zoudt beter doenom mij maar alleen te laten begaanom mij op de rivier te vermaken oi wel met Goldie te spelen, die meer verstand schijnt te hebben dan menig menschenkind.'' Hierin wilde Madoline .echter niet toestemmen. Hare liefde voor hare zuster was zoodanig met medelijden vermengdzij gevoelde zoo innig diep, welk een donkere schaduw er op het leven van Daphne rustte van hare geboorte af aandat zij eene gene genheid voor haar koesterdeonein dig sterker dan men gewoonlijk onder zusters aantreft. Zij wenschle bij Daph ne zooveel mogelijk te vergoeden wat die missen moestde lielde eener onnatuurlijke moeder, die haar verliet toen zij in haar wiegje lag, zoowel als de onredelijke behandeling haars vaders. Buitendien was er nog de opwekkende gedachte, dat Edgar Turchill, op een na de beste der mannen, dien zij als echtgenoot had afgewezenmet der tijd haar schoonbroeder worden zouen dat Daphne's toekomstbemind door een braai man, zoo gelukkigen volmaakt zou zijnals die van de liefste en beste vrouw ter wereld. Madoline stel de zich vast voor dal Edgar met Daphne zou trouwen; dat hij haar hartstochtelijk lief had was duidelijk. Iedereen op South Hill wist het be halve misschien Daphne zelf. Dat zij hem met een kalme zusterlijke gene genheid beminde was evenzeer duide lijk. En wie kon er aan twijfelen, of die zusterlijke liefde zou. na verloop van lijdvan zelve tot een warmer gevoel rijpen om hem voor zijne toe-, wijding te beloonen Dus werd het legen het verstandiger besluit van hel meisje zelf, als 't ware een natuur lijke zaak dal Daphne bijna altijd als derde persoon de verloofden verge zelde, en dat Mijnheer Turchill dik wijls als vierde persoon van de partij was. Het gezelschap dezer twee, scheen voor Gerald Goring volstrekt niet hin derlijk te zijn. Daphne's vroolijkheid vermaakte nem, en zijn oude vriend Turchill beschouwde hij als een wezen van mindere klasse, in zijn soort niet onaardig. Hij was volstrekt geen harts tochtelijk minnaar .Hij beschouwde zijn geluk als een uitgemaakte zaakwel wetende dat er geen rots aan de ruwe kusten van Corn wallis op vaster grond slag stond dan Madoline's lielde voor hem. Jaloerschhcid was een onbekende plaag voor hemhij was steeds even bedaard en kibbelde nooit om later het genot der verzoening te hebben. In Madoline's lief karakter was niets dat naar coquellerie zweemde. Augustus liep ten einde, hel was de geheele maand prachtig weder geweestzulke heldere dagendal men in hel veld zijnde, meenen zou dal het boerenbedrijf eigenlijk de gelukkigste roeping was. Er was niet veel bouwland in den omtrek van South Ilill, maar het korenland dat er was, beloolde een meer dan over vloediger oogst; en menigen landheer- die in zijn verontwaardiging tegen een revolutionnaire herziening der jachtwetten, die toen in de veile begon te schemeren, een duizend bunders van zijn beste land ruw had omgeploegd, liever dan het op ver nederende conditiën te verhuren zal wel met berouw gedacht hebben, aan al het korendat van die frissche bergvlakten en vruchtbare valleien had kunnen geoogst wordenterwijl er nu door zijn eigen wil niets dan onkruid groeide in plaats van tarwe. Het was een maand vanprelmaken voor iedereen want zelfs de veldarbeid had ervooroningewijden veel van. liet klei - ne, kalme Stratford was geheel en al uit zijn rust en landelijke stilte gerukt door de aankomst van een regiment artilleriehel geblaas of getoeter op trompetten en hel voortdurend ge roffel op trommenterwijl de postil jon van de diligence van Leamington eiken middag lustig op zijn hoorn blies en de jonge jachthond die in de herberg „Het R o o d e Paard" besleed was, het niet veilig meer vond om zijn middagslaapje midden op den grooten weg te doen. Hel was het saisoen voor Amerikaansche louristendie met hun reiswijzer in de han dStratford en zijne omstre- ben bezochtenen de koffiekamer van „Het Roode Paard" kwamen bezoeken om de werkelijke stoel te zien waarin Washington Irving gewoon was te zitten. Enkele middagen waren eentonig, indien de minnenden geen bepaald plan gemaakt hadden hoe den dag doorle- brengen. Dan hadden zij niets anders te doen dan dadelijk na het ontbijt een partij biljart te spelentot dat Gerald ontdekte dal het veel te warm daar voor was, waarop dan de vier spelers Lina, Daphne, Gerald en Turchill naar den tuin gingen om schaduw te zoeken. „Schaduw!" riep Daphne veront waardigd. ,,Wie heeft schaduw noodig? Wie heeft ooit te veel van Phoebus Apollo? Ik niet. Wij zien te weinig van den Zonnegod, ik althans