gemakkelijk doen verliezen," zeide Madoline. „Ik heb geen zesmaal gespeeld sedert gij van huis gingt." „Ach, hoe nederig, maar die dat zeggen zijn dikwijls het gevaarlijkst. En Daphne is zeker nog een nieuwe ling in het spel. Dan moeten wij u vijl en zeventig op de honderd voor geven." „Ach hoe goed, hoe inschikkelijk zijt gij," riep Daphne, hem flink aanziende. „Gij zult mij niets voorge ven! Het kan mij volstrekt niet sche len hoe schandelijk ik het verlies; maar ik verkies niet als een klein kind behandeld te worden." „In alles blijft zij toch hetzelfde katje," mompelde Mijnheer Goring, daarbij in zich zeiven glimlachende. Hierop verscheen Edgar Turchill van uit het salonen gingen de beide jongelui de smalle trappen, dienaar de oranjerie leidden, af, waar Madoline en haar zuster zich nog bevonden zittende in hunne zoogenaamde luier stoelen voor de openstaande deur, waardoor men een heerlijk gezicht van kalme rust op den door maneschijn verlichten tuin had. „Daphne heeft groot gelijk uwe vernederende concessies niet aan te nemenzeide Edgar. „Zij en ik zullen tegen u en Madoline spelen en het u doen verliezen." „Dat zal u niet moeilijk vallen, mijn waarde Sakser," antwoordde Gerald, die er altijd genot in vond op goedmoedigen toon met de oude afkomst van zijn vriend te spotten. Ik heb mij slechts zeer weinig op hel biljartspel toegelegd." „Dan speel je zeker heel slecht," zeide Edgar plompweg. Zij gingen hierop allen te zamen naar de biljartkamer, terwijl Daphne's oogen in het lamplicht met ongewonen gloed schitterdenalsof alleen de gedachte aan het aanslaande gevecht haar koortsachtig aandeed. Turchill, die zelfs in zijn genoegens door en door ernstig bleef, trok zijn jas uit, als een man die een gewichtige zaak voor had. Gerald Goring gooide den zijnen in een hoek alsof hij plan had een middagslaapje op een der met marokijn bekleede breede sofa's te doen. Daarop nam het gevecht een aan vang. Gerald en Madoline raakten van het begin af achter. Daphne had een vaste hand, een juist oog, als van een valk en daarbij een stoutheid van dessin, die wonderen verrichtte. Hoe moeilijker de stoot des te beter de uitvoering. Door hare vermetelheid overwon zij moeilijkhedendie voor een meer voorzichtig speler on overkomelijk zouden geweest zijn. Zij stopte slag op slag de bal harer tegenpartij ratelend in de hoekzakken, met zoo'n kracht, dat zelfs Gerald Goring niet nalaten kon zijne tegen standster te applaudisseeren. En terwijl zij het aantal punten, door de meest verrassende stooten vermeerderde kroop Edgar met zijn bedaard en wel overlegd spel langzaam achter haar aan wonderen doende, door met het grootste gemak allerlei stooten ach ter zijn rug om te maken. „Ik geef het op," riep Gerald na eerst nog zwakjes getracht te hebben tegen zijn noodlot te vechten. „Lina, meisjelief, vergeef mij mijne vrijmoe digheid, maar gij speelt bijna even slecht als ik. Wij kennen het geen van beiden. Gij jeugdige kampvechters doet beter het maar samen uit te vechten lot honderd toe terwijl Lina en ik het eens aanzien en u zullen applaudisseeren. Ik mag gaarne zien dat er energie in de jeugd zit, zelis al is die ook in verkeerde richting." Hij zette zich zoo gemakkelijk mo gelijk op den divan waarvan hij het beste gezicht op het biljart had. Lina zat naast hem en was ijverig aan het breien van een wollen borstrok voor een harer menigvuldige bedeelden. „Mijne ijverige Penelope, gelooft gij niet dat gij van al uw werk nu wel eens raoogt uitrustennu Ulysses veilig en wel te huis is en alle min naars op de vlucht zijn gegaan?" vroeg Gerald, met bewondering naar de vlijtige handen ziende. „Gij hebt er geen begrip van hoe akelig lui ik mij in uw bijzijn gevoel." „Ik geloof dat ledigheid het voor recht uwer sekse isGeraldmaar voor ons zoude het een straf zijn. Ik gevoel mij diep ongelukkig, als ik niets te doen heb." „Een nieuw bewijs van verkeerde energie," zuchtte Gerald, zich zoo lui mogelijk tegen den rug der ca napé werpende, zijn handen boven zijn hoofd gevouwen om naar het spel der tegenstanders te zien. Daphne speelde met een vuur alsof haar leven er meê gemoeid was. Haar fijne figuurtje wrong zich in allerlei bochten als een jonge kamp vechter, elke spier van haar fraaie ronde arm zwol op en werd zichtbaar door de mouw van haar neteldoek- sche japon, terwijl haar slappe pols en fijn gevormd handje zoo sterk en buigzaam als staal schenen. Zij be woog zich rondom de tafel met de vlugheid van een boschkatje, elegant, schuwentembaarhalf-wilden toch zoo bevallig. Edgar Turchill ging steeds voort, zoo ernstig alsof het een zaak van belang betrof, dan met de een dan met de andere hand stootende en het geheel even kalm opnemende alsof hij met Sir Vernon speelde. En toch verviel hij nu en dan, als de beurt aan Daphne was, in een mijmering, haar aanziende alsof zij te mooi was, om een menschelijk wezen te kun nen zijn. „Daar heb ik een prachtstoot!" riep hij uit, terwijl hij vlak aan den band lag en geen ivans zag iets te maken. „Ik heb het haar geleerd, moest ik niet trolsch zijn op mijn leerling?" „Gij hebt mij leeren roeien, met den bal spelen en biljartenzeide Daphne, terwijl zij nadacht wat zij doen zou. „In een woord alles wat der moeite waard is te kennen." „Maar Daphne!" fluisterde Madoline, terwijl zij haar verwijtend aanzag. „Ik zeide het zonder nadenken," pleitte Daphne, die opnieuw een heele serie maakte. „Edgar gij noteert toch wel eerlijk Als Mijnheer Goring niet te lui was, dan kon die voor ons noteeren." „Niet te lui," mompelde Gerald langzaam, „maar veel te aangenaam bezig door naar uw spel te zienen ik zou dat genoegen niet gaarne be derven door mij met zaken van wel ken aard ook te bemoeien." „Waar is al die boekengeleerdheid goed voor?" vervolgde Daphne. „Ik houd vol dat Edgar mij alles geleerd heeftwat waard is gekend te worden, want hij heeft mij geleerd mij gelukkig te gevoelen. Ik bewonder de rivier; ik ben dol op het biljartenen na het biljarten houd ik hel meest van bal spel. Gelooft gijdat ik mij ooit ge lukkiger zal gevoelen, omdat ik de Fransche spraakkunst of den Regel van Drieën geleerd heb?" „Daphne gij zijt het wispelturigste schepseltje dat ik ooit ontmoet heb," zeide Madoline min of meer boos. „Dezen morgen nog, verlangdet gij weder naar school te gaan om uwe opvoeding te voltooien." „Werkelijk?" vroeg Gerald, die plotseling oplettend werd. „Het was allemaal maar gekheid." riep Daphne uit, terwijl zij een kleur als bloed kreeg. Mijnheer Turchill lachte hartelijk bij de gedachte er aan. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EE VEN LOOS J ES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6