y aandacht te kannen schenken aan hel voorlezen van een theologiesch geschrift. Koningin Maria deed haar dit in vertrouwen opmerken, nadat het voorlezen was algeloopen, daar zij 't zonder twijfel op Susan's gelaat gelezen had, dat deze zich ietwat ongerust maakte. „Gij behoeft u niet te verontrusten, wat uw kind betreft, mevrouw," sprak zij„de Heilige Auguslinus staat in hooge achting bij uw eigen Koningin en hare Bisschoppen. Als mijn goede Mr. Belton mij het genoegen doet, mij wat voor te lezen, dan zorg ik er altijd voor, dat er niets voorge lezen wordt, waaraan gij, Protestan ten, u zoudt kunnen ergeren ten minste voor zoover ik er over kan oordeelen." Glimlachend liet zij er op volgen: „de Hemel weef, dat ik er mij op toegelegd heb, een goed begrip van uw geloof te krijgen, en menig predikant is met mij daarover aan 't redeneeren geweest. Ik heb mijn best gedaan om hen te begrij pen, maar zij slemden in niets met elkander overeen dan in hunne min achting voor den Paus. Tenminste, zoo is het mij in mijn eenvoud voor gekomen. Maar gij zijt voldaan, me vrouw, dal zie ik aan de kalme uit drukking uwer oogen, en dat hoor ik aan den vriendelijken klank uwer stem. Ik geloof zeker, dat als ik u veel zie en spreek, ik gunstiger over uwe godsdienst zal leeren denken." Susan antwoordde hierop met eene neiging, zondereen woord te spreken. Zij had Sir Gilbert Talbot hooren zeggen: „wanneer zij poogt u te doen gelooven, dat gij haar wel zult kun nen bekeeren, wees er van verzekerd, dal zij iets kwaads bedoeltmaar 't was haar onmogelijk daarin iets anders dan laster te zien, terwijl dat lieve, droefgeestige gelaat haar aan staarde. Koningin Maria bracht het gesprek op een ander onderwerp, door tot Susan eenige vragen te richten be treffende het plotselinge vertrek der Gravin. Een soort van onderdrukte ironie lag in den toon, waarop zij sprak; zij wilde blijkbaar hare be zoekster eens op de proef stellen, en toen zij merkte, dat Susan niets an ders wilde opgeven, dan wat ook Lord Shrewsbury in 't voorbijgaan als reden had opgegeven, was zij veel te sluw om haar ondervraging voort te zetten, ofschoon Susan onwillekeu rig vermoedde, dat de Koningin ten volle bekend was met de oneenigheid, welke had plaats gehad. Eene korte wandeling op het platte dak volgde thans. De zon scheen schitterend, en hoe stijf en kreupel zij was, het smachtend verlangen der Koningin naar vrije lucht bewoog haar, hare trappen op te klimmen, en steunend op Sir Andrew Melville's arm, langzaam op en neder te loopen, terwijl haar oog zich verkwikte met het prachtig uitzicht over hel park aan hare voeten, door 't welk drie rivieren zich kronkelden, wier loop men volgen kon lot aan de in de verte gelegen bosschen en heidevelden, purper getint, maar als overgoten rnel den frisschen gloed der lente. Maria liet zich door haar bezoeksters Bridgefteld aanwijzen, en vroeg naar alles wat er te zien was van het huis en het daarbij behoorende terrein, wat indedaad niet veel was; maar 't gelukte haar Gis aan 't babbelen te krijgen over haar huiselijke bezig heden, en wilde niet dulden, dal haar door hare moeder het zwijgen werd opgelegd. „Ge kunt nauwlijks begrijpen, hoe hel eene gevangene goed doet, zij het ook maar in de verbeelding, me de deel te nemen aan een vrij, on schuldig leven," antwoordde Maria, met den mijmerenden blik, die aan haar oogen zulk een opmerkelijke uitdrukking gaf. „Niets veikwikt mij zóó als het gebabbel van een kind." Susan's hart ontroerde bij de ge dachte aan de ware betrekking, waar in deze beiden tot elkander stonden, en zij wilde zich niet verder verzet ten tegen het gepraat van Gis; maar hel verheugde haar zeer, toen de groole klok van het kasteel twaalf uur sloeg, en zij zich kon verwijderen. Toen Koningin Maria's tafel gedekt was, verlieten haar de bij haar dienst doende dames Talbot, om aan te gaan zitten aan den algemeenen familie maaltijd in de groote zaal. HOOFDSTUK XII. Ee.n woedende brief. Er ving nu een tijd aan van dage- lijksche marteling voor Mrs. Talbot, van dagelijksche opgewondenheid en genot voor Cis. Twee uren ol meer moesten doorgebracht worden in de dienst van Koningin Maria. Zelfs de Zondagen waren daarvan niet uitgezon derd het bezoek had dan maar wal la ter op den dag plaats teneinde niemand te verhinderen naar de Kerk te gaan. Niets kon hoffelijker of minzamer zijn dan de wijze, waarop Mrs. Talbot altijd ontvangen werd. Zij werd altijd welkom geheeten door de Koningin