vroeg zij vriendelijk, hoe Cicely het er al' gebracht had, en of dat ongeluk geene gevolgen van beteekenis gehad had, waarna zij hel meisjen verzoch- aan hare voeten te gaan zitten, tert wijl zij keek naar het boogschieten van eenige jongere personen van haar gevolgen van tijd lot tijd legde zij liefkozend haar hand op de slanke gestalte. „Mijn lief meisken," zeide zij, „wat zou ik gaarne willen, dal gij mijn peluw met me deeldet. Ik heb geen jeugdig slaapkameraadsken gehad, na dat Bess Pierrepoint ons verlaten heeft. Wilt gij u daartoe verledigen en den armen in een kooi opgesloten vogel wat opbeuren en vertroosten „0, mevrouw, zeer gaarne wil ik dat doen, indien men het mij vergunt 1" riep Cicely verheugd uit. „We zullen goed op haar passen, Mrs. Talbot," verzekerde Maria, „en haar in den loop van den morgen weder goed en wel aan u afleveren," en hare stem trilde, terwijl zij dit schertsend zeide. „Uwe Majesteit heeft te gebieden," antwoordde Susan, en blijkbaar kostte het haar moeite, hare droefheid te verbergen. „Ach, mevrouw, gij spot met mij! Ik wenschle, dat het zoo ware, dat ik werkelijk te gebieden had 1" her nam de Koningin, „'t Is Mylord's toe stemming, die we moeten vragen. Wat zegt gij er van, Mylord, mag ik dit meisjen als mijne oppaster des nachts bij me hebben?" Lord Shrewsbury zag in de verste verte geen reden, waarom bij daarte gen bezwaar zou maken, en de be lofte werd gegeven, dat Cis tenminste voor dien nacht de kamer der Ko ningin betrekken zou. Zij was heel opgewonden over dit vooruitzicht. „Waarom werpt ge zoo'n droeven blik op me, liefste moeder?" riep zij uit, toen Susan haar hair wat in orde brachten haar behulpzaam was bij het een en ander, waarvoor haar schouder nog te stijf was„gij maakt u toch niet ongerust, dat ze mijn arm bezeeren zullen?" „Heen, waarlijk niet, mijn kind. Zij zullen u met de teederste voor zichtigheid bejegenen." „Misschien deelen zij mij wel wat mede aangaande mijn ouders," zeide Cis; „maar ge behoeft geen oogen- blik aan me te twijfelen, moeder. Al mocht het ook uitkomen, dat ik nog zulk eene voorname dame was, nie mand zou toch ooit mijn eigen lief moederljen kunnen wezen, zooals gij dat zijt 1" „Wat innige liefde betrelt, is dat nauwlijks mogelijk, mijn kind," sprak Susan, terwijl zij de kleine gestalte een loshangend nachtgewaad hielp aantrekken, en haar een zoo teede- ren kus gaf, als ouders zich maar zelden veroorloven aan hunne kinde ren te geven, uit vrees, dat ze hunne kinderen mochten vertroetelen, wat men eene zeer afkeurenswaarde prak tijk achtte. Ook kon zij niet nalaten, Cicely's hand innig te drukken, toen zij zich door den korridor naar de vertrekken der Koningin begaven. Bij de twee mannen gekomen, die dien nacht boven aan de trap wacht moesten houden, noemden zij hel wachtwoord, en klopten toen aan de buitenste deur van de reeks vertrekken, die door de Koningin bewoond werden. Een Fransche kamerdienaar opende de deur; maar Mrs. Kennedy kwam dadelijk toeschieten, nam het meisjen bij de hand, en zeide met een veel- beteekenenden glimlach: „dank u zeer, mevrouw, we zullen goede zorg dragen voor het meisken. Ik wensch u goeden nacht." En 't was Mrs. Talbot, toen zij de kleine hand legde in die der oude hofdame, en zij de deur achter haar zag sluiten, te moe de, alsof zij werkelijk afstand gedaan had van hare dochter; en o, indien 't maar zeker ware, dat het haar