zal hem nooit mijn rug loekeeren." Zij ging op het verschroeide gras, in den vollen zonneschijn zitten terwijl de drie anderen in de schaduw van een bui tengewoon grooten Spaanschen kas tanjeboom zatenwaarvan de volle bladerdos als 't ware een tent vormde. ,,Dat is al een erg vervelendemanier om den dag doortebrengen," zeide Daphne plotseling ongeduldig opsprin gende, nadat zij allen een halluurtje heel bedaard over het weder en hunne buren hadden zitten praten. „Kunnen wij dan niets anders doen?" „Jh wel, ondeugende kleine meid," antwoordde Gerald; „als uwe ruste loosheid ons hier locii niet met vrede kan laten, dan zullen wij u wel aan 't werk zetten. Zoo warm als het van daag is, kunnen wij het alleen op de rivier uithouden: het prettigste zou zijn om te zwemmen, maar daarop volgt een beetje varen. Gijjonge- julfrouw Daphne zult ons naar Strat ford Weir roeien." „Ik doe niets liever. Ik sterf van verlangen om iets te kunnen doen," zeide Daphne vroolijk. Edgar, gij neemt een riem, niet waar?" „Natuurlijk, als gij werkelijk zin hebt om te gaan. Maar lusschen twee haakjes, wat zoudt gij er van denken als wij de gelegenheid eens te baat namen om te Stratford aan wal te gaan en met Gerald naar Sholtery te wandelen om hen hel huisje van Anna Hathaway te wijzen „Heerlijk," riep Daphne uit. „Het zal een ware pelgrimstocht ter eere van Shakespeare zijn. Wij zullen thee en alles meênemen en dan bij juf frouw Baker den boel eens opschep pen. Zij zal mij alles laten doen wat ik wil, dat weet ik. En Mijnheer Go- ring zal, als straf voor zijn onverschil ligheid, de mand dragen en wij zullen den geheelen weg over niets anders, dan over de jeugdige jaren van Shake speare praten." „En wie weet daar iels van?" zeide Gerald met verheffing van stern. „Nog maals zeg ik, wie kan daarover meêpralen Eenige aanteekeningen in een dorpsregister; een half dozijn gezegdenbij overleveringvan Ben jamin Johnson en dan een menigte andere lieden, Engelschen zoowei als Duitschers, die uit hun eigen brein een min of meer sentimenleele levens beschrijving van hem gemaakt hebben. „Wij kunnen ons hem voorstellen als jongeling dwars over de velden naar Sholtery gaande, omdat het de kort ste weg was, en dal een zoo praktisch man natuurlijk geen andere weg zou genomen hebbenja over deze zelfde landen waarop wij heden wandelen, over dcnzelfden grond, indien al niet op hetzelfde gras. En verderin aan merking nemende dat, gedurende de regeering van koningin Elisabeth, Adams-vorken nog veelal in gebruik warenkunnen wij gerust beweren dat de onsterfelijke dichter zich et van bediende om zijn brood met siroop te eten; want wie durft te zeggen, dat de zoo begaafde leerling van de dorpsschool te Stratford niet even goed dezelfde neigingen en lus ten had, als zijn schoolkameraadjes? Wie zou niet gaarne Shakespeare's lepel wenschen te bezitten of van zijn tinnen bord willen eten? Daarover schrijven al de zoogenaamde geleerden en ik houd hel er voor dat ik van den dichterwat betreft zijn privaat levenniets verlang te welen, omdat ik te dikwijls met die aanbieding ben lastig gevallen." „Gij zijt een verstokte ongeloovige, en daarom zult gij het mandje dragen." „Wal zegt gij daar, dame? zoudt gij mij tot huurling willen verlagen? Gregoor, op mijne eer, wij willen .geen kolen dragen." „Ziel gij welriep Daphne uil „gij kunt niet leven zonder een o( ander zijner gezegden aantehalen. Wij spreken nu dagelijks over hem." „Omdat wij papegaaien zijn, zon der eenig eigen discours," antwoordde Gerald. „En toch ben ik trotsch tot het land te behooren, waar hij geboren werd. Ik wenschle dat er een droppel van zijn bloed door mijne aderen vloeide. Ik benijd Edgar omdat zijn voorouders bewerenaan het geslacht van Arden verwant te zijn. Ik zoude bijna wenschen dat ik eene Turchill ware." „Dal kunt gij gemakkelijk genoeg worden,' zeide Edgar blozende over zijn eigen vrijmoedigheid. Daphne lette noch op zijn verlegen heid noch op zijn gezegde. Zij dacht aan niets dan aan het genot van hel builenparlijlje. „Madolinemag ik order geven dat onze provisiemand eens goed ge vuld wordt?" vroeg zij. „Zeker moogt gij dat, meisjelief, ais wij ten minste allen meê gaan." „Ik begin te gelooven dat hel heele partijtje voor ons aangelegd is," zeide Gerald, vriendelijk naar" de in het wit gekleede slanke gestalte van het meisje ziende. „Mij hebt gij bevolen u de Avon afteroeien," zeide Daphne, „en ik veroordeel u, als boetedoening, lol een wandeling naar Sholtery. Eigen lijk moest gij barrevoets en met een wit