LIEFDE EN PLICHT.
Naar het Engelsch van M. E. Braddon.
38)
„Het is een lui droomerig leven,"
schreef hij. „Als ik niet op den vo
geljacht in de heuvels ben, of zee
vogels van uit mijn sloep schiet, dan
zit ik op dek te teekenen en schet
sen te maken, een echt plantenleven,
zonder afwisseling. Ik lees verschrik
kelijk veel verzen Byron, Shelley,
Kates en dan dat boek dat nooit
genoeg en nooit te veel gelezen kan
wordenwaaruit zooveel schoons en
zooveel wijsheid te putten isdal al
tijd een prachtstuk zal blijven, Goethe's
Faust. Ik begeer geen nieuwe boeken
de ouden zijn voor mij onuitput
telijk, steeds vind ik er nieuwe schoon
heden in. Een enkele maal laat ik mij
door nieuwsgierigheid wel eens ver
leiden om een nieuw boek intezien
maar in onze eeuw van middelmatig
heid op letterkundig gebied, prefereer
ik de groote mannen uit den ouden
tijdniet dat ik schimpen wil op uwe
lievelingen Tennyson en Browning,
in 't geheel niet, meisjelief. Zij behoo-
ren ook tot de onsterlelijken, maar
zij zullen meer gewaardeerd worden
wanneer zij niet meer hier op aarde
zijn; dan eerst worden zij vergood.
„ik verlang bij u te zijn, en toch
gevoel ik, dat het ruwe leven op zee,
inij goed doel. Ik werd langzamerhand
wat soezerig op de Abdy. liet huis is
zoo eenzaam en het zal er niet vroolijk
en gezellig zijn voordat gij er uw in
trek genomen hebt. In die verlaten
kamers spookt de schim mijner lie\e
moeder, en doet alles mij denken aan
mijn verlies. Zoodra gij er zijn zult,
dan zal ik in het geluk van het te
genwoordige de droefheid over het
verledene vergeten.
„Ik zit die romantische grotten te
schetsen waar wijom voor ons
middagmaal te zorgen de onschuldige
wilde duiven schieten, en denk daarbij
aan u en aan het genot, om het
volgend jaar u deze kusten eens te
laten zien.
„,la meisjelief wij zullen er een
inooi vaartuig op na houden. Ik weet
dat gij gaarne op zee zijt. Uw zuster
is dol op hel water. Wat zou zij een
schik hebben hier tusschen de eilan
den 1" Hij dacht somtijds aan Daphne,
als hij zoo rustig in zijn vaartuig zal
en bijna in slaap gewiegd werd door
de deining. Zijn penseel lag ongebruikt
op zijn kleurdoos naast hem, en hij
gaf zich geheel aan zijn gedachten
over. Hoe prettig zou Daphne dat
vrije ongegeneerde leven vinden, hier
behoefde men geen vervelende com
plimenten te maken of opgeprikt aan
lalel te zitten bij gelegenheid van een
stijf diner, hier was alles vrijheid,
juist zooals zij hel gaarne zeude wil
len hebben.
„Arme kleine Daphne! Het ia
vreemd dat wij niet op een meer
familiaren voet samen zijn," zeide hij
tot zich zelf, „wij waren toch zulke
groote vrienden te Fontainebleau. Mis
schien dat de herinnering aan dien
dag haar onaangenaam is. Sedert heeft
zij mij steeds erg op een afstand ge
houden enkele oogenblikken uit
gezonderd. Somtijds vergeet zij haar
aangenomen stijven rol, en dan is zij
allerliefst."
Ja, er waren tijden geweest dat
alles wat dichterlijks en geestigs in
haar natuur was, zich had doen gel
den, en dat haar aanstaande schoon
broeder, daarvoor niet ongevoelig,
haar een beetje meer bewonderd had
dan wel juist goed voor zijn rust en
misschien ook voor de hare was.
Misschien was hij ook wel wat te
ceremonieel geweest, had zich achter
vormen en beleelheid verschanst
opdat een zeker gevoel, dat hij niet
wenschle te peilen en waaraan hij
liever niet dacht, niet sterker zoude
worden. Hij wenschte eerlijk en op
recht te blijven. Maar dat allerliefste
innemende piquante gezichtje, dal,
toch zoo kinderlijk was, kwam hem
al te dikwijls voor den geest, om een
gerust geweten te kunnen hebben.