zelve, die doorgaans een ge sprek met haar aanknoopte, bijna als met haars gelijke. Of wanneer Maria zelve in haar eigen kamer be zig was met hel een of ander aan haar sekretarissen te dikleeren, dan betoonden de dames van haar gevolg zich even vriendelijk, en betuigden haar, hoe aangenaam hare gebiedster het vond, met eene dame te kunnen verkeeren, die vrij was van al de ruwe en zonderlinge luimen en gril len van Mylady de Gravin en hare dochters. En werd Susan met de meest mogelijke goedgunstigheid be jegend, Gis werd geliefkoosd. Koning in Maria had altijd gaarne jonge meis jes bij zich. Hare frissche, ongekun stelde, met geestdrift uitgebrachte hul debetuigingen moesten wel welgevallig zijn aan iemand, die er boven alles op gesteld was, dat men zich door haar aangetrokken gevoelde, en 'l was een genot voor de gevangene, een jeugdig, frisch gezicht jen bij zich te zien. Was 't alleen dit, of was 'l het moederlijk instinkt, dat een glans van vergenoegen te voorschijn riep op haar gelaal, wanneer hel jonge meisjen het vertrek binnentrad, en haarden kus, welken Cis met schroorn- valligen eerbied haar op de hand drukte, deed beantwoorden met een teederen kus op hel voorhoofddat haar het gebabbel van het meisjen deed aanmoedigen, haar bewoog klei ne wenken betreffende vorm en hou ding te geven, en haar kleine ge schenken tol een aandenken te ver eeren, die steeds kostbaarder werden, totdat Sir Richard ernstig begon te zien, en te zeggen, dat er geen klei- Hodieën van waaide meer meege bracht mochten worden van het ne vengebouw 1 En toen zijne vrouw"een woord zeide, dal naar tegenspraak zweemde, liet hij er op volgen: „dal mag niet gebeuren, zoolang zij voor mijne dochter doorgaat." Cis, die begonnen was een pruilend geziclnjen te zetten, barstte nu uit in tranen. Haar pleegouders waren altijd meer inschikkelijk en toegevend voor haar geweest, dan hel geval zou geweest zijn, indien zij een kind geweest ware, waarop zij volle aan spraak hadden kunnen doen gelden en in plaats van hare balslorigheid te bestraffen, zooals zou hebben plaats gehad, indien een wezentlijk Talbot- jen zich zoo had durven aanstellpn, haalde Richard de schouders op en verliet hij de kamer de kamer, die aan Mevrouw Susan was afgestaan in het Heeienhuis, terwijl Susan haar best deed om het meisjen te troosten, door haar te zeggen, dat zij niet be droefd moest wezen, want dat haar vader niet boos op haar was. „Waarom waarom mag die lieve, goede Koningin mij hare keu rige geschenken niet geven?" snikte Cis. „Zie eens, kindlief," sprak Susan, „zoolang zij u niets anders gaf dan een sinaas-appel, met kruidnagels bestoken, of een boorduurnaald, of zells een jong hondtjen, kon het geen kwaadmaar als zij u Spaansche handschoenen en koralen haken ten geschenke geeft, dan heeft hel veel kans, dat wanneer er binnenkort weêr eens een komplot ontdekt wordt, een vijandelijk gezind persoon uitstrooit, dal Mr. Richard Talbot zich, door tusschenkomst zijner dochter, heeft laten omkoopen." „Dat zou een laaghartige leugen zijn!" riep Cis uit, en haar oogen fonkelden. „Maar 't zou desniettemin geloofd worden," merkte Susan op. „Mylord zou zeggen, dat wij het in ons gestelde vertrouwen geschonden hadden, en de eer mijns echlgenoots is altijd smet teloos geweest.'' „Gij zijt ook al boos op mij, moe der!" sprak Cis. „Niet, wanneer ge een goed kind zijl, en de eer ophoudt van den naam, dien ge draagt." „Dat zal ik doen, dat zal ik doen riep Cis uit. „Nooit zal ik weêr een geschenk van de Koningin aannemen, als gij en hij mij maar uw kind wilt noemen, en— goed op me wilt zijn De tranen maakten haar tiet verder spreken onmogelijk, en Susan over laadde haar met de leederste liefko zingen, vooral toen zij haar nog hoorde stamelen: „Humlrey zou t me ook nooit vergeven Susan deelde aan haar echtgenoot mede wat er was voorgevallen, ter wijl zij er bij voegde„zij zal haar woord houden." „Zij moet dat doen, ol zij mag niet meer naar het paviljoen gaan," sprak hij. „Ge zoudt er niet aan getwijfeld hebben, indien ge haar oog hadt zien fonkelen bij de gedachte, dat zij uw eer in gevaar zou brengen. Toen openbaarde zich haar koninklijk bloed." „Nu, we zullen hol zien," zeide Richard zuchtend, „indien tenminste het karakter het uitvloeisel is van tiet bloed. Ik vrees, dat het hare niet beter is dan dat van een Schotschen diel I Sla mijne waarschuwing niet in den wind, moeder, inaar houd je vreem den neslvogel goed in het oog." „O, gij kunt er