LIEFDE EN PLICHT. Naar het Engelsch van M. E. Braddon. 61) „Bepaald een huwelijkfluisterde Edgar tegen Daphne. „Zoudl gij niet eens een zvvilsersche trouwpartij wil len zien „Gelooft gij, dat zij gaan trouwen? Dan maken zij er hier ook niet veel werk vanIk had mij een zwitsersch huwelijk voorgesteld, als een scène uit een opera." Toen zij het den koster vroegen, vernamen zij dat het werkelijk een huwelijk was, en dus slopen zij stil in de ruime consistoriekamer, en bleven op den achtergrond staan, terwijl de priester het plechtig ver bond slootvolgens de leer van Calvijn. Hel was geen grandiose, aangrij pende ceremonie, maar er was een diepzinnige ernst, juist in die eenvoud. Het was een formulier, zonder eenige bijhang't was een godsdienstig stuk dat voorgelezen werd met al de kalm te, waarop een notaris een ol ander burgerlijk contract voorleest. Den hu- welijksslaat op die wijze inletreden, was toch een beetje schrikwekkend geen gezang van frissche, jeugdige stemmen; geen plechtige, zware or gelmuziek die op een gegeven teeken den huwelijksmarsch van Mendelssohn doet hooien; alleen een man en vrouw die in een ledige consistorie kamer voor een priester staan, die henmet de oogen op een boek ge vestigd op kouden toon eenige vra gen doet, alsof hij hen den cathe- chismus overhoorde. De man zag et- alles behalve vrooljjk uit, en in de geheele figuur en de wijze van loopen der opgeschikte vrouw, wasiets.dat deed denken, dat hel huwelijk wel een beetje Iaat werd gesloten. Daphne huiverde, toen zij uit die kille kamer kwam. „Dat is mijn illusie niet van een kalm huwelijk. Kom, laat ons naai de beren gaan, ik moet iels vroolijks zien." Zij keerden terug naar al de drukte van een maandelijksche markt, liepen de geheele straat af, tot zij aan een brug kwamen, die over een diepe kloof lag tusschen twee heuvels. Aan de eene zijde der brug keken zij op de beestenmarkt, waar groote drukte heerschte en een massa man nen in blauwe blouses door elkander liepensommigen er uitziende of zij eerst gisteren gekocht warenen an deren verschoten en gelapt, het be wijs van armoede. Aan de andere zijde was de beroemde berengrot waar een half dozijn dier beesten, mager en vuil, ter eere van het stadswapen onderhouden werden. Een beer is toch al geen elegant ot fraai beest, en ook duidt zijn harig voorhoofd geen groot vernuft aan. Hij ziet er goedig uit, alsof hij niemands vijand was, dan van zich zeilwaar door menschendie hem op een af stand zien, genegen zijn hem aardig te vinden. Hij wordt gaarne gevoederd, en is buitengewoon gulzig, hetgeen menschen gaarne zien. Er is iets kinderlijks in zijn voorliefde voor krentenbroodjes, om niet eens te spreken van zijn liefhebberij voor dansen. Deze hoedanigheden maken, dat zijn bewonderaars wel eens ver geten dat hij toch een wild beest is, en dat zijne omarming altijd doode- lijk is. „Daphne had een geheele zak vol krenlelroekjes meegenomen en kwam daardoor al dadelijk op den meest vriendschappelijken voet met drie bruintjes, die, op hun achterpooten zittende, de gunsten van het publiek %fwachtien. Zij wilde de geschiedenis in Baedeker omtrent den Engelschen officier niet geloovendie volgens dal boek in de grot viel en door de ruigharige monsters verscheurd werd na een wanhopige worsteling om zijn leven. „Ik kan mij maar volstrekt niet voorstellen, dat die beesten kwaad zijn," zeide zij. „Kijk dat arme dier daar eens geduldig met open mond zitten wachten, en hoe behendig vangt hij een stuk brood op." Zelfs aan hel genot, om boven een al les behalve welriekende beerenkuil te staan, komt een einde, en nadat Daph ne genoeg had van de traditioneele beesten, stemde zij toe om in een open rijtuig, dat Gerald in den tijd, dat zij hare gunsten aan het gedierte uitdeelde, besteld had, plaats te nemenbewon derd als zij werden door een half do zijn landlieden, die ook over het hek hingen, en de beide engelsche meisjes in hunne smaak volle kleeding aangaap ten. Er was heel veel schoons in de omstreken van Bern te zien, hoewel de Alpen in wolken waren gehuld, en na bij een banketbakker een en ander gebruikt te hebben, maakten zij een rijtoer, lot dat het lijd was zich voor het diner te kleeden. Den volgenden morgen vertrokken zij al vroeg naar Thun, en tusschen Bern en Thun vertoonde zich de Jung- rauf in al haar maagdelijke schoonheid witter, zuiverder dan alle