BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Engelsch van Charlotte Yonge.
6)
Intusschen zaten de dames, op haar
prachtigst in staatsie uitgedoscht, zich
te warmen bij het haardvuur, terwijl
de kinderen in de onmiddellijke na
bijheid in de groote vensterbank
speelden.
De vrouw van Gilbert Talbot, een
mager schepsel met geel hair, dat
beloofde, als zij wal ouder werd, veel
op hare moeder, de Gravin, te zullen
gaan gelijken, hield er eene tong op
na, die zij moeilijk in bedwang kon
houden, en met al de vroegrijpheid
en de aanmatiging, die zich van eene
zestienjarige gehuwde vrouw laat ver
wachten, weidde, zij, met hare gezel
linnen sprekende, uit over het on
afgebroken toezicht, dat hare moeder
over de Koningin moest uitoefenen,
en over de voortdurende aanslagen,
om het dier dame mogelijk te maken,
te ontvluchten. „Zij is zoo vlug en
zoo listig als eene wilde kat; en op
Chalsworth had zij een pian ontwor
pen, om zich uit het venster harer
slaapkamer naar beneden te laten
zakken, waar haar een verrader, Roll
genaamd, zou opwachten maar mijn
man kreeg er bij tijds de lucht van,
en plaatste een schildwacht onder
het venster van Hare Majesteit, en de
verraders, die haar helpen zouden,
zijn in hechtenis genomen. En o, gij
liadt de dame eens moeten zien op
den dag dat alles ontdekt was! Zij
vertrok er haar gezicht niet om. O
neen! 't Was „mijn waarde lord,"
vóór en „mijn beste heer" na. Ik be
loof het je, boter zou in haar mond
niet smelten. Mylord Cecil, de Thesau
rier, is bij haar geweesl, en hij heeft
beloofd, haar tong los te maken en
haar tot bekentenis te brengen. Maar
ik zou hel wel eens willen hooren,
dat hij hel deed! Ik belool je,'t zal
tusschen hen beiden zijn, alsof de
eene diamant den anderen wil snij
den."
„Hoe was de verhouding tusschen
haar en Mylord den Thesaurier?"
vroeg Mrs. Babington.
„Och, ge weet wel, er is geen
enkele man onder hen, die tegen
hare vleierij bestand is. Hare Majesteit
moest haar onder vrouwelijk toezicht
stellen, 't Was vermakelijk te zien,
hoe de rimpels op zijn oud voorhoofd
tegen zijn zin als 'l ware werden
weggewischt, terwijl zij hein met haar
vleiende tong bewerkte. Ik heb nooit
om de lippen der Koningin zelve
zulk een glimlach zien spelen, als
waartoe zijn gelaat zich plooide maar
met dat al is hij toch een soort van
goeverneur of voogd over de Koning
in. O, ik verzeker je," vervolgde zij,
toen Lady Talbot te kennen gaf, dat
zij zulks betwijfelde, „zij neemt zich
voor hem in acht, als voor niemand
anders. Zij mag er zooveel uitflappen
ais zij verkiest, en zich tegen hem
verzetten, enkel om te doen uitkomen,
hoeveel zij te zeggen heeft, maar zij
komt toch eindelijk met hangende
pootjens bij hem, en '1 is zijn wil,
en niet de hare, die ten langen leste
geschiedt. Indien deze dame hem
werkelijk kon verschalken, dan zou
het niet lang duren, of zij was vrij."
„Meent ge waarlijk, dat haar dit
aanvankelijk reeds gelukt is?"
„0 neenDe Lord Thesaurier is
veel te slim, en voedt een al te krach-
ligen haal legen alle Papisterij, dan
dal hij zich langer dan gedurende
het oogenblik, dat hij in hare tegen
woordigheid is, door haar zou laten
verschalken. Maar, ziet ge, hij kan 't
niet helpen, dat hij een man is, en
de een is geen hair beter dan de an
der, wanneer zij in hare tegenwoor
digheid zijn; Mylord uw vader
is ook al precies als de overige, zus
ter Grace. Denk er maar om wat ik
zeg: er zijn stormen in 't verschiet,
en we konden wel eens spoediger
van deze onze gast afraken, dan het
zich nu laat aanzien. Mijne moeder
is er geene vrouw naar, om er lang
tegen bestand te zijn."
