HAARLEMSCH
Eerste Blad.
No. 36
Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 86.
Negende Jaargang.
van WOENSDAG 4 Mei 1887.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf,25.
franco p. post40.
Afconderlijke aommers 8 centen per stuk.
Prijs per Adyertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiën uorden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Mijnheer de Redacteur.
Ik heb niet de eer, Meneer te Lintum
persoonlijk te kennen, maar 't blijkt
mij uit zijn ingezonden stuk in het vorige
nummer van dit blad dat hij boos op mij
is, omdat ik „Le Tyrol" van Thomas,
als compositie heb afgekeurd. Nu; „boos
zijn" staat hem natuurlijk vrij, maar ik
vind het niet aardig van dien meneer,
dat hij al mijne mede verslaggevers eeue
hatelijkheid naar 't hoofd slingert
Immers zijn „Waar is het, dat, wat
de kranten zeggen, nog steeds voor velen
op Kunstgebied een orakel is", is eene
beleefde uitdrukking voor: „jullieschrijft
maar wat, doch au fond weet jullie er
niets van".
Dat is niet beleefd.
Meneer te L. schijnt er aan te twij
felen, of ik wel veel mannenzang heb
gehoord.
Wat dit te maken heeft met het be-
oordeelen van eene compositie is mij
onduidelijk. Intusschen geef ik hem gaarne
de verzekering, dat hij, wat dat betreft,
gerust kan zijn. Al deed ik zelf niet aan
mannenzang (een directeur zou dood ver
legen met mij zijn, omdat ik geen stem
bezit), heb ik mannenzang gehoord, dik
wijls meer dan mij lief was, en zeker
heb ik meer composities in alle onder-
deelen en vormen ontleed en meer muziek
gemaakt, dan meneer te L. zich blijkbaar
voorstelt, wat vrij wat meer recht geeft
eene compositie te beoordeelen, dan het
vele aanhooren van mannenzang.
Mijne uitdrukking, dat „Le Tyrol" een
prul is, treft volgens meneer te L. ver
schillende personen.
1° den componist (die er echter waar
schijnlijk niet veel hinder van zal hebben).
Dit laatste is waar.
2° den Heer Robert, die het stuk
uitkoos.
Dit ben ik niet met hem eensveel
eerder geloof ik, dat de Heer Robert over
ons geschrijf eens gemoedelijk zal lachen,
aangezien hij, als goed en degelijk ge
vormd musicus, niet anders dan overtuigd
kan zijn, dat „Le Tyrol" een allerakeligst
klein beetje muzikale waarde bezit.
3° den zangers, die dit nummer het
meest „con amore" hebben gezongen.
Dit is een zeer gewoon verschijnsel.
Elk directeur, die dilettanten onder zijne
leiding heeft gehad, zal wel de opmer
king hebben gemaakt, dat dikwijls de
grootste prullenals de muziek maar
vroolijk is, het meest „con amore" worden
4" het publiek, dat opgetogen over zoo'n
aardig slotnummer naar huis ging.
Dit pleit niet voor de muzikale ont
wikkeling van dat publiek.
Meneer te L. tracht nu te bewijzen
dat „Le Tyrol" wel degelijk van goed
gehalte is, en voert daarvoor erg grappige
argumenten aan.
1° sedert '6S is het nummer niet van
de programma's geweest.
Toegegeven. Ik wil zelfs zonder tegen
spraak aannemen, dat bet nog veel meer
is gezongen dan hij aangeeft, maar er
zijn nog een massa composities van even
weinig gehalte als het bewuste nummer,
die nog veel langer op de programma's
hebben dienst gedaan. Daarom blijven het
toch prullen.
2° op verschillende concoursen behaal
den zangers met „Le Tyrol" prijzen.
Een fraai bewijs waarlijkZoodra me
neer te L. mij kan aantoonen dat „Le
Tyrol" als compositie is bekroond ge
worden, zal ik mij gewonnen geven. Maar
hij zal als zanger wel weten, dat eene
jury op een conoours bij sommige num
mers meer op eigenaardige moeielijkheden,
dan op muzikale waarde let. Dat nu de
zangers daarmede prijzen behaalden, zal
geen musicus als bewijs aanzien, dat de
compositie, als zoodanig, hoog staat.
Meneer te L. verlangt van mij, dat ik
hem aanwijs, wat de fouten in „Le Tyrol"
zijn. Dat is wel wat veel gevergd. Ik
kan toch moeielijk met de partituur vóór
mij, alles wat er gezongen of gespeeld
wordt, nagaan. Slechts ééne aanhaling
uit „Le Tyrol". Jodeln of liever eene
imitatie daarvan voor mannenkoor. Als
er één musicus is, die dat muziekaal
noemt, wil ik van mijn leven geen con
cert verslag meer schrijven.
Komaan! laat ons oprecht zijn. Wat
heeft het publiek en de uitvoerenden aan
een' verslaggever, die maar altijd alles
goed en best vindt.
