„Leed hij nog?"
„Dal vermoedt men, maar hier of
daar in het Noorden, in hechtenis.
Er is geen bericht V3n zijn overlij
den ontvangen; maar mevrouw de
Koningin, zoo als ge u herinnert,
doel als of dit huwelijk niet beslaat,
en heeft reeds haar hand willen schen
ken aan den Hertog van Norfolk, en
aan dezen Don Juan, en ik weetal
niet aan wien meer."
„Dat zou zjj toch zeker niet gedaan
hebben, indien zij geweten had, dat
onze Cis nog in leven was."
„Misschien, of misschien ook niet.
Ik voor mij geloof, dat zij lot alles
in staat is, behalve om afstand te
doen van hare Paapsche godsdienst,
om maar uit den kerker te kunnen
komen; maar, zooals de zaken nu
slaan, twijfel ik er aan, of Cis
„Mylady Bride Hepburn," verbeter
de Susan.
„Och wat, ik twijfel, of zij de aan
spraak van het arme kind zelfs op
dien naam zouden laten gelden."
,,En zij zouden haar misschien ge
vangen zetten, indien zij er aanspraak
op maakte," merkte Susan op.
„Dat zouden zij stellig vroeger of
later doen. In zijn ongerustheid over
die mooie partij, die Mylady heeft
opgedaan voor haar Bess, heeft Mylord
opgesomd, hoeveel treurige gevolgen
huwelijken met personen van konink
lijken bloede al na zich gesleept heb
ben, waarvan de noodlottige geschie
denis van Lady Mary Grey nog versch
in 't geheugen ligt! Heeft men haar
niet tot levenslange gevangenis ver
oordeeld? 'I Is iets vreeselijks. Ik
wenschte wel, dat ik terstond het
geheime schrift had kunnen lezen.
Dan zou er óf over haar beschikt
zijn naar het welbehagen van Hare
Majesteit de Koningin van Engeland,
óf zij zou in veiligheid gebracht zijn
in dat nonnenklooster te Soissons."
„Om daar als eene Papiste groot
gebracht te worden! 0 foei, beste
man, hoe kunt ge dal zeggen!"
„En om oneenigheid te slichten in
de beide koninkrijken!" liet haar echt
genoot er op volgen, ,,'t Is voor het
arme meisjen verreweg beter, dat zij
onder uwe liefderijke hoede is, dan
onder die van welke koningin of
abdis ook."
„Zullen we dan alles maar laten
blijven zooals het is, en hetgeen we
welen in onze eigene harten besloten
houden?" vroeg Susan nu op hoop-
vollen loon,
„Daartoe ben ik zeer geneigd,"
antwoordde Richard. „Werd de zaak
op eens ruchtbaar gemaakt, dan kon
den gij en ik wel eens schuldig ver
klaard worden aan de Hemel weet
wat, omdat we hel verborgen ge
houden hebbenen, wat het meisjen
betrelt, zij zou óf den kerker harer
moeder moeten deelen, óf men zou
haar aan het hof opnemen, om er
bewaakt, en bespol, en bespionneerd
te worden, zooals men gedaan heeft
met die twee beklagenswaardige zus
ters van Lady Jane totdat zij haar
lot hopeloos maakten, door huwelijken
aan te gaan. 0, men heeft me wel
eens verhaald, dat de arme Lady
Katherine het haast nog beter had
in den Tower, dan zij het had,
toen zij aan hel hof verkeerde."
„Mijn arme Cis! Neen, neen! Het
eenige wal me zou kunnen bewegen,
afstand van haar te doen, 't zou de
gedachte zijn, dat zij troost zou kun
nen verschaffen aan het hart harer
arme gevangen moeder, die ook eigent-
lijk het meest aanspraak op haar
heeft."
„Ik vermoed echter, dat haar arme
gevangen moeder het alles behalve
aangenaam zou vinden, als 't aan 't
licht kwam, dat deze getuige van haar
onberaden huwelijk nog in leven is."
„Ook zou men 't haar waarschijn
lijk niet vergunnen met hare moeder
den kerker te deelen."
