LIEFDE EN PLICHT. Naar liet Engelsch van M. E. Braddon. 30) Maar Daphne had zich geen de min ste moeite gegeven om de vriendschap of genegenheid van mevrouw Turchill te verwerven. Er bestond geen enkele reden, waarom zij naar Hawksyard moest gaan; zoodat, na een deftige visite met Madoline bij welke ge legenheid zij met ijskoude beleefdheid in de fraaiste salon ontvangen waren, Daphne er niet weder heenging. En nu was er een prachtige gelegenheid om haar zich eens recht prettig in hel oude huis te doen gevoelen, en haar de omgeving er van eens te laten zien. „Lieve beste moederschreef Ed gar. „Ik heb u voor vanmiddag een onverwachte verrassing bereid. Wij, Lina, Daphne, Mijnheer Goring en ik gaan naar Shottery en hebben plan dan naar Hawksyard te rijden. Zorg voor een goed diner, zooveru dit in zoo'n korten tijd kunt gereed krijgen en heet ons dan hartelijk welkom. Ik raad u, eenige llesschen Liebfraumilch, en ook wal Champagne voor Goring uil den kelder te laten halen. De meisjes drinken mets dan water. Zorg voor een lekker borreltje en koekjes, zooals wij dat op het land gewend zijn. Verzoek geen an dere gasten," voegde Edgar er bij, vreezende dat zijn moeder de dorps predikant zou uiinoodigen „wij wen- schen een prettige vroolijke avond te hebben. Acht uur het diner. Uw liefhebbende Edgar." Dit korte briefje werd mevrouw Turchill overhandigd terwijl zij haar lunch gebruikte. Haar eerste plan was niets te doen. Haar zoon had een half dozijn jongelui meê kunnen brengen, en met genoegen zoude zij een vet kalf hebben doen slachten en de kost baarste wijnen hebben gegeven. Zij zoude haar uiterste best gedaan heb ben om een fijn menu daartestellen, en haar kippen en kelder niet gespaard hebben. Maar om een feest aan te richten voor Madoline, die haar zoon had afgewezen, en voor zijn mede minnaar die hem verdrongen haden voor Daphne die zij werkelijk niet lijden mocht, dat was te veel voor haar. Zij zat aan haar eenvoudig maal, brommende en niet wetende wal te doen. Een oogenblik dacht zij er aan, om Hebecca te roepen en aan die getrouwe, haar zorg meêtedeelen, maar kieschheid en innige liefde voor haar zoon behielden de overhand; en in plaats van Rebecca te laten komen, liet zij de keukenmeid roepen, en gaf haar order te zorgen dat alles voor hel diner zoo fijn mogelijk moest zijn, alsof hel voor haar een lang gewenschl genot was. Daphne liep naar het schuitenhuis, voordal' de anderen gereed waren om met de hulp van Bink haar boot netjes in orde te krijgen. Gerald behoefde het mandje niet te dragen, aangezien dat door het rijtuig kon worden meegeno men, dat het gezelschap te Shottery zou afhalen om hen naar Hawksyard te brengen. De oude naam van haar schuitje was door een deskundig werk man netjes uitgesneden, den dag vol gende op die, toen Daphne te vergeefsch beproefd had de oude keizersnaam te doen verdwijnen, en Nora Greina stond nu met fraaie vergulde letters op de plaats waar Nero had gestaan. „Gij had het niet moeten verande ren," zeide Gerald. „Het zoude iets bij zonders geweest zijn uw schuitje te noe men naar een bloeddorstig monster. „Nora Greina" vind ik heel bespot telijk." ,IIet was een idéé van den bouw meester, en wat beteekenl ook eigen lijk een naam?" zeide Daphne onver schillig. „Dat is waaruw schuitje zoude even vlug en netjes zijn, welke naam gij het ook zoudt geven." Daphne moest eenigen tijd wachten, voordat de anderen die langzaam door het weiland kwamen aandrentelen, bij het water waren. Zij had inlus- schen langzaam op en neer geroeid. „En nu, Keizerin," zeide Gerald, toen hij de shawls van Madoline op de bank gelegd haden zij zich daarop had neêrgevleid „hebt gij niets anders te doen dan naast uwe zuster plaats te nemen. Edgar en ik zullen ieder een riem nementerwijl gij en Lina ons door uw discours zult amuseeren." Deze titel van Keizerin was een herinnering aan Daphne's avontuur in het bosch van Fontainebleauen paste zeer goed bij hare trotsche ma nieren, terwijl de oorsprong er van alleen aan Gerald en haar zeiven be kend was. Als hij eens in een luimige bui was noemde hij haar gaarne bij een naam die zij nooit zonder blozen kon aanhooren. „En ik meende dat ik u zoude roeien," zeide Daphne. „Neen Keizerin, aangezien het alles stroomafwaarts is, zullen wij u van die taak verlossen. Buitendien zoudt gij, in dat Zondags toiletje toch niet