geluk zou bevorderen 1 Cis werd naar de slaapkamer ge leid, die reeds schitterend verlicht was met waskaarsen, alhoewel het buiten nog niet donker was. Zij hoor de een geluid als van het dicht doen en sluiten van dubbele deuren, ter wijl iemand een karmozijn roodflu- weelen, met goud omzoomd gordijn wegschoof, dat zij al verscheiden ma len gezien had, en waarachter zoo had zij hooren fluisteren het altaar verborgen was, bij 't welk Ko ningin Maria zich van hare godsdien stige verplichtingen kweet. Deze was juist uit hare knielende houding overeind gerezen, toen zij Cis hoorde binnen komen, en twee harer dames, Mary Seaton en Marie Courcelles, had den, naar het scheen, met haar ge knield. Zij werd gereed gemaakt om naar bed te gaan, gehuld in een don kerblauw fluweelen japon, die met een gordel om haar middel was vast gemaakt; en haar hair, dat nu zeer grijs was, was gevlochten en overdekt met een klein rood mutsjen, terwijl een doekjen van fijn gaas over haar hoofd was gespreid, dal geheel en al voldeed aan de vereischten van een bevalligen sluier en de reeds ver ouderende gelaatstrekken aan het ge zicht onttrok. Indedaad, wanneer Ko ningin Maria's gelaat zich vertoonde met den onbeschrijfelijken glimlach, die er nu op prijkte, terwijl zij haar armen naar het nadertredende meis jen uitstrekte, kon het bij niemand opkomen, er aan te denken, wal die gelaatstrekken werkelijk waren. Zij strekte haar armen uit, toen Cis ver legen naderde, en zeide: „welkom hier, mijn lief slaapkameraadsken, mijn klein Schotsch meisken zoo komt er nog eene trouwe onderda- ne tot me in mijne slavernij." Cis kon geen weêrstand bieden aan den drang, die zich in haar deed gevoelen, om te knielen en de han den te kussen, die naar haar uitge stoken werden. „Ge zijt onze patiën te," vervolgde Maria. „Ik wil u in bed zien, voordat ik zelve rae daar neêr- vlij." Het bed was een hoog, breed, van gesneden houtwerk vervaardigd ledikant, met rijkgeplooide groene met zilver gegarneerde gordijnen, en een verbazenden stapel met kant omzoomde kussens. Een klein Irapjen maakte het instijgen gemakkelijken Cis, die in dit voor haar nieuwe tooneel eene geheel lijdelijke rol speel de, moest haar ochtend-japon uittrek ken en op het ledikant klimmen. „En nu," sprak de Koningin, „laat me nu dien armen kleinen schouder eens zien, die zooveel te lijden heeft gehad." „Mijn arm is nog in een verband, mevrouw," zeide Cis. Maar er werd geen acht geslagen op 't geen zij zeide, en Mrs. Kennedy schoof, zeer tegen haar zin, haar onderkleèren naar beneden. De brandmerken wa ren indedaad zoo geplaatst, dat ze geheel buiten het bereik van haar eigen gezicht waren, en Mrs. Susan had gezorgd, dat niemand er iets van wist. Ze waren dus hoog genoeg, om gezien te worden, zonder dal het verband, waarmeê de arm om zwachteld was, behoefde losgemaakt te worden, en zeer verbaasde het haar dus te hooren uilroepen: „daar hebt ge 't! 