„Zeer zeker niet. Bovendien, wat
zou zij kunnen doen met het arme
kind?"
„Haar in de Paapsche godsdienst
groot brengen," riep Susan uit, voor
wie dat hel vreeselijksle was, dat zij
zich voorstellen kon.
„Ja, en zij zou haar hand tot hel
lokaas kunnen maken voor een of
anderen buitenlandschen vorst, of
voor dezen of genen Engelschen ver
rader, wiens toeleg het zou zijn, de
Koningin te onttroonen, en de Paap
sche Kerk in deze landen te herstel
len."
Susan huiverde. „0 ja! laat ons
het arme kind voor ons zeiven hou
den. Ik zou haar onmogelijk aan zulk
een lot kunnen prijsgeven. En om
te verhoeden, dat het mogelijk is, u
in gevaar te brengen, beste man,
zou ik wel gaarne de beschreven
strook perkament onmiddellijk willen
verbranden."
„Ik betwijfel, of dat wel dienstig
zou zijn," antwoordde Richard. „Ver
onderstel eens, dat het der Voorzie
nigheid mocht behagen, den jeugdigen
Koning der Schotten niet in 't leven
te laten blijven, dan zou dit meisjen
hel middel kunnen zijn, om de twee
Koninkrijken te vereenigen in hel
ware Hervormde geloof! De Hemel
verhoede, dal de dood hem wegneme,
maar 't komt me voor, dat wij het
recht niet hebben, het bewijsstuk te
vernietigen, dat eenmaal voor hel
Koninkrijk een ding van onschatbare
waarde zou kunnen worden."
„En al werd het ook ontdekt, dan
zou de .eerste de beste het toch niet
kunnen ontcijferen, is het wel
merkte Susan op.
„Neen, zeker niet. Ge weet, hoe
ik me in 't eerst te vergeefs inspande,
om het te kunnen lezen, en zelfs nu,
nadat Francis Talbot mij in vertrou
wen den sleutel van het geheimschrift
had leeren kennen, heeft het nog
dagen aangehouden, voordat ik het
geheel lezen kon. 't Zal ons niet ver
raden, dat stuk schrift, lieve vrouw,
als we 't maar met de kinderkleêrtjens
achterwege houden, en zorgvuldig
bewaren. En laat ons nu gaan slapen,
zonder ons verder om de zaak te
bekommeren."
Dat was gemakkelijk gezegd, maar
Susan kon den slaap niet vatten en
bleef lang liggen mijmeren over de
vreemde aangelegenheid, en toen zij
eindelijk in slaap viel, droomde zij
zonderlinge droomen van Koninginnen
en Prinsessen, ja, wat nog erger was,
zij werd eindelijk wakker met een
gil, daar zij droomde, dat haar man
op het schavot was, en dat Humfrey
en Cis de ladder opklommen, hand in
hand, met onlbloote halzen, om hem
te volgen!
Men behoefde haar niet met aan
drang te verzoeken haar mond te
houden. Met angst en afgrijzen ver
vulde haar het geheim, alsmede met
een zeker niet te omschrijven gevoel,
dat zij verkeerd handelde, ofschoon
zij zichzelve trachtte wijs te maken,
dat zij dus handelende slechts gehoor
zaamde aan haar echtgenoot; en inde
daad ook had zij zich onderworpen
aan zijn oordeel.
Dikwijls vestigde zij haar blik op
Cis, zonder dat deze er iets van merkte,
bezag met aandacht het gelaat van het
kind, of zij daarop ook eenige fami
lietrekken kon ontdekken. Maar het
meisjen had aanleg om breeder van
gestalte te worden dan hare moeder,
die de fijne ledematen en vormen
had van hare Lotharingsche voorou
ders, terwijl Cis, zooals Richard had
opgemerkt, den forschen lichaams
bouw scheen te hebben van het Zuid-
Schotsche ras, van 't welk haar vader
afkomstig was. Haar gelaat was ook
rond van vorm, door de zon verbrand,
met diep liggende grijze oogen, onder
zwarte, weinig gebogen wenkbrauwen,
geschikt om ze geducht te fronzen.