Mary's gerammel begon gevaarlijk
te worden, en Lady Talbot maakte
er een einde aan, door lachend op
de kinderen te wijzen
Want de kleine Cis zeker omdat
zij de jongste was had al de drie
jongens tol haar dienst. Humfrey
hield haar met vaderlijke zorg op de
vensterbank vast; Antony Babington
stond een eind van haar af om den
bal op te vangen, dien zij elkaar toe
wierpen, maar daar zij hem nooit op
ving, stelde Will Cavendish zich er
meê tevreden, hem telkens voor haar
op te rapen en haar in de handen
te geven, en blijkbaar achtte hij zich
ruim beloond, als zij het telkens uit
schaterde van lachen.
De twee moeders moesten er wel
om lachen, en Mi s. Babington zeide,
dat zij al vroeg leerden hoffelijke
ridders te zijn, terwijl Mary Talbot
opmerkte, dat Cis geheel de familie
trekken miste zoowel van de Talbots
als van de llardwickes. De kleine meid
was veel donkerder van kleur dan
een der jongens, en zij had een paar
donkere, zware wenkbrauwen, die
haar alle aanspraak op den naam van
een mooi kind deden verliezen. Hare
pleegmoeder hoorde niet zonder be
zorgdheid dergelijke opmerkingen aan,
en 't was haar aangenaam, toen een
luid hoorngeschal en een kreet dei-
jongens aankondigden, dat de ver
wachte aankomst nu terstond zou
plaats hebben. De dames ijlden naar
het venster, en zagen de groote laan
vol ruiters en dames te paard, met
een talrijk, wier prachtige uilrusting
schitterde in den zonneschijn; de moe
ders wendden zich nu tot hare kin
deren en streken weêr glad wat door
het spelen verkreukeld was geworden,
en begaven zich naar de marmeren
trap, terwijl William Cavendish, de
oudste der jongens naar beneden
gezonden werd, om bij wijze van
page het paard zijns stiefvaders bij
de teugels te vatten en zijn stijgbeu
gel vast te houden.
Daar naderde de stoet. De Graaf,
een iorsch, breed gebouwd man, met
een lang, smal gelaat, dat nog langer
scheen te zijn dan het werkelijk was
door zijn langen, zijdeachtigen baard,
die lot beneden zijn grooten hals
kraag hing, steeg van zijn hengst af,
gaf zijn hoed aan Richard Talbot
over, en was eene slanke gesluierde
dame bij hel afstijgen behulpzaam,
waarna zij op zijn arm steunende
de stoeptreden opliep.
De dames vielen op de knieën
of zij dat deden uit eerbied voor het
hoofd der familie, of voor de konink
lijke gast, was moeilijk uit te maken.
De Koningin liep niet zonder moeite,
als iemand die aan rheumaliek lijdt, de
trappen op, maar verzekerde toch,
terwijl zij dal deed, dat de tocht te
paard haar goed gedaan had, en dat
zij zich minder vermoeid voelde, dan
toen zij den tocht aanving. Zij sprak
met zachte, diepe, welluidende stein,
die aan de Schotsche vrouwen eigen
is, en met een duidelijken hoorbaren
Schotschen tongval, gematigd evenwel
door Fransche klanken, en toen zij,
in de warme lucht der groote zaal
gekomen, haar sluier oplichtte, ver
toonde zich haar gelaat. Maria Stuart
was ten dezen tijde nog maar een en
dertig jaar oud, en haar gelaat was
nog jeugdig, ofschoon er sporen van
doorgestaan lijden en afmatting op
te lezen waren, en men hel haar kon
aanzien, dat hare gezondheid te wen-
schen overliet. Hare gelaatstrekken
waren ver van regelmatig schoon te
zijnzij zag bepaald loensch met
het eene oog, en, niettegenstaande
Mary Talbot zich zoo ongunstig over
haar uitgelaten had, was teleurstel
ling de eerste indruk, dien zij op
Susan maakte. Maar toen de Koningin
Mylady Talbot, die zij reeds kende,
begroette, en de Graaf zijne dochter,
Lady Grace, zijne stiefdochter, Eliza
beth Cavendish, en zijne nicht, Susan
Talbot, aan haar voorstelde, onder
vonden zij allen de tooverkracht van
hare oog en van den trek, die om
haar lippen speelde, en maakten hare
vorstelijke bevalligheid en waardig
heid, gepaard met een onbeschrijfe
lijke lieftalligheid, op allen den diepslen
indruk.