Natuurlijk, ik kan in mijn oordeel
falen, maar men valle mij niet aan, omdat
ik van mijn standpunt als concertver
slaggever eerlijk mijne meening zeg.
Dat is kleingeestig.
Met alle hoogachting M. de Red. ver
blijf ik
Vio verslaggever.
Crescendo.
De Haarl. mannenzangvereen. „Crescen
do" gaf Maandagavond in de concertzaal der
„Vereeniging" onder leiding van haren di
recteur, den heer N. H. Andriessen, haar
laatste concert in dit seizoenwaarop
werden ten gehoore gebracht„Zondag
op het meer" van Gr. A. Heinze, „Een
stem aan 't strand," (voor soli en koor)
van H. F. R. Brandts Buys„Der Eid-
genossen Nachtwache" van Schumann,
„Abenddammerung" van P. Mair en Ver
trouw en" van Abt, terwijl Mej. Kathi
Bettaque van de Hoogduitsche Opera te
Rotterdam en de heer P. L. Hegener, bari
ton te Amsterdam als solisten hun mede
werking verleenden.
Deze uitvoering konde ons, wat de
koorwerken betreft, slechts ten deele
bevredigen. Van „Crescendo" zijn wij iets
beters gewend. Wij vergeten volstrekt niet,
dat wij met dilettanten te doer, hebben,
maar mogen toch feilen tegen de intona
tie als Maandag avond werden begaan, niet
onvermeld laten. De nummers „Zondag op
het meer" en „Vertrouwen" (vooral het
eerste) werden goed gezongen, en brengen
wy daarvoor lof aan zangers en directeur.
„Een stem aan 't strand" daarentegen, bo
venal de slotregels, liet, wat intonatie
betreft, enorm veel te wenschen over. Ook
„DerEidgenossen Nachtwache" en „Abend
dammerung" waren lang niet altijd zuiver,
terwijl in dit laatste nummer de partij der
tenoren ons niet in overeenstemming scheen
met hunne krachten.
Mej. Kathi Bettaque bezit eene goede,lieve
sopraan,die zooals wij reeds vroeger opmerk
ten, in het liooge register echter eenigzins
schril is. Wij t wijfelen niet, of zij zal als Eli
sabeth in de Opera Tannhiiuser met de aria
„dich, theure Halle" steeds veel succès
trekken, want zij werd goed weergegeven,
't Ligt edoch in den aard der zaak dat
ons deze aria in de concertzaal in concert
toilet weinig boeide. Met bijzonder veel
genoegen hebben wij intusschen hare ver
tolking en voordracht gevolgd der liede
ren „Lithauisches Lied" van Chopin,
„Frühling" en „Draal nu niet" van het
eerelid der liedertafel, Joh. C. Visser.
Het stormachtig applaus, 't welk zij hier
mede behaalde, was volkomen verdiend
en Mej. Bettaque kan verzekerd zijn, dat
zij door haar laatste optreden in Haarlem
een uitstekenden indruk achterlaat. Eene
allerliefste attentie was het van Crescen
do haar bij het verlaten van ons vader
land als aandenken een krans aante-
bieden.
Naar wij vernamen is de heer Hege
ner dilettant, waarmede wij in onze be
spreking rekening hebben te houden.
Zijn bariton geluid is niet zonder ver
diensteen er vielen, hoofdzakelijk in
de liederen wel gunstige momenten aan-
tewijzen, al kunnen wij met zijne manier
van zingen geen vrede hebben. Eene
opmerking houde de heer Hegener ons
verder ten goede. De uitspraak van den
Duitschen tekst was niet mooi. Siön en
Siatz voor Sobön en Sohatz is zelfs be
paald leelijk.
Ons rest thans nog gewag te maken
van het kwartet dat „De kleinste" van
Löser en „Lief meisje wils du Rosen"
van N. H. Andriessen, voordroeg. Kort
geleden hoorden wij het verplichte num
mer op 19 Febr. jl. „De kleinste," van
een ander kwartet, en treden natuurlijk,
daar het dillettanten betreft, niet in ver
gelijkingen. Wij willen gaarne aanne
men, dat het kwartet van Crescendo
door de een of andere omstandigheid niet
bij stem was, betwijfelen echter of het
op het Concours te Amsterdam wel een
prys zoude hebben behaald, als er was
gezongen zooals Maandag avond. Intona
tie en voordracht waren niet fraai.
Kiesvereenigingen.
Reeds vele malen, niet het minst bij de
jongste Gemeenteraadsverkiezing is het
duidelijk gewordendat er iets hapert aan
de wijze waarop bij ons de verkiezingen
worden geleid.
De passiën zijn de groote drijfkracht
van het raderwerk der menschelijke maat
schap pijen deze te willen verwijderen,
zou leiden tot volslagen stilstandtot een
terugkeer van het kluizenaarsleven, het
geen wel niemand gewenschtzal voorkomen.