Zij zag er niet naar uit, dat zij ooit
de betooverende schoonheid de hare
zou mogen noemen, die hare moeder
volgens aller getuigenis bezat of
schoon zij, die de gevangene te
Sheffield gezien hadden, van meening
waren, dat wat in haar zoo zeer be
koorde, meer een onbeschrijfelijke
bevalligheid was, dan wel werkelijk
schoone gelaatstrekken, en dat het
vooral bestond in een zekere zeldzame
manier van glimlachen, een wonder
lijken gloed, eene vereeniging van
waardigheid en schalkschheid, die
zelden nalieten voor 't oogenblik in
druk te maken, zelfs op hen, die zich
het meest aan dien indruk wilden
onttrekken. De arme Cis, een forsch
gebouwd meisjen van twaalf of dertien
jaar, die met den kleinen Ned op hel
terras met den bal speelde, en met
trage schreden weêr in huis kwam,
om hare dageljjksche taak aan het
spinnewiel te volbrengen, had weinig
aan zich, dat aan eene vorstin deed
denkenen toch, wanneer zij daar
zoo nederzat, druk bezig met spin
rokken en draad, dan was er iets in
de houding van haar hoofd en in
haar handgebaar, dat onwillekeurig
aan de Koningin herinnerde. Boven
dien gehoorzaamden al de jongens
in haar omgeving aan hare wenken,
niet alleen Humfrey en de arme An-
tonie Babinglon, maar de Cavendishes,
de Pierrepoints, al de jeugdige pages
en kleinkinderen, die op het kasteel
of in het bijgebouw verblijf hielden
en de school van Meester Sniggius
bezochten. Ja, de dominee zelf, of
schoon hij moest bekennen, dal Miss
Cicely luiheid en onoplettendheid be
vorderde onder zijne leerlingen, had
zich bereid verklaard, zelf tweemaal
's weeks naar Bridgefield over te
komen, om Ie verhoeden, dat zij haar
spraakkunst van Lilly en haar Caesar
mocht vergeten, eene beleefdheid, van
welke de jonge dame hartelijk gaarne
verschoond wilde blijven.
Stuart, Lotharingen, Hepburn, de
vereeniging van het bloed dezer ge
slachten was eene gevaarlijke erfenis,
en als bij instinkt gevoelde de goede
Susan Talbot, dat over het jonge
meisjen, dat zij lief had als haar eigen
dochter, met de teederst mogelijke
zorg zou moeten gewaakt worden,
om haar te beveiligen tegen de ge
varen, waaraan zij tengevolge van
haar afstamming zou blootstaan. Me
delijden deed bare genegenheid nog
meer toenemen, en hoewel het in
het gewone alledaagsche leven ge
makkelijk was te vergeten, wie en wat
het meisjen werkelijk was, was toch
Cis zich er van bewust, dat zij be
handeld werd op den voet eener
oudste dochter, als eene gezellin en
vriendin, terwijl hare tijdgenooten in
het heerenhuis behandeld werden als
kinderen, zonder komplimenten be
keven werden, likken op de vingers
kregen, zelfs met de roede gestraft
werden, wanneer zij zich aan over
tredingen schuldig maakten. Cis leefde
in werkelijkheid onder even gestrenge
regels, maar het waren de verstandige
en weinig hinderlijke regels, die een
uitvloeisel waren van een krachtigen
invloed en eene volhardende behoed
zaamheid, die den wensch om zich
te verzetten bij haar ten eenenmale
onderdrukten.
HOOFDSTUK IX.
Onrust.
't Huishouden te Bridgefield was
zeer rustig en vreedzaam, en de be
woners van het kasteel en van het
heerenhuis mochten de daar heer-
schende rust en vrede wel benijden.