De herinnering aan die twee zomer
dagen te Fontainebleau aan al die
dwaasheid die zij daar uitgehaald had
den bleef hem altijd bij. Wat be-
teekende het eigenlijk, en toch hin
derde hem de gedachte er aan. Hoeveel
beter, meende hij, zoude het niet
geweest zijn als Daphne openhartig
gesproken had. en hem toegestaan
had, om het geheele, toch zoo onschul
dige avontuur, te vertellen! De ge
heimhouding, gaf er den schijn van
schuld aan. Wel honderd maal was
hij op het punt geweest om hel geheim
te verklappen door een of andere
toespeling er op, maar steeds was hij
door een waarschuwenden blik, hel
blozen van Daphne en het trillen
harer lippen er van teruggehouden.
Hierdoor ontstond er een geheimzin
nige verstandhouding tusschen hen,
niettegenstaande hij openhartig wilde
zijn, en het hem vreeselijk hinderde,
iels verborgen te moeten houden.
Madoline was zijn eenige liefde, de
hoop en toekomst van zijn leven,
daaraan twijfelde hij geen enkel oogen-
blik. Van zijn jongensjaren afhad hij
haar bewonderd, aangebeden en be
mind. Hij was slechts drie jaar ouder
dan zij, én in hun prille jeugd, had
het met groote zorg opgevoed gewor
den meisje, dat steeds onder oudere
menschen verkeerde, en dus ver boven
haar leeftijd ontwikkeld was, altijd
verre zijn meerdere geschenen. Lady
Geraldine was veel te goed en toege
vend geweest, zij liefkoosde en bedierf
haar zoon, maar zij leerde hem niets.
Had hij geen gouverneur een jeugdig
candidaat in de godgeleerdheid, die
het lekkere leventje op de Abdy verre
verkoos boven een moeielijk en schraal
baantje als dorpspredikant en had
zij dus niet ten volle voor de opvoe
ding van haar zoon gezorgd door het
engageeren van dezen jongen geleerde,
tegen een flink salaris? Mijnheer de
gouverneur hield evenveel van jagen,
cricketspelen, en roeien als zijn leer
ling, en dus werd hel grootste ge
deelte van Gerald's jongensjaren aan
het beoelenen daarvan besteeden
het was alleen aan de natuurlijke
begaafdheid van den jongen te danken
dat hij alles leeren kon wat hij wilde
en geen domkop bleef. Toen hij vijftien
jaar was ging hij naar het gymnasium
te Eton, waar hij tot zijn groot genot
beter cricketgrond en breeder rivier
vond dan in Warwickshire.
Van den kant zijner moeder, Lady
Geraldine, had de jongen geen neiging
of ambitie tot studie. Zij hield harts
tochtelijk veel van hem, maar die liefde
was baatzuchtig en zwak. Zij had hem
wel altijd in huis willen houden, een
saletjonker van hem maken, om niets
anders te doen, dan op een prachtig
Perziesch tapijt aan hare voeten lig
gende, haar, uit allerlei romans, prach
tig gebonden, voortelezennaast haar
te zitten wanneer zij uit rijden ging,
in één woord hem naar lichaam en
ziel te bederven. De sterke geest van
den vader kwam tusschenbeide om
dit te voorkomen. Mijnheer Giles
Goring was geen geleerde, wat hij
van algebra en meetkunde wist had
hij zich zelf geleerd, terwijl de gouver
neur van zijn zoon in beide vakken,
een schitterend diploma behaald had,
maar toch was hij verstandig genoeg
om intezien, dat deze kostbare wijze
van huis-opvoeding tot niets goeds
leidde, dat de jongen gevleid werd
door een al te toegevenden leermeester
en bedorven door een dwaze moeder.