kunnen roeien," zeide Edgar, met aandacht Daphne's kleeding bekijken de, beslaande uil een strookleurige japon van Indiesche zijde met don kergele korenaren geborduurd, en met licht gele kant aan hals en armen algezet, waarbij zij een Zwilsersche hoed van grof slroo droeg, versierd met hel op de hoogste Alpentoppen groeiende Edelweiss. „Ik kon toch geen roeikostuum aandoen, terwijl wij hij mevrouw Turchill gaan dineeren," zeide Daphne. „Gij had u mogen kleeden zooals gij zelfs het liefst wilde," hernam Ed gar dadelijk, „maar gij ziet er zoo allerliefst in de gele japon uil, dat hel mij voor mijne moeder genoegen doel dal zij u zoo eens zien zal. Zij is erg op mooie japonnen gesteld, ik geloof dat zij er nog een kast vol van heeft, die elke week eens, door haar en Rebecca, worden voor den dag gehaald, maar die zij nooit draagt." „Dan zullen die japonnen voorover- treksels van stoelen voor volgende geslachten kunnen dienen," zeide Gerald „alle hoezen over de stoelen in de zitkamer mijner moeder zijn gemaakt van de sleepen der japonnen mijner grootmoeders en oudtantes. Ik geloof dat een sleep eener baljapon in die dagen wel twee en een halve el lang was." Hij had zijn jas uitgetrokken en zijn .hemdsmouwen tol boven de elle boog opgestroopt. „Wat roeit gij nog met een prach tige slag, Goring!" zeide Edgar met bewondering, „en gij hebt een pols zoo slap als een matroos." „Dat heb ik van mijn vader," ant woordde Gerald koeltjes; „gij weet dat mijn vader bij de marine diende," op welk gezegde iedereen bloosde behalve de spreker. „Hij moet een buitengewoon knap man geweest zijn," stamelde Edgar, na een oogenblik stille. „Ieder man die een millioen pond sterling weet te verdienen en te be houden zonder dat er de minste smet of blaam op zijn naam rust, moet een knap man zijnantwoordde Ge rald met meer drift dan gewoonlijk. „Mijn vader leefde even goed voor anderen als voor zich zelf, en stierf geëerd en bemind door iedereen die hem gekend had. Hoe gelukkig zoude ik mij gevoelen als ik hem meer ge leek." „Dal is het beste wat ik u ooit heb hooren zeggen," riep Daphne uil. „Een goedkeuring van Sir Hubert Stanley mompelde Gerald; ik begin trotsch op mijn eigen persoon te worden." Zij landden even beneden de brug, aan de werf naast de vervallen oude herberg, die in vroeger dagen door beter gezelschap bezocht werd dan de karrevoerders en sjouwerlieden die daar nu kwamen drinken. Daarop gingen zij de door Sir Hugh Glopton gebouwde granieten brug over, en wandelden door het stille landstadje naar de weilandendie hen nog van Shottery scheidden. Het is slechts een mijl gaans van de stad naar het dorp, een landelijken weg, waar men bij iedere stap, als 't ware, de geesten uit vroegeren tijd voor zich ziet op dagen de Heilige weg der Engel- sche letterkunde. „Het helpt niets al verbiedt gij mij, niets meer over hem te spreken zeide Daphne, terwijl zij vlug over een hek sprong, tot groot gevaar harer nieuwmodische japon. „Ik kan niet over deze gronden gaan zonder aan hem te denken, integendeel ik ben er vol van." „Wie is die gelukkige, wiens beeld u steeds voor oogen staal?" vroeg Gerald op zijn gewone kalme manier van spreken. „Zijn het deze velden, die u zulke ernstige gedachten, mis schien omtrent het jachtrechl of heer lijkheid of eigendom, inboezemen? Is het Beaconsfield of Gladstone, wier portret u steeds voor oogen is?" „Wees, als 't u belieft niet flauw of kinderachtig," zeide Daphne.,, Kan men in deze streek aan iemand anders denken behalve aan Den onvergetelijken William. Geen mensch kan straffeloos in de omstreken van Stratford wonen. Hij moet deelne- nem aan de vergoding. En nu kindjelief, wat hebt gij te zeggen?" „Ik dacht er juist over hoe aange naam het is te weten, dat hij zoo wei nig reisde," antwoorde Daphne; en met dat al spreekt hij over Bohemen of Fran krijk of Duitschland, Rome, Verona of Inverness „Iemand heeft een heel boekdeel ge schreven om te bewijzen dal Shake speare met de koninklijke al tisten naar Schotland geweest is, maar toen hij er mede gereed was had hij nog even weinig bewezen als voor hij begon viel Gerald haar in de rede. „Of hij over Athene of Afrika spreekt hij bedoelde echter War wickshire," vervolgde Daphne. „Zijn eigen geboortegrond zweelt hem altijd voor den geest. Florizel en Perdita vrijen in onze weilanden. De bloemen die hij noemt, zijn