LIEFDE EN PLICHT.
Naar het Engelsch van M. E. Braddon.
48)
„Maar als zij u, in uwe verbeelding,
nergens anders dan te midden van
geesten, lijken en in knekelhuizen
brengen, dan zie ik er het voordeel
niet van in."
„Niet Er zijn wel eens tijden dat
alles beter is dan met zijn eigen ge
dachten alleen te zijn."
„Waarom zoudt gij bang zijn voor
uwe eigene gedachten vroeg Edgar
teeder. „Gij kunt toch niets gedaan
hebben waarover gij berouw of spijt
moet hebben; hetzij," voegde hij et-
bij, de kans schoon ziende, „dat gij
spijt hebt zoo wreed tegen mij ge
weest te zijn."
Hij had zijn stoel dicht bij de hare
geschoven voor den haard. Zij
zal geheel gedoken in den grooten
ouderwetschen armstoel, en staat de
doelloos in het vuur. Indien zij hem
bij dag goed aangezien had, dan zoude
Edgar Turchil waarschijnlijk niet zoo
veel hebben durven zeggen.
„Ach, het speet mij zoo toen gij
verleden nacht zoo vriendelijk tegen
mij waart," zeide zij langzaam.
„Vriendelijk tegen u, en ik deed
niets!"
„Gij zijt zoo goed en openhartig.
Ik heb dat heden nacht voor het
eerst ontdekt, en zoo duidelijk alsof
uw hart geheel voor mij open lag,
als een boek. Ik geloof dat gij trouw
en eerlijk zijt; dóór en dóór een
gentleman. Alle mannen moesten zoo
zijn, maar zij zijn het niet."
„Daaromtrent kunt gij weinig on
dervinding hebben," zeide Edgar, ge
lukkig door haar geprezen te worden,
en daardoor moed scheppende, maar
toch nog angstig, haastte hij zich,
gebruik van het oogenblik te maken.
„Indien gij mij vertrouwen kunt,
indien gij werkelijk meent wat gij
zegt, waarom wilt gij mij dan niet
geheel en al gelukkig maken Ik
bemin u zoo met hart en ziel, dat
als het iets tot uw geluk kan bij
brengen om een eerlijk man tol uw
slaal te hebben, gij niet beter doen
kunt dan mij te nemen. Ik ben ovei-
tuigd dat gij wat verstand en ontwik
keling betreft even ver boven mij
staat, als de sterren van den hemel;
maar een meer ontwikkeld of geleerd
man, zoude zich misschien niet zoo
gewillig aan uwen wil onderwerpen
en aan al uw luimen voldoen, in
één woord al zijn eigen genoegens
aan de uwen willen opofferen en
geen ander doel hebben dan u te
gehoorzamen."
„Zwijg nu!" riep Daphne uit.
„Indien gij mijn echtgenoot waart
zou ik wenschen, dat gij mij leerdet
u te gehoorzamen. Ik ben zoo dwaas
niet, dal ik naar een slaaf verlang."
„Laat mij uw echtgenoot zijnwij
kunnen dan later uitmaken wie te
gehoorzamen heeft," zeide Edgar, met
beide armen op de leuning van haar
stoel liggende, om zoo dicht mogelijk
bij haar, in hare verschanste positie
te komen.
„Ik houd veel van u. Na Madoline
is er niemand van wien ik meer
houd," stamelde Daphne, „maar ik
gevoel geen greintje liefde voor u.
Het is misschien verkeerd van mij zoo
openhartig tegen u te zijn, maar ik
wensch dat gij de waarheid hoort."
„Indien gij slechts genoeg van mij
houdt, om met mij te trouwen, dan
ben ik tevreden."
„Werkelijk en waarachtig?(Tevre
den, om genegenheid in plaats van
liefde aan te nemen, vertrouwelijkheid
en eerlijke vriendschap in plaats van
echte, ware, romantische liefde?"
„Om al dat romantische geef ik
niets. En om vertrouwd en althans
niet gehaat te worden, is ten minste
iets. Indien er geen man is, waarvan
gij meer houdt
Haar aangezicht trilde van aandoe
ning, maar Edgar zag het niet, daar
zij in het vuur staarde.