Hij zond de Oxfordsche student weg,
om zijn fortuin elders te zoeken, en
deed zijn zoon te Eton op de kost
school, juist bij tijds om Lady Geral
dine te beletten hem totaal te beder
ven. Zij had hem geleerd, misschien
onbewust en onwillekeurig, om zijn
vader te minachten, om zich zelf te
beschouwen, op grond zijner gelij
kenis met haar, als tot haar geslacht
te behooren en niet tot dat van zijn
burgelijken vader. Die ambachtsman,
was, nu ja, in zekeren zin te respec
teeren, maar overigens, was er tus
schen hem en zijn zoon, die toch zijn
naam droeg, geen de minste gelijke
nis, hoewel die zoon zijn groot ver
mogen moest erven, en misschien
zou verkwisten wat de brave vader
verdiend had door zijn arbeid.
Moeder en zoon hadden een soort
van geheimschrift in hun blikken, dat
voor den argeloozen vader onverstaan
baar was. Lady Geraldine raadpleegde
nooit met haar echtgenoot, evenmin
maakte zij, ook in de vertrouwelijksle
oogenblikken, gekheid met hem. „Dal
hebt gij van uw vader," zeide zij wel
eens, als hij 't een of ander zeide,
dat niet precies in den haak was, en
min of meer naar de werkplaats rook,
maar het moet erkend worden, dat
Mijnheer Gerald Goring een dier man
nen was die er goed slag van hadden,
om eene vrouw het geduld te doen
verliezen. Lady Geraldine bleef altijd
even bedaard tegenover hemzij werd
nooit driftig, verzette zich nooit tegen
zijn plannen, hoe weinig die ook met
haar eigen wenschen strookten, zij
haalde haar schouders op, even als
haar fijn gepenseelde wenkbrauwen,
en deed haar best om haren zoon
duidelijk aan 't verstand te brengen,
welk een niet te overschrijden af
grond er bestond tusschen haar, de
afstammeling van een honderdtal gra
ven of ten minsten van een stuk
of zes en den man uit het volk
die door eigen verdienste millionair
geworden was.
Toen Gerald eindelijk uit de klein
geestige omgeving zijner moeder ont
snapte, kreeg hij voor het eerst begrip
van een hooger en edeler levensdoel
bij zijn bezoeken op South Hill. Bij zich
te huis had hij geleerd dat er l wee goede
zaken op de wereld waren, namelijk
rang en geld; maar zelfs rang was niet
veel waard tenzij gepaard met geld. Op
Sout Hill leerde hij, weinig waarde
aan beiden te hechtenen naar iets
beters te streven. Om door Madoline
geprezen te wordenstudeerde hij
met ambitie te Eton en ook te Oxford,
en door haar geïnspireerd werd hij
zelfs meer of min dichterlijk in zijne
opvattingen. Dikwijls bleef hij laat in
den nacht opzitten om allerlei hoog
dravende verzen te schrijven, inden
stijl van „Aan Thyrza," vooral wan
neer hij wat opgewonden was door
een stevig glas wijn. En Madoline
was zijn eenige Thyrza. Ilij was geen
man die in iedere straat een beminde
kon vindendaartoe waren zijn
eischen te hoog. Korten tijd verbeeld
de hij zich dat hij bestemd was, een
tweede Byron te worden; dat hij
hel heilige vuur bezat en slechts de
snaren van den cither behoefde aan-
teraken om de heerlijkste accoorden
voorltebrengen. En werkelijk was hij
niet van talent ontbloot, bekladde
heel wat papier en amuseerde zich
kostelijk. Het duurde echter niet lang
of hij keerde de muzen den rug toe,
en sprak later lachende over zijn
dichterlijke afdwalingen. En toch had
de Muze haar invloed doen gelden,
en had Gerald Goring, daarin door
Madoline geholpen, geleerd, de nie
tigheden waaraan zijne moeder zoo
hechtte, niet als het hoogste geluk
op aarde te beschouwen.