juist zooals zij hier bloeien. En de hut van Rosalindestond in een smalle landweg nabij de weinige oude eikendie nog bestaan om aantetoonen waar eenmaal het woud van Arden was. En de arme ongelukkige Ophelia verdronk zich in een der zijtakken van onzen Avon. Ik zou u den ouden wilgenboom kunnen aanwijzen waar hel gebeurde, aan den rand van den vijver." „De zijtak van een rivier is geen vijver," mompelde Edgar. „Ik stem gaarne toe, dat beschrij ving van vreemde landen juist niet tot de sterkste punten van onzen Wil liam behoordde," antwoorde Gerald. „Daar hij geen reiziger was zou hij beter gedaan hebben met zich niet builen zijn eigen Warwickshire on dervinding, te wagen, want dan had hij nooit de domheid begaan van te schrijven over leeuwen in de straten van Rome of over een zeestrand in Bohemen." „Wacht tol dat gij een tooneelstuk of een roman schrijften dan zult gij ondervinden dat gij u dikwijls schikken moet naar de omstandig heden." „Dat is juist hetgeen uw verheer lijkte Bard niet deed. Hij maakte ge bruik van omstandigheden om zijn looneelstukken te schrijven." HOOFDSTUK XV. „LIEFDE IS VRIJ, EVENALS ELKE GEEST." Eerst een paar tuinen en eenige bui ten huisjes voorbij; een lange, dik met klimop begroeiden tuinmuur, waarbin nen schatten van vruchten en groen ten; een oude herberg; een geheel nieuw schoolgebouw, op den hoek van een olmenlaan, zoo statig dat elk edelman zoude wenschen er zoo een te bezitten als oprijlaan naar zijn voorva derlijk kasteel. En toch is er aan het einde van die prachtige laan geen kas teel te zien. Zij dient alleen als toegang tot een of ander boerenerf. Voor het schoolgebouw doet een jeugdig kwee keling zijn bestomeen troep kleine jon gens in orde te houden, maar zij spo tien met hem, en daarop hoorde men een schrille scherpe vrouwenstem die een hartig woordje ten beste gaf. Alle huizen van het kleine dorp be lmoren tot het verledene doen den ken aan vervlogen lijden. Op een boe renerf is een vroolijke dienstmeid, met korte rokjes aan, bezig een heele fami lie van kippen, hanen en kuikens uit een ijzeren pot te voeren, met een soort van pap. Daphne en haar reisgenoolen zagen duidelijk dal er nog heel weinig veran dering had plaats gehad sedert de tij den van Koningin Elisabeth, liet dorp lag niet aan den groolen weg. Drie of vier meer moderne huizen was alles wat er te Shottery sedert de laatste jaren gebouwd was. Zij wandelden vlug langs het smalle pad, de brug over naar hel snel- stroomende heekje dat als een wa terval over groote granielblokken spatten. Toen nog weinige stappen en daar stond een blok van kleine huisjes, die nu door het genie dat er geboren werd, tot een paleis of heiligdom verheven waren. Of het gebouw oorspronkelijk één woning was geweest, was moeilijk te zeggen. De gevels waren verschillendmaar dat was de mode van dien tijd. Hel geheele blok is van hout gebouwd met klei bestreken en uitstekende vensters, uitziende op een ouden tuin en waterput. Naast het huis en den tuin is een eude boomgaardwaar een paar schapen rustig en kalm, van het malsche gras genieten. Het huis zelf is bijna geheel onder groen be graven. Kamperfoelie, jasmijn en rozen bedekten de muren als om hen te beschermen. De oude houten poort is als 't ware bedekt door een gordijn van bloemen. Het rijtuig van South Hill wachtte aan het einde der laan waar Daphne met haar gezelschap aan wal slapte. Het mandje werd dadelijk overhandigd aan juffrouw Baker, die hen allen vriendelijk welkom heette. ,,IIet is mij zeer aangenaam u te zien, dames, het water kookt, dus kunt gij thee drinken zoodra u verkiest." „Dank je wel, beste oude," zeide Daphne, „maar is het eigenlijk geen vreeselijke heiligschennis om in deze kamer thee te drinken „Ik zoude het ook niet aan iedereen toestaan, jonge juffrouw; zeer zeker aan geen dier Amerikanenhoewel ik zeggen moet dat zij buitengewoon beleefd en voorkomend zijn en meer van Shakespeare en zijn levensgeschie denis weten dan de meeste Engelschen, en ook in hunne manieren veel aan genamer zijn," voegde juffrouw Baker er bijdenkende aan de klinkende daalders der Transatlantische bezoe kers. „Juffrouw Baker," begon Daphne op plechtigen loon, „ziet gij dezen man?" terwijl zij haar kleine hand op Gerald's schouder lag. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, to Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6