De Graaf geleidde de Koningin naar
het vuur, opdat zij zich een weinig
mocht warmen, alvorens zij zich naar
boven, naar haar eigen vertrek begat,
en ook omdat Lady Shrewsbury nu
eerst was afgestegen, en thans, onder
geleide van haar tweeden zoon, Gil
bert, de stoep opkwam. De dames
begroetten knielend ook deze aan
zienlijke dame, en de kinderen zouden
dat ook gedaan hebben, maar de
kleine Cis, toen zij Kapitein Richard
in 't oog kreeg, die onmiddellijk ach
ter den Graaf aanliep, met diens hoed
in de hand, barstte in luid gejuich
uit en riep: „Vader! Vader! Vader!"
vloog met naar hem uitgebreide ar
men de Koningin voorbij, sloeg in ver
rukking haar armtjens zijn in een
hooge kaplaars gestoken been, en riep
toen weêr, de armen naar hem op
heffend „op vaders armOp vaders
arm 1"
„Hoe nu, onbeschaamd klein schep
sel riep de Gravin uit, en ofschoon
zij op eenigen afstand stond, hief zij
haar karwats omhoog. Susan meende
door den grond te zinken van verle
genheid, toen zij zag, hoe verstoord
de ontzagwekkende dame was, maar
Richard had zich neêrgebogen en nam
de kleine meid in zijn armen, terwijl
Koningin Maria zich omwendde, met
een glans van vergenoegen op het
gelaal, en zeide:
Wel, lief snoesjen, ben je zoo blij,
dat ge je vader weerziet? Wilt ge me
wel een kusjen geven, allerliefst pop-
jen terwijl zij vervolgde, toen Ri
chard de kleine opbeurde tot op de
hoogte van haar vriendelijk gelaat:
„dat is een prachtig kind, mijn dap
pere heerGe moet mij haar nu en
dan eens afstaan voor speelkameraad-
tjen. Wilt gij wel eens bij een arme
gevangene komen en haar wat troos
ten, lief dingsken
Het kind riep blijkbaar met verwon
dering; „ann, arm en streelde de
zachte, fluweelen wang der Koningin,
maar de Gravin, wier toorn nog niet
bedaard was, kwam tusschen beiden.
„Mr. Richard," sprak zij op hoogen
toon, „ik zie u met bevreemding dul
den, dat Hare Majesteit wordt lastig
gevallen door een kind, dal men, als
't zich nog niet behoorlijk gedragen
kan, 't huis had moeten laten. Susan
Ilardwicke, ik meende, dat ik u be
ter geleerd had."
„Maar, mevrouw, kunt ge 't aan
zoo'n klein kindeken niet vergeven,
dat het medelijden met me heeft, en
me vriendelijk bejegent?"
„0, als het u behaagt, mevrouw,
dan zij het zoo," sprak Lady Shrews
bury op eerbiedigen toon, „doch er
zijn hier kinderen aanwezig, die meer
waard zijn, dat ge er acht op slaat,
dan dat kleine schepsel daar met die
donkere wenkbrauwen, waaraan men
vergund heeft zich op den voorgrond
te stellen, terwijl men de andere
kinderen achteraf gehouden heeft, op
dat Uwe Majesteit er geen last van
mocht hebben."
,,Geen kind kan het een moeder
lastig maken, die van haar eigen kin
deren wordt verwijderd gehouden,"
sprak Maria, haar best doende, om
de jaloezie, die zij had opgewekt,
weder tot bedaren te brengen. „Is
deze lieve jongen de uwe, mevrouw
0, ik had het niet behoeven te vra
gen, ik had het wel kunnen zien aan
de gelijkenis."