't Is ontegenzeggelijk waar!" „Monsieur Gorion wilde er ook een eed op doen, toen hij ze gezien had." „Wat is er? 0, mevrouw, wat is er?" riep Cis ontsteld uit„is er iets op mijn rug te zien? Toch geen pestbuil, hoop ik en terwijl zij dit uitriep, puilden haar oogen uit de kas sen van schrik. De Koningin lachte. „Neen, geen pestbuil, mijn liefjen, behalve mis schien in de oogen van u, Protes tanten, maar voor mij zijn zij een heerlijk gezicht een merkteeken, dat ik nooit had durven hopen te zul len zien." En het verbaasde meisjen voelde, hoe een paar zachte lippen elk der merkteekens beurtelings kuste, en toen werden de kleederen er in haast weder overheen getrokken, en Maria hernam: „vlij u maar rustig neder, mijn kind; en nu naar bed, naar bed, dames! Doet de lichten uit." Nadat de Koningin het teeken des Kruises gemaakt had, evenals Cis dat den ar men Antony Babington wel had zien doen, en toen de lichten op één na uitgedaan waren, ontdeed zij zich van haar opperkleed en sluier, en vlijde zij zich naast Cis neder op de kussens. De twee Maries verlieten het vertrek, en Jean Kennedy ging liggen op eene rustbank aan het voeteneinde van het ledikant. „En dus," sprak de Koningin met zachte stem, op teederen toon, maar toch ietwat spottend, „en dus meen de mijn klein meisken, dat zij een pestbuil op hare kleine blanke schou ders had? Wist ge er werkelijk niets van, welke merkteekenen ge aan u draagt, lieve kleine?" „Neen, mevrouw," antwoordde Cis. „Is het dat, wat ik wel eens met mijn vingers daar gevoeld heb?" „Luister, mijn kind," hernam Maria. Ligt ge op je gemak? Rust je arme schouder goed? Geef dan je hand eens, en dan zal ik je eens iets verhalen. Er was eens een eenzaam kasteel, gelegen midden in een meir; dal kasteel zag er ongezellig uit, en 't was er erg koud, want het was nog al noordelijk gelegen, en daarheen werd door vertrouwde mannen eene gevangen vrouw gebracht. Zij hadden op zeer vreemde wijze met haar ge handeld ze hadden haar beschuldigd van misdaden, die zij zeiven hadden bedreven; en toen zij zich hechtte aan den eenigen man, in wien zij nog een eerlijk mensch zag, hadden zij haar aangezet en gedwongen, met hem te trouwen,alleen opdat geheel de wereld er wee en ach over mocht roepen, en haar mocht overleveren aan die wreede handen." Er was iets onvveêrstaanbaar aan doenlijks in Maria's stem, en hét meisjen lag haar met tranen in de oo gen aan te staren. „Hebt ge medelijden met die on gelukkige dame, mijn lief meisken? Toen was er maar weinig medelijden met haar! Zij had een zoon, maar dien mocht zij niet meer zienja, zij hadden gezegd, dat zij gepoogd had, hem te vergiftigen, en zij leer den hem van den naam zelfs zijner moeder een alkeer te hebben, ja, en ook de Kerk van zijn vader en zijne moeder beiden te haten en te vervol gen. En zoo geschiedde 't, dat die dame eene plechtige gelofte af legde, dat, zoo haar een kind mocht ge schonken worden, gesproten uit dat laatste vreemdsoortige, rampzalige hu welijk, deze vijanden van haar het niet onder hun bereik zouden krij gen, ja dat hun van 't bestaan van dat kind zelfs geen kennis zou gege ven worden, maar dat het buiten hun kring zou groot gebracht wor den, vez weg, builen hun bereik. Ach, mijn lief kind! De goede Ken nedy kan 't best je vertellen, hoe de naijverige oogen en ooren misleid werden, en hoe onder veel smart die geboorte in 't geheim kon plaats vinden 1" Cis' hart klopte haar tegen de keel, en 't was haar onmogelijk een woord te spreken, maar Maria gevoelde, hoe de hand van het meisjen de hare drukte, met een innigheid, die genoeg uitdrukte wat er in haar omging. „Be arme moeder," vervolgde de Koningin met eene zachte trillende stem, „mocht ter nauwernood één enkele ure vreugde beleven aan hare eerste en eenige dochter, want al spoedig moest zij haar afstaan aan den getrouwen Gorion, die haar naar de overzijde