Na het huwelijk van Elizabeth
Cavendish met den jeugdigen Graaf
van Lennox was de weinige rust, die
den beklagenswaardigen Graaf was
overgebleven, verdwenen. In de eerste
plaats moest hij zich bij Koningin
Elizabeth vrij pleiten van hel ver
moeden, dat hij zijne toestemming
tot dat huwelijk gegeven had, en
daarna moest hij ondervinden, dat
zijne vrouw woedend was, omdat hij
zich zoo weinig ingenomen loonde
met de verheffing harer dochter. Er
kwam nog bij, dat zij, terwijl zij
vroeger op vriendschappelijken voet
verkeerd had met de Schotsche Ko
ningin, thans overgegaan was naar
de zijde der Lennoxen, omdat hare
meest geliefde dochter in die familie
gehuwd was; en 't bleek in alles,
dat van dat oogenblik af alle vriend
schap tusschen haar en de gevangene
een einde genomen had.
Zij was woedend, omdat haar echt
genoot niet op eens verandering wilde
brengen in de wijze, waarop hij de
Koningin behandelde, en dat hij haar
niet behandelde, zooals eene zoo
groote misdadigster verdiendeen,
met de onlogiesche onbevattelijkheid
eene door hartstocht overheerschte
vrouw, haalde zij met minachting de
schouders op, wanneor men haar
poogde aan 't verstand te brengen,
dat de ongelukkige Maria, om er het
minste van te zeggen, thans niet schul
diger was, dan toen zij aan hun hoede
werd toevertrouwd, en dat het on
redelijk en onrechtvaardig zou zijn,
thans opeens een andere houding te
genover haar aan te nemen.
„Mylady is bepaald waanzinnig,"
zeide Kapitein Talbot, toen hij op
zekeren avond weder thuis kwam,
tol zijne vrouw; noch Mylord, noch
hare dochter kan met haar iets wor
den, zoo opgeblazen is zij over dit
huwelijk. Daar komt nog bij, dat zij
vreeselijk vertoornd is, omdat men
den jeugdigen Babinglon uit haar
gevolg verwijderd heeft, zonder er
haar bericht van te sturen, en nu
wil zij, dat onze Humfrey in zijne
plaats als page in dienst zal treden."
„Hij is bepaald te oud, om page
te worden!" riep zijne moeder uit,
en het beeld van haar rijzigen, wel-
gemaakten zoon, die al vijftien jaar oud
was, kwam haar voor den geest.
„Dal heb ook ik gezegd," antwoord
de Richard, „mij dunkt, onze Dick is
er beter geschikt voor, en dat heb
ik Mylord ook doen opmerken."
Nauwelijks had Richard dit gezegd,
of de twee jongens kwamen builen
adem van opgewondenheid binnen
stormen. „Vader!" riep Humlrey, „wie
denkt ge, dat te Hull is? Wel, nie
mand anders dan uw oude vriend en
stuurman, Kapitein Frobisher!"
„Ha! Martin Frobisher! Wie heeft
je dal gezegd, Humfrey
„Ekins, vader, en die had het weêr
gehoord, van den Doncasterschen
vrachtrijder, die zelf Kapitein Frobis
her gezien had, en aan wien deze
gevraagd had, of gij, vader, u niet
hier of daar in Yorkshire ophieldl,
met het verzoek, om, indien dat het
geval was, u te doen weten, dat hij
zich tot aan 't begin van Mei te Huil
dacht op te houden, om manschappen
te werven voor eene reis om de Noord,
waar men 't goud maar voor 't oprapen
moet hebben en om te zeggen, dat,
zoo gij een of twee llinke zoons
mocht hebben, het nu tijd voor hen
was, om fortuin te maken, en hen
de wereld te laten bezien. Hij had
ook zijn wensch te kennen gegeven,
dal gij eens mocht overkomen, om
een ouden kameraad weder te zien."
„Dat is een lange boodschap voor
twee vrachtrijders," sprak Richard
Talbot glimlachend; „maar Martin had
nocit veel op met schrijven!"
„Maar, vader, gij zult mij toch
laten meegaan, niet waar?" riep Hum
frey opgewonden uit. „0, ik bid u,
vergun mij mede te gaanLieve moe
der, verzet u niet er tegen!" smeekte
de jongen. „Gis, denk er om, dat ik
je als ik terugkom een gouden arm
band zal meêbrengen, zooals moe
der er een heeft."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE EE VEN LOOSJES, te Haarlem.