„Van wien zoude ik meer kunnen
houden, wien zoude ik kunnen be
minnen vroeg zij met een droevig
lachje.
„Welnu, engel, in dat geval heb
ik liever uwe genegenheid dan de
meest hartstochtelijke liefde eener
andere vrouw, en het zal mij dan
toch al erg moeten tegenvallen in
dien uwe genegenheid niet tot liefde
overging voor dat wij sterven," zeide
Edgar, die achteloos op de zachte
huid van Fluff rustte.
„De hond beantwoordde die vrij
heid door naar hem te bijten."
„Neen, ach neen, beschouw toch
de zaak nog niet als beklonken,"
zeide Daphne, verschrikt door dien
handdruk, die haar reeds in bezit
scheen te nemen; gij moet mij tijd
geven om mij te bedenken, om tot
bezinning te komen. Ik moet uwei-
waardig zijn, voor dat ik, indien
ik het ooit word uw vrouw kan
zijn. Ik moet getrouw en eerlijk
zijn zooals gij."
„Zeg alleen, dat gij mijne vrouw
wiit worden. Dan laat ik al hel ove
rige aan u over."
„Geel mij dan eenige dagen, ten
minste eenige uren om te kunnen
nadenken."
„Maar waarom nu niet, kom laat
het van daag zijn," smeekte hij.
„Gij moet mij een kort uitstel ge
ven," antwoordde Daphne, even
glimlachende om zijn ongedulddat
haar een beetje kinderachtig toescheen,
daar zij niet door denzelfden harts
tocht bezield was als hij, of dezelfde
hoop voedde. „Welnu, als gij er dan
op slaat, zal ik u heden antwoorden."
„Ik dank u, lieveling!"
„Wees voorloopig zoo dankbaar
niet. Mijn antwoord kan ook neen
zijn."
„Dat zal het niet, gij zult mij
niet voor de tweede maal het hart
breken."
„Zoo, zoo, dus zijl gij er in ge
slaagd de eerste breuk te genezen,"
antwoordde Daphne vroolijk lachende.
„Eerst heeft Madoline het gebroken,
en toen hebt gij het netjes gelijmd,
om het mij als echt en onbeschadigd
aantebieden. Welnu indien gij het
verlangd, dan zal ik u nog heden
avond mijn antwoord geven. Maar
ik moet eerst met Lina spreken."
„Die zal bepaald op mijn hand
zijn."
„Dat geloof ik ook. Gij blijft hier
dineeren, natuurlijk. En dan gaat
gij waarschijnlijk tegen half elf uur
naar huis. Weet gij het raam mijner
kamer
„Of ik dat raam weet?" zeide
Edgar, die er zoo dikwijls naar ge
staard had, onverschillig hoe het
weder was, koud of nat. „Of ik het
weet? Kende Romeo het balcon van
Julia
„Welnu, kijk dan tien minuten
over elven naar mijn raam. Indien
mijn antwoord Neen is, dan zijn
de luiken gesloten en is alles donker;
als mijn antwoord Ja luidt, dan zal
de lamp voor het raam staan."
„Gezegend licht 1 Ik voel het, de
lamp zal er staan."
„En nu basta over dezen onzin.
Ik zal u een kop thee geven," zeide
Daphne.
„Doe er een goede dosis vergif in, en
maak er opeens een eind aan, indien
de lamp niet aan uw venster zal
schijnen."
„Dwaas mensch! Meent gij dan dat
ik nu reeds weet hoe het antwoord zijn
zal. Het noodlot beslist."
De deur werd voorzichtig geopend,
alsof het de deur eener ziekenkamer
was, en de goed gedresseerde huisknecht
bracht een kleine uitslaande tafel bin
nen, en vervolgens een thee-servies op
een net gemonteerd ouderwelseh thee
blad. Deze kostbare zaken waren een
der laatste cadeaux van Mijnheer Go-
ring aan zijne beminde.