zeker van zijn, lieve manAls wij haar als ons kind erkennen, zal zij alles doen, om zich dat waardig te loonen. Maar wanneer wij haar van ons vervreemden, dan brengen wij haar eene smartelijke wonde toe, zoodat ik niet weel, waar toe zij in staat zou zijn, getroeteld als zij wordt door door haar die eigenllijk de meeste aanspraak kan doen gelden op het lieve kind." Richard barstte in een kreet van afgrijzen uit, die zijne zachtzinnige gade tol zwijgen bracht. Geen van hen beiden had vermoed, dat tengevolge van dit tooneel Cis den volgenden morgen, nadat zij naar gewoonte de hand der Koningin ge kust had, op hare knieën bleef liggen en, terwijl haar de tranen in de oogen kwamen, eenige woorden sta melde. „Wat scheelt er aan, mignonne?" vroeg Maria op minzamen toon„is je hondtjen dood Of is die mooie haak gebroken „Neen, mevrouwmaar maar ik moet u verzoeken mij geen ge schenken meer te geven. Mijn vader zegt, dat zijn eer er meê gemoeid is, en ik heb hem beloofd o, me vrouw, wees niet ontevreden op mij, maar vergun mij, dat ik u uw laat ste sierlijk geschenken terug geve Maria stond bij den haard. Zij nam hel kleinood van ivoor en koraal uit de hand van het knielende meisjen en smeet het midden in den gloed. Er was hartstocht in deze daad en in hel fonkelend oog, maar die harts tochtelijkheid duurde maar een oogen- blik. Voordat Cis spreken, of Susan hare verontschuldigingen aanvangen kon, werd de lijngevormde hand op het hoofd van het meisjen gelegd, en sprak Maiia met kalme slem: „Vrees uiel, kind! Koninginnen nemen hare geschenken niet terug. Ik had moe ten bedenken, dat zelfs het genot i an geschenken te geven mij niet gegund wordtde heerlijkste allei genie tingen hebben ze mij ontzegd. Maar wees niet angstig, liefjen, ik ben niet boos op u. Ik zal uw vader geen overlast meer aandoen, 't Is beter, dal gij met een paar kleinoodieën minder moet prijken, dan dat men mij beroofde van hel genot, dal on schuldige gezichtjen van u te zien zoolang zij mij tenminste dat zonne- straaltjen nog gunnen." Zij boog zich over het meisjen heen en kuste haar op het neerge bogen hoofd, en Susan twijfelde er geen oogenblik aan, of 't was de slem der natuur, die hier sprak. Toen zij als moeder iels wilde zeg gen tot verontschuldiging van de on bekookte wijze, waarop het meisjen thans was te werk gegaan, antwoord de de Koningin op uiterst hoffelijken toon: „spaar uwe wooiden, beste mevrouw I Wij begrijpen en eerbie digen Mr. Talbot's eergevoel. Waren maar allen, die met ons in aanraking kwamen, zoo nauwgezet geweest als hij!" Misschien was Maria na deze ge beurtenis wat minder gemeenzaam met mevrouw Susan, maar zij was te meer innig en hartelijk tenop- zichte van 't meisjen, en 'l was alsof zij door meerdere liefkozingen het wilde vergoeden, dat zij haar nu geen geschenken meer mocht geven. Daar broeide echter daarbuiten on- weder. Lady Shrewsbury beklaagde zich in 't openbaar, dat haar echtge noot een van Maria's talrijke slacht offers geworden was, terwijl zij zelve trachtte door te gaan voor eene be- leedigde echlgenoote, die uit hare woning verdreven was. In hare woe de ging zij zelfs zoo ver, dal zij zich. met hare klacht lol Koningin Eliza beth wendde, die twee kommissarissen uitzond, om een onderzoek in deze aangelegenheid in te stellen. Zij hiel den zitting in de groole zaal van het kasteel, en ondervroegen allen, die daar betrekkingen bekleedden, Ri chard en zijne vrouw niet uitgezon derd. liet onderzoek was uiterst pijn lijk en onaangenaam, maar het bleek, dat niets onbeiispelijker en minder gemeenzaam kon zijn dan de omgang van den Graaf met zijne gevangene. Had hij gedwaald, zijne dwaling zou hierin beslaan hebben, dal hij al te omzichtig en te streng was geweest, olschoon hij altijd de hoffelijkheid eens edelmans had in acht genomen, terwijl het hem steeds aangenaam geweest was zich inschikkelijk te loo nen, als er geen kwaad uit kon voort komen. Hadden er overtredingen plaats gehad van de vastgestelde re gels, dan hadden de Gravin zelve en hare dochters zich daaraan schuldig gemaakt, in de dagen, toen zij op zulk een vertrouwelijken voet met de Koningin verkeerdenen de laster lijke beschuldiging van den ongeluk- kigen Graaf had, 't was spoedig een uitgemaakte zaak, geen anderen grond dan de hartstochtelijkheid en de wei nige nauwgezetheid, waarmede de Gravin en hare dochter Maria het waagden zich uillelaten. Wordt vervolgd Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 8