beddelaken omkleed gaan, maar ik vrees dat u dat niet goed zou staan." „Het zou te veel op een Turksch badcosiuum gelijken," zeide Gerald. „Welnu ik slem toe, en des noods zal ik de mand dragen, mits dat gij mij niet al te veel met uwen dich ter plaagt." „Ik stel iets anders voor," zeide Edgar. „Sir Vernon moet heden aan hel diner te Warwick, presideeven dus heelt Miss Lawford geen dienst. Laten wij te zamen naar Ilawksyard gaan en daar bij mijn oude moeder hel middagmaal gebruiken. Zij zal er erg mede ingenomen zijn en wij zul len stellig heel veel pret hebben. Het is bijna volle maan en het ritje zal heerlijk zijn in de koelte en de „Meikevers," riep Gerald uit. „Die zijn om dien lijd buitengewoon le vendig en vliegen iemand vast en zeker in het gezicht." „Zeg wat gij wilt, Lina," vleide Edgar, „en ik zal een van de stal jongens van Sir Vernon, met een briefje aan mijn goede moeder, op mijn paard naar IlawksYard zenden als ik mag." „Ik heb er heel veel zin in als Gerald het goed vindt en als gij zeker zijtdat mevrouw Turchill er genoe gen meê neemt." „Ik geloof dat ik dan niet van de partij moet zijn. Mevrouw Turchill mag mij niet gaarnezeide Daphne plompweg. „Maar Daphneriep Turchill, „hoe kunt gij dal zeggen „Maar Edgar!" antwoordde Daphne hem nabauwende. „Kunt gij met de hand op het hart als eerlijk man verklaren dal uwe moeder mij wel lijden mag?" „Misschien zoude zij meer van u houden, als zij u beter kende," ant woordde de Heer van Ilawksyard zoo rood als een kalkoensche haan. „Zij houdt zooveel van Madoline dat gij daardoor een beetje in de schaduw staal." „Dat's natuurlijk. Hoe zou ook ie mand die van Madoline houdt, iels om mij geven? Dat is immers onmo gelijk," zeide Daphne bitter lachende. „Behoorde ik tot een meer burgelijke familie, dan zou men mij misschien nog al redelijk vinden, maar als Lina's zuster sta ik in de verhouding van schaduw lol zonlichtals de achterzij de van een fraaie schilderij een vierkant stuk smerig doek." „Indien gij vischt om een compli mentje te krijgendan doet gij moei te te vergeefsch," zeide Gerald, „liet is er vandaag de dag niet naar, dal een man zich moeite geven zal om allerlei aardigheden te zeggen." „Mag ik het briefje schrijven, en den jongen sturen?" vroeg Edgar. Lina keek haar minnaar aan, en ziende dat hij het goed vond stemde zij toe, waarop Edgar, hoogst ge lukkig, zich haastte om zijne toebe reidselen te maken. Tot dusverre was hij teleurgesteld in zijn hoop om Daphne dikwijls als gast op Ilawksyard te zien, als de geliefde gezellin zijner moeder. Hij had zich een bijna Arcadische voor stelling gemaakt: Daphne zich in de zonneschijn koesterende, zittende op den steenen bank in den ouderwel- schen tuin, terwijl zij het gevogelte voederde, of zelfs van tijd tot tijd eene koe melkende, of dikke melk makende in de schilderachtige oude boerenplaats. Hij had zich haar voor gesteld, dan boven en dan weder benedenalles omhalende wat tol de schatten van mevrouw Turchill behoor de, linten en kanten, bewaard om bekekenmeer dan om gedragen te worden: het linnengoed sorleerende, waarvan de voorraad groot genoeg was om een Zwitsersch hotel te voorzien, en dat gevaar liep te ver slikken door steeds op de planken te liggen, meer dan te verslijten door gebiuik. Hij had zich haar als de geliefde dochter des huizes voorge steld; de plechtige oude echos, door haar liefelijke stem doende weergal men zijn honden streelendeop zijn jachtpaarden door de groene lanen, en over de vlakke landen rijdende. Zij was verzot op paardrijden, maar Sir Vernon wilde haar niet toestaan een zijner zes rijpaarden te gebruiken. Deze heerlijke schilderij bestond voorloopig slechts alleen in zijn ver beelding. Mevrouw Turchill was Daph ne nog niet zeer genegen. Zij was een goede vrouw waarheidlievend, eerlijk en vriendelijk maar zij had hare eigenaardigheden en was zeer stijfhoofdig. „Ik ontken niet dal zij mooi is," zeide zijtoen Edgar haar trachtte te beduidendat iemand die Daphne's schoonheid niet bewonderde, bepaald geen smaak had„maar zij is geen meisje waarmede ik ooit intiem zal worden." „Dat komt, moeder, omdat u geen moeite doet haar te leeren kennen. Indien u haar meer hier vroeg, dan „Ik vertrouw Edgar, dal ik weet wat mij te doen staat," zeide de meesteresse van Ilawksyard kort af. „Als Miss Daphne Lawford er opge steld is nader kennis met mij te ma ken dan weet zij waar ik te vinden ben." Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOü.iES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6