Daphne stond haar minaar niet toe
nog een enkel woord over liefde te
spreken. Zij sprak over de gasten op
het bal, vroeg bizonderheden omtrent
iedereen, zoowel over oude en jonge
dames, als over de heeren jagers in het
rood costuum. Zij maakte het Edgar
zoo druk om hare vragen te beant
woorden, dat hij geene gelegenheid
had, om over zijn liefde te spreken,
hoewel hij er vol van was.
Madoline en Gerald Goring traden
binnen en vonden hen tête-a-lête bij
het vuur. Zij hadden op hunnen te
rugreis een omweg gemaakt en Me
vrouw Ferrers, aan de pastorie af
gezet. Het was voor het eerst dat
Gerald, sedert het bal, Daphne ont
moette.
„Hersteld?" vroeg hij, haar vrien
delijk toeknikkende.
„Ik ben heel wel, dank voor uwe
belangstelling. Ik ben niet zipk ge
weest," zeide zij kortaf.
Mijnheer Goring zocht een plaatsje
in een donker hoekje zoover moge
lijk verwijderd van de theetafel.
„Zal ik schellen om meer thee, of
hebt gij, op de Abdy reeds thee ge
dronken?" vroeg Daphne met een
huismoederlijk air.
„Wij hebben thee gedronken in
de kamers van Lady Geraldine," zeide
Madoline. „Ik had zoo gaarne gewild,
dat gij bij ons waart geweest. Het
is zulk een prettige kamer bij hel
schijnsel van den haard. De broei
kassen zijn allen voltooid en Gormack
heeft er reeds drie gevuld. Prachtige
bloemen! Ik kan mij niet begrijpen,
waar hij ze van daan heeft gehaald."
„Dat is zoo erg moeielijk niet, als
men maar geregeld over geld kan
beschikken, zoo veel men wil," ant
woordde Edgar vroolijk. Mijne vrouw
zal zich moeten vergenoegen met
eenige oude oranjeboomen die reeds
een eeuw op Hawksyard zijn."
De toon waarop hij die twee woor
den, „mijne vrouw," had uitgespro
ken, trof Gerald en wekte hem uit
zijne sluimering op.
„Hij heeft haar ten huwelijk ge
vraagd, en zij heeft hem aangenomen,"
dacht hij, niet recht wetende of hij
er treurig of verheugd om moest
zijn.
Was het niet het beste, dat zij de
lielde van dezen trouwen minnaar
beantwoordde, en trouwde, en ge
lukkig was, in dit leven? Er was een
tijd geweest, dat hij meende dat zij
een schepseltje was, om een gewonen
en alledaagschen levensloop te heb
ben, of een meisje, dat de heldin van
eene of andere romantische geschie
denis moest zijn. En toch zijn de
roman-heldinnen de ongelukkigste
onder de vrouwen. Was de jonge
vrouw die in een zak genaaid en
daarna in den Bosphorus geworpen
werd, gelukkig, hoewel er op haar
een prachtig gedicht is gemaakt? Was
Sapho gelukkig, of Hero, Heloïse, of
Julia? Hun roem was de vrucht van
buitengewoon ongeluk en niet van
buitengewonen voorspoed. De oude
Grieksche wijsgeer, die gezegd heelt,
dat de gelukkigste vrouw, diegene
wasover wie nooit gesproken werd,
had gelijk. Sir Vernon Lawford kwam
binnen terwijl zij allen over de broei
kassen zaten te pratenen vroeg een
kop thee, een zeer buitengewone
vriendelijkheid van hem, en waardoor
Daphne zich werkelijk gelukkig ge
voelde en dus schelde om nieuwe
thee.
„Doe geen moeite kindlief!" Geef
mij maar wat gij daar nóg hebt,"
zeide hij veel vriendelijker dan hij ge
woonlijk sprak. „Gij waart dus te ver
moeid om aan het lunch deeltenemen.
Uw tante zegt, dat gij veel te veel
gedanst hebt."
„Het was haar eerste bal," zeide
Madoline tusschenbeide komende.