andere bergen, aan Daphne's bewonderende oogen. Zij kon haar blikken niet af wenden van dien hemelschen berg, ver uitstekende boven alle haar omringden, evenals Jupiter boven zijne manen. „Indien gij mij verteldet, dal op dien bergtop Mozes den Hoogsten, God zelf, zag, dan zoude ik u gelooven," zeide zij, diep bewogen. „Het spijt mij dat ik u zeggen moet, dat de bergtop waarop Jehovah zich aan zijne uitverkorenen vertoonde, al heel weinig beteekenl in vergelijking met gindsche piek, niet meer dan een soort van heuvel, hoogstens zevendui zend voet hoog," zeide Gerald, van zijn courant opziende. „Hebt gij hem gezien?" „Ik heb zoowel op SerbÉtl en Gebel Mousa, alsook op Ras Sasdfeh gestaan, de drie verschillende bergen, die elk ander de eer betwisten; van door den voet van den Almachtigen Schepper betreden te zijn." „Wat moet hel heerlijk zijn, zooveel gezien te hebben van deze wereld!" „En dat er zoo weinig overblijft om te zien," antwoordde Gerald; „elke me daille heeft zijne keêrzij." „Dat zal hét voor u des te aangena mer maken, om u kalm op Goring Ab- dy te vestigen," zeide Daphne, zoo ern stig mogelijk, „gij zult niet verlangen naar al die fraaie gezichten, die prach tige rivieren, bosschen en bergen, zooals Edgar en ik op het goede, ou de Hawksyard. Maar wij zullen heel veel reizen, niet waar, Edgar?" Opnieuw een toespeling op haar toekomstig leven, den spoedig nade renden lijd, dat zij en Edgar éen zouden zijn. De Heer van Hawksyard glimlachte bij deze openlijke erken ning van den tusschen hen bestaanden band. „Gij kunt er zeker van zijn, dat ik alles doen zal wat gij verlangt, en dat wij gaan zullen, waarheen gij maar wilt," gaf hij ten antwoord; ,,maar ik ben erg aan huis gewend, aan eigen haard, en aan mijn eigen stallen." „En aan eigen porceleinkast, en aan eigen linnenpersen," voegde Daphne er lachend bij„en aan eigen gemaak te geleien en ingelegd zuur en fram- bozenazijn. Die zaken behooren toch ook tot de bekoorlijkheden van Hawks yard? Maar ik bedoel, dat gij mij naar de Amazonen Rivier brengt, en als wij de Andes geheel doorreisd hebben, dan gaan wij naar de land engte van Panama, en dwars door Mexico, om naar het Rotsgebergte te komen. De eene bergrug is, zooals gij weet, het vervolg van de andere, de ruggestreng van de beide Ameri- ka's." Edgar lachte, alsof hij het denkbeeld heel aardig vond. „Ja, maar ik meen het in vollen ernst," zeide Daphne, met haar elle boog op den rand van het venster rustende, en de oogen onafgebroken op de Jungfrau gevestigd. „Wij zullen, wat reizen betreft, een tweede echt paar Brassey zijn." Mijnheer Turchill begon een beetje ongerust te worden, bij de gedachte aan een stal met jachtpaarden, die tehuis verwaarloosd werd, terwijl hij, zelfs met het mooiste weer, als een heel slecht zeeman, hier of daar, in een of anderen Archipel van het zui delijk Halfrond op en neer dobberde, te midden van donkerkleurige eilan den, en gedwongen om van visch en een beetje groente te leven. Als Daph ne het ernstig meende, dan moest de opoffering gebeuren, daarover bestond bij hem geen twijfel. Nooit zou hij dat grillige karakter kunnen weêrstaan, nooit een enkele harer wenschen on bevredigd laten, of trachten, haar door gezond verstand tot andere gedachten te brengen. „Ik geloof wel, dat wij een der be- spottelijksle paren in de geheele chris tenheid zullen zijn, maar levens een der gelukkigste." „Een meisje dat met u niet gelukkig kan zijn, moet al heel ongevoelig en ondankbaai zijn, Edgar," zeide Mado- line, hem inet een vriendelijken zuster lijken glimlach aanziende. „Gij zijt zoo dóór en dóór goed en vriendelijk." „Ja, maar goedheid en vriendelijk heid overwinnen niet altijd, zooals gij weet," hernam hij, met een glimlach waarin iets pijnlijks was. HOOFDSTUK XVII. „Liefde is niet sterker, dan in den beginne." Sir Vernon met gezelschap was hel meer van Thun met zijn door villa's bedekte oevers overgezeild, terwijl al hun bagage naar Interlaken vervoerd werd door den spoorweg, die door de vruchtbare streek van de Bodelei liep, dien heerlijken tuingrond waar alles groeide en bloeide. Zij vonden een massa omnibussen, wachtende om rei zigers naar de verschillende hotels te brengen, en in een dier rijtuigen reden zij langs de met groote notenboomen beplante laan, die de voornaamste straat van Interlaken vormt, naar een landelijken weg, die