van het meir bracht, waar zij in een hut gezoogd en verpleegd moest worden. Daar," zoo sprak Ma ria verder, en zij vergat nu in den derden persoon te spreken, „daar hoopte ik me bij haar te zullen ver voegen, zoodra ik maar weêr op de been was. De getrouwe waschvrouw leende mij hare kleederen, en ik was reeds in de boot, maar de gewapen de wachters waren ruwe mannen, en wilden mijn sluier voor mijn ge laat wegtrekken; ik hief mijn hand op, om mij te verdedigen, en die hand was al te blank. Ze hadden me af geraden haar te kleuren, wat ik had willen doen, omdat ik wel begreep, dat mijn handen niet de tint van die eener waschvrouw hadden. Zoo werd ik weder naar mijn kerker gesleept, en waren onze plannen in duigen gevallen. En 't scheen verstan diger en veiliger te zijn, mijn doch- tertjen builen het bereik van al mijn vijanden te brengen, al moest het dan ook ver verwijderd worden van het smartelijk gewonde hart harer moe der. Geen enkele maal meer mocht ik het kind aan mijn hart drukken, maar mijn goede kapelaan Ross wien de Heiligen de eeuwige rust mogen schenken doopte haar in 't geheim, en Gorion had twee merk teekens op het zachte vleesch inge brand, welke volgens zijn zeggen onuitwischbaar waren, en toen nam Alison Hepburn, eene vrouw, die tot de clan haars vaders behoorde, op zich, haar naar Frankrijk te brengen, met een brief van mij, op perkament geschreven, tusschen hare zwachtels gebonden, waarin ik haar toever trouwde aan de zorg van mijne goe de tante, de Abdis van Soissons, onder de uiterste geheimhouding, tot dat er betere dagen zouden aanbreken. Helaas! Ik dacht toen niet, dat die betere dagen zoo lang op zich zou den laten wachten! Ik dacht, dat wanneer ik maar eens uit de klauwen van Morton Ruthren en de overigen verlost was, de getrouwen zich weder rondom mijne banier zouden verza melen, dat mijne kroon weder in werkelijkheid de mijne zou zijn, en ik mijn vijanden en die mijner Kerk den voet op den nek zou zetten. Weinig vermoedde ik, dal ik, toen het mij gelukt was te ontsnappen, het zou moeten aanzien, dat de ben den mijner getrouwen verslagen en uiteengedreven waren, en dat, toen ik mij toevertrouwde aan de gastvrij heid mijner nicht, hare liefderijke goedgunstigheid zou blijken te zijn, zooals ik ze bij ervaring heb leeren kennen. Libera me, Domine, libera mei"" Cis begon een flauw begrip te krij gen van 't geen Maria haar vertelde, maar zij was nog te zeer ontsteld om het te laten blijken, anders dan door de hand der Koningin zenuw achtig te drukken. Hel mompelen van het Latijnsche gebed deed haar pijnlijk aan. Na eenige oogenblikken zwijgens vatte Maria den draad van haar ver haal weêr op. „Lang, lang verkwikte ik mij met de hoop, dat mijn doch- tertjen beveiligd was tegen al den rampspoed, die mijn deel was, in de mij dierbare abdij van Soissons, en dat alleen de groote voorzichtigheid van mijne goede tante de abdis de oorzaak was, waarom ik niet van het kind vernam; maar door tus- schenkomst mijner getrouwe dienaren liet Lord Flemyng, die op zich ge nomen had voor haar overtocht van Dumbarton te zorgen, mij weten, dat van het schip, waarmede zij onder zeil gegaan was, de Bride of Dunbar, nooit meer iets was vernomen, en dat het, naar men veronderstelde, vergaan was in een storm, die, twee dagen nadat zij van Dumbarton ver trokken was, gewoed had. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 8