„Ja, het eerste, maar waarschijn
lijk het laatste niet. Zij is nu een
maal in zee, en zal uilnoodigingen ge
noeg krijgen. Een dwaze vriend van
mijvertelde mijdat Daphne bepaald
la belle du Bal was."
„Dat was zij ook," zeide Edgar
kortaf. „Ik heb gezien dat iedereen
haar bewonderde."
Dus dal is een bepaald bewijs," zeide
Sir Vernon, vroolijk, daarbij eerst Ed
gar en toen zijn blonde dochter aan
ziende.
Mij dunkt dat de raenschen gek
waren toen zij naar mij keken terwijl
Lina ook in de zaal was," zeide
Daphne.
„Nu ja maar iedereen kent Lina,"
antwoordde haar vader, gestreeld door
de hulde aan zijne geliefde oudste
dochter gebracht. „Gij zijt weder wat
nieuws."
Hij was trotsch op hare schoon
heid, ondanks zich zeiven; trotsch
dat zij op al zijn Warwickshire vrien-
de indruk gemaakt had als een tot
hiertoe ongekende schoonheid on
gekend althans sedert zijn tweede
vrouw, twintig jaar geleden, aller
hoofden op hol had gebracht. Die
schoonheid was een noodlottige bruid-
schal voor hem geweest, noodlottig
voor hem noodlottig voor haar
en hij had dikwijls gedacht dat Daph
ne's schoonheid gevaarlijk was, een
schoonheid die men eer met vrees en
wantrouwen moest beschouwen, dan
met liefde. En toch verheugde hij zich
in haren triomf, en was geneigd om
die reden vriendelijker dan vroeger
tegen haar te zijn.
Zij schenen zich dien dag bij het
diner allen gelukkig te gevoelen. Ma
doline was opgetogen over de verbe
teringen van haar toekomstige wo
ning dankbaar, aan haar aanstaan
den man, voor de royale wijze waarop
hij hare wenschen te geraoel kwam.
Edgar was opgewondenDaphne, de
vroolijkheid in eigen persoonSir Ver
non buitengewoon openhartig zoowel
in manieren als in gesprekken. En
indien ook Gerald wat stiller was dan
gewoonlijk, niemand lette er op. Hij
was den geheelen dag stil geweest,
en toen Madoline hem naar de reden
er van gevraagd had, zeide hij, dal
hij zich niet heel wel gevoelde.
Later op den avond gingen zij allen
naar de biljartkamer behalve Daphne,
die voorgaf hoofdpijn te hebben, en
iedereen goeden nacht wenschte; maar
ongeveer een uur later, tegen elf uur,
hoorde Madoline, die juist naar hare
kamer was gegaan, zacht op de kamer
deur likken, en schrikte toen zij
Daphne in haar nachtkostuum zag
binnenkomen.
„Maar, lieveling, ik dacht dat gij
minstens reeds een goed uur te bed
waart."
„Neen zusje. Ik had hoofdpijn maar
was niet slaperig."
„Mijn arm kindjegij ziet zoo bleek
en uwe oogen zijn zoo dof. Kom bij
het vuur."
Madoline wilde haar in een der
groote armstoelen doen plaats nemen,
maar Daphne zette zich op haar ge
liefkoosd plaatsje op het haardkleedje
aan de voelen harer zuster.
„Neen, lieve; zoo is het beter,"
zeide zij met betraande oogen naar
Madoline opziende; „aan uwe voeten
altijd aan uwe voelenzooverre
in alles uwe mindere uwe liefde zoo
weinig waardig,"
„Daphne het hindert mij, u zoo te
hooren spreken. Gij zijt immers schoon
en lief. Gij en ik zijn in alles gelijk,
behalve in geld, en mijn schuld zal
het niet zijn indien wij ook daarin
niet gelijk worden."
„Geld, fortuinzeide Daphne droe
vig. „Ach indien gij wist hoe weinig
waarde ik daaraan hecht. Uw goed
heid stel ik op prijs, uw eerlijkheid,
uw
Wordt vervolgd.
Gedrukt bij DE EK VEN LOOSJES, te Haarlem,