naar de dennen- bosschen en het gebergte voert. Daar vonden zij aan den Jungfrau- blicli aangename kamers voor hen gereed, niet rijk of opzichtig gemeu bileerd, maar gezellig en uitzicht ge vende op een landschap zoo schoon als men het maar verlangen kon. In de verte verrees de Jungfrau in al haar grootheid, boven de vruchtbare vallei met zijn meren en weilanden, zijn chalets en tuinen, boomgaarden en boschjes; het was een prachtig na tuurtafereel aan den voet van het oneindige. Het schemerde reeds toen zij aan kwamen, en de avondster, lla'uw zichtbaar aan den helder blauwen hemel, kwam boven den met sneeuw bedekten top van den berg te voor schijn. „Ach, hoe prachtigriep Daphne uit, over den berg en niet over de ster sprekende; „nooit zal ik dat ge zicht vergeten en hoe zal ik kunnen levenwanneer ik weder in Warwick shire terug ben?" „Dan zult gij u moeten vergenoe gen met van tijd tot tijd de Wrekin of de Cotswolds eens te zienzeide Madoline lachende. „Ik heb eigenlijk spijt dat ik naar Zwitserland gegaan ben," mompelde Daphne, zuchtende van het open raam gaande, nadat zij nog een blik op het landschap had geworpen. „En dat waarom?" vroeg Lina. „Omdat ik altijd verlangen zal, hier terug te komen. Ik zal de eeu wige vlakte van te huis nooit meer kunnen verdragen, molshoopen in plaats van bergen." ,,Ik moet bekennen dat Hawksyard wel wat vlak is," zeide Edgar nederig „maar de waterleidingen zijn er uit muntend. Er beslaat in geheel Enge land geen gezonder woning." „Maar wie is er dan, die Zwitser land gezien heeft en nog genot kan vindenin die nieuwerwetsche ma nier van aanleg van tuinen, rechte lanen, stoelen met hooge ruggen eeuwige theebladen en Japansche vuurschermenzonnebloemen en al dien anderen onzin daar wordt men ziek van, na dit bergland te hebben gezien," riep Daphne uit. „Wat een kleingeestig, kinderachtig begrip van schoonheidMeent gij dan dat stijve lui ooit de Jungfrau gezien hebben?" „Zeer zeker, en zij vinden er niets bijzonders aan, zij hebben meer gezien," antwoordde Gerald. „Gij praat er over alsof het iels buiten gewoons was, het is niets meer bij zonder dan Ramsgate of Margate, dl ook iedereen kent. Wie is er die de Jungfrau en Interlaken niet kent, al thans van aanzien, iedereen is er ge weest. Het is het algemeene rendez vous van reizigers, die in kudden komen en van de eene plaats naar de andere reizen onder de hoede van een gids, die voor herdershond speelt. Ik hoop, dat gij toch eerst den Mal- terhorn en Mont Rosa nog zien zult voordat gij naar huis gaat, in dat ge val zult gij ten minste, in fatsoenlijk ge zelschap, kunnen meepraten over een paar bergen die genoemd kunnen wor den." „De Jungfrau is goed genoeg voor mij," antwoordde Daphne; „Ik kan nooit iets schooners zien. Zelfs Manfred vond hel prachtig." „Neem mij niet kwalijk als ik u te genspreken moet, maar die beminnelij ke Mijnheer, vond niets ter wereld prachtig genoeg, en gij, bergen waar om bewonderen de menschen u? Ik begrijp het niet. Voor jonge dames die nooit zoo iets gezien hebben is het na tuurlijk interessant.Gij gaat waarschijn lijk inet het aanbreken van den dag, met uw alpenstok gewapend, uit om den Alpengeest te zoeken. Waarschijn lijk zult gij haar vinden op den hoek van een der bruggen op den weg naar Grindelwald, u stoffig, smerig Edel weiss ter verkoop aanbiedende of an ders zoogenaamde versche melk." „Daphne gaat nergens zonder mij," zeide Madoline hare hand vriendelijk op haars zusters schouders leggende. „Zij is veel te spoedig opgewonden om in vreemde plaatsen alleen te zijn. Niet waar, zusje, gij zult niet alleen uitgaan?" „Ik zal nooit iels op deze wereld doen dat u kan hinderen," zeide Daphne ernstig, haar zuster open hartig aanziende. Gerald Goring hoorde wat zij zeide, en zag ook dien openhartigen blik. Hij wist wel hoeveel er in die weini ge woorden besloten lag, hoe ernstig en volkomen de daarin bevatte be lofte was. Ja, zij wilde trouw, zij wilde eerlijk zijnzelfs ten koste van twee gebroken harten. Hij begon te begrijpen dat hij de zedelijke moed in dit schijnbaar zoo luchthartig schepseltje te laag geschat hadlicha melijk zoo zwak, vol dwaasheden en ingevingen van het oogenbliken toch waar eer en liefde er mede gemoeid waren, zoo standvastig. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE EBVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6