Natuurlijk kunnen deze dus ook bij de
politiek niet worden gemisthet komt er
slechts op aan hen even als de stoom in
de machine te houden op de juiste span
ning en te leiden op den rechten weg.
Ook bij het werk der verkiezingen is
de groote machinist, de menschelijke rede
echter onmisbaarom hetgeenteugelloos,
en aan zich zelve overgelatennoodlottig
zou wordendoor wijs beleid te doen strek
ken tot welzijn van het algemeen.
Om van alle beeldspraak af te zien;
er is noodig lo. eerzucht van de candida-
tenom menschen te vindendie zich
de lasten van de regeeringstaak willen
getroosten2o. sympathie van geestver
wanten om hen te steunen, en hun voor
spraak te zijn bg de groote menigte der
kiezers.
Maar ook behoort men hierbij te rade
te gaan, met leuzen en beginselen, die
in den voorgestelden candidaat zullen
worden verpersooniykt.
Wordt hierby echter den juisten weg
ingeslagen
Geldt het verkiezingen voor den Gemeen
teraad dan worden vaak beginselen
op den voorgrond gesteld van wereld
historische beteekenisgeldt het
verkiezingen voor de Staten Generaal
daar wordt niet zelden veel te groot ge
wicht gehecht aan hetgeen de Franschen
l'esprit de olocher gelieven te noemen.
Langen tyd had b.v. het district Haarlem
twee afgevaardigden,die zeer goed te onder
scheiden warenals de geachte afgevaar
digde van Haarlem en de geachte dito
van Zaandam.
Daarentegen, hebben we onlangs een
verkiezingsstryd voor den Gemeente
raad bygewoond, waarby men gebruik
maakte van leuzen, die alleen te pas ko
men by de groote kwestieswelke by de
regeeringen der volken tot oplossing moeten
worden gebracht.
De kerken, in het bgzonder de katho
lieke, hebben ten allen tgde zich in de
politiek gemengd om daardoor hun in
vloed te vergrooten. Niemand kan of mag
hen daartoe het reeht ontzeggen in een
staat, die vryheid van denken en geloo-
ven erkent. Toch springt het in bet oog,
dat zg daardoor reeds lang ook hen,
die niet tot hun party behooren op een
dwaalspoor brengen. Men heeft gemeend
iets positiefs te vinden in het denkbeeld
van anti-kerkelykheid. Dit kan op poli
tiek terrein geen richtsnoer zyn.
Wie deze of gene kerkleer voor de ware
houdt,acht deze boven alles,en sluit zich aan
bg elke staatsparty welke aan die kerk en
hare invloed de meeste voordeelen belooft.
Ten tgde van Thorbecke b.v., zagen de
katholieken het meeste heil in het
vryheidsbeginseldoor dezen gehuldigd,
in onzen tgd schgnt het hun meer ge
raden zich te voegen bg de tegen party,
en een ieder moet erkennen, dat zg daarbg
goed hebben gezien.
Wie nu optreedt met de leuze ten allen
tgde tegenover het dryven derkerkelgke
partg te zullen staan,.moet telkens met
hen van richting verwisselenen dat kan
toch nimmer het ideaal zgn eenerwerke-
lgk zuiver staatkundige partg.
Hoe dit echter zg er is zeker iets zeer
heterogeens in de vereischten die worden
gesteld aan een lid van den Gemeente
raad en aan de eischeu voor een lid der
Tweede Kamer. Aan de laatste is opge
dragen het maken der wettendaar wordt
de vorm gegotenwaarin de regeeringsbe-
ginselen zullen worden toegepast in het gan-
sche land, daar moet voor alles worden ge
vraagd naar de denkbeelden der candidaten
over de groote vragen van den dag.
Daar eindelyk moeten de kleinere be
langen, de locale eischen zooveel mogelgk
op den achtergrond treden.
We hebben nog geen juiste toepassing
kunnen vinden van het stelsel van Hare,
maar zou het zoo onmogelyk zgn, b.v.
in een district als het onze een kiesver-
eeniging op te richten voor de Tweede
Kamer, waarby hoofdzakelgk op de be
langen der partg, weinig op de locale
belangen, en zoo min mogelgk op per-
soonlgke sympathiën werd gelet.
Kon er geen bestuur worden gevormd,
bestaande uit een paar Haarlemmers
een paar Zaandammers en een paar ver
tegenwoordigers van het noordwestelyk
gedeelte van het district, om bg de groo-
tere verkiezingen de geheele campagne te
leiden. Zou daardoor niet een stap worden
gedaan in de goede richting, naar Hare's
ideaal. De locale belangen zouden zich
daarin neutraliseren en oplossen ten bate
van het land, de looale grootheden zouden
enkel indien zg tevens volksvertegenwoor
digers konden zgn, ter sprake komen.
De kiesvereenigingen in de steden zou
den daardoor een geheel ander karakter
verkrggen.
1