Zij strekte hare blanke hand uit,
om ze door de jongens te laten kus
sen. William Cavendish knielde ge
hoorzaam voor haar neder, onder het
oog zijner moeder; Antony Balington,
een mooie, aanvallige knaap van acht
of negen jaar, met eene prachtige
blanke gelaatskleur en mooie blozen
de wangen, kwam naar haar toe met
een vurige belangstelling, welke de
Koningin deed glimlachen, waarna
zij hare fijngevormde hand een oogen
blik op zijn krullebol liet rusten;
wat Humfrey betreft, hij trachtte zich
te verschuilen achter den hoepelrok
zijner moeder, waar zijne tegenwoor
digheid door al de anderen vergeten
werd, en, na de harde woorden, even
te voren tegen Cicely gesproken, ge
voelden zijn ouders weinig lust, hem
voor den dag te doen komen, of hem
zijne verlegenheid te verwijten.
Toen het voorstellen der aanwezi
gen was afgeloopen, stak Maria den
Graal haar hand toe, om zich doorhem
te falen geleiden uit de groote zaal,
de breede trap op, en, de groote
westelijke gaanderij langs, naar liet
zuidelijke gedeelte van het gebouw,
waar men al gedurende versoheiden
dagen bezig geweest was, haar goed
op orde te stellen.
Lady Shrewsbury volgde als vrouw
des huizes, en achter haar aan liepen,
naar rangorde, de personen, die tot
het gevolg der Koningin behoorden,
waarvan nagenoeg de helft de donke
re, scherpe trekken der Franschen,
en de andere helft de rossige tint
der Schotten vertoonden. Eerst volg
den Lady Livingstone en Mrs. Seaton,
twee van de Marias der Koningin,
die beiden van denzelfden leeftijd wa
ren als zij zelve, de eene geleid door
Lord Talbot, de andere door Lord
Livingstone. Daar was ook de getrou
we Franpaise, Maria de Courcelles, aan
den arm van Mr. Beatoun, den rent
meester der Koningin, en Jean Ken
nedy, eene stijve Scholtin, wier harde
gelaatstrekken in tegenspraak waren
met nare teederheid en getrouwheid,
en die vergezeld werd door een rijzig,
vlug jonkman met een scherpzinnig
voorkomen, Willie Douglas, een per
soon, die inzonderheid door de En-
gelschen met achterdocht werd in 't
oog gehouden, als de ontwerper va n
de vlucht der Koningin van Lochleven.
Twee sekretarissen, een Franschman
en een Schot, werden verdacht pries
ters te zijn, en dan waren er boven
dien een geneesheer, een heelmeester,
een apotheker, alsmede kappers, hof
meesters, koks, keukenknechts, la
keien, ten getale van dertig, met
hunne vrouwen en gezinnen, welke
laatsten „toegelaten waren met welwil
lende toestemming van Mylord."
Zij werden allen schuins aange
zien door de onbeschaamde Engel-
schen uit het Moorden, die van nature
een haal voedden tegen alle vreemde
lingen, maar bovenal tegen Franschen
en Schotten, en die den stoet gevan
genen bekeken, als waie deze een
troep wilde beesten.
Toen Mrs. Susan op weg naar huis
haar kleinen jongen vroeg, waarom
hij niet die aardige dame had willen
komplimenleeren, antwoordde hij op
onbeschaamden toon: „Zij is niet een
aardige damezij is eene boosaardige
vrouw, die haar man vermoord heeft."
„Arme vrouw! De laster heeft haar
over de tong gehaald," sprak 's jons-
kens vader.
„Hoe, Richard?" vroeg Susan op
verbaasden toon „gelooft gij, dat zij
onschuldig is in die zaak?"
„Ik kan het niet zeggen," ant
woordde Richard. „Al wat ik weet,
is, dal velen, bij wie zij geen genade
kan vinden, van oordeel zouden ver
anderen, als zij getuigen kon zijn van
het geduld en de vriendelijkheid,
waarmede zij allen bejegent."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE EKVBN LOOSJES, to Haarlem.