Hij hield veel van kunst, en had
grooten aanleg als schilder; maar
daar hij zich niet meer moeite gaf
dan liefhebbers gewoonlijk doen, was
hel ook niet waarschijnlijk dat hij
zich boven het gewone peil der lief
hebbers zou kunnen verheffen. Waar
om zou een man die zeker is een
millioen te ervenonderwerpen aan
een eentonige studie der beginselen,
om dan schildersdie van de op
brengst hunner kunst moeten leven,
misschien het brood uit den mond
te stelen? Gerald schilderde heel aardig,
dan eens landschap, dan weder, stil
leven, al naar mate hij lust had, hij
was ook beeldhouwer, deed iets aan
muziek, had zelfs een paar stukjes
gecomponeerd om Lina genoegen te
doen, was om kort te gaan een zeer
ontwikkeld mensch. Maar hij zoude
gaarne beroemd zijn geweest, zoo
dat zijn naam op aller lippen zweef
de, en het hinderde hem dikwijls,
dat hij dat doel niet bereiken kon
dat hij geen volharding genoeg bezat,
om een eenmaal opgevat plan ten
einde toe te volbrengen. Zoowel voor
zijn eigen tevredenheid als ook om
Lina's wille, had hij zich zoo graag
in 't een of ander willen onderschei
den. Maar zijn levenspad was, onge
lukkigerwijze, daarvoor te effen; het
liep do ar een streek van bloemen
en ruischende beekjes, door een vallei
van aardsch geluk, en boe kon men
dus van een man, die alles genieten
kon wat met geld te koop is, ver
langen dat hij zich moeite zou geven
om iets te bereiken, wat niettegen
staande alle pogingenmisschien blij
ken zou toch te hoog voor hem te zijn?
Door zijn geld kon hij zooveel genie
ten dat het, eigenlijk gezegd, zeer
vreemd zoude geweest zijn als Gerald
Goring zich moeielijk gemaakt had,
om ook dat éénedat niet voor geld te
koop is, te willen bezitten. Politiek en
alles daaraan verbonden verfoeide hij;
wel zou hij lust gehad hebben eens
een oorlog bij te wonen, maar de
ontbering daaraan onvermijdelijk ver
bonden, schrikte hem af. Hij was
niét bepaald ongeloovig, maar toch
ook volstrekt niet kerksgezind. Toen
hij zelf gevoelde dat hij niet voor
dichter in de wieg was gelegd, en
geen wilskracht genoeg had om in de
schilderkunst uitleblinken, zag hij
geen andere weg voor hem open om
naam te maken, en dus trok hij zich
uit den strijd terug, om de heerlijke
rust van een bepaald doelloos leven
te genieten. Hij schilderde zich een
toekomst, waaraan niets zoude ont
breken eene vrouw in alle opzichten
volmaakt, bemind, bewonderd en
geëerd; kinderen zoo lief, als zij slechts
in het brein van een dichter bestaan
een leven in de heerlijkste streken
der aarde, met alle genietingen, die
door een onmetelijk vermogen ge
kocht kunnen worden. En toch be
doelde hij niet, dat zijn leven nut
teloos zoude zijn voor zijn medemen-
schen. Madoline zoude carte blanche
hebben om aan hare zucht tot wel
dadigheid te kunnen voldoenhoe
kostbaar dal ook wezen mochten
hij zoude altijd gereed zijnhaar met
raad en daad ter zijde te staanwel
te verstaan, mits hij er niet in gemoeid
werd, om zich persoonlijk met de zaak
intelaten en daardoor met allerlei
philanlropen in aanraking te moeten
komeneen soort van menschen
waarvoor hij alle respect hadmaar
die hij liever op een afstand dan in
zijn nabijheid zag.
Sedert zijn engagement en zelfs
reeds voor dien tijd had hij zich zijn
toekomst zoo voorgespiegeld. Yan
zijne kindsheid af had hij Madoline
bemind en ook gemeend dal zij hem
beminde. Het was dus zeer natuur
lijk dal zij verloofd werden. Lady
Geraldine had reeds van dit engage
ment als een beslist feil gesproken voor
dat de jongelui het onder elkander
nog eens waren. Zij had meermalen
aan Lina gezegd, dat zij haar doch
ter moest wordendat zij het eenig-
ste meisje was, dat zij als de vrouw
van haren zoon, zou kunnen liefheb
ben en terwijl Gerald te Oxford was,
bracht Lina geheele dagen op Goring
door met zijne moeder, die onuit
puttelijk in zijn lof was.
Ifordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.