BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. 27) ,,Ik had geenerlei kwade bedoe ling," zeide Cis, op wreveligen loon. „Dal is best mogelijk, maar onge legenheid kan wel veroorzaakt wor den door hen, die 't het minst be doelen." „Maar, moeder, lieve moeder," riep het meisjen uit, geheel als een kind dwingend om haar zin te krijgen, „ik zal me zoo goed gedragen als maar mogelijk is; ik zal in geen enkel opzicht uwe bevelen overtre den, als gij vader maar wilt bewegen, mij Mr. Eyre's spelonk te laten zien." Zij had nu weder geheel en al de houding eener eigen dochter aan genomen; beurtelings smeekte en beloofde zij, zooals een jong meis ken, dat op een of ander uitstapjen haar hart gesteld heeft, dat doen kan; maar Richard liet zich niet overreden. Hij was weinig of niet bekend met de familie Eyre, en als hij hen zich de kosten en de moeite wilde laten getroosten van de spelonk te laten verlichten voor het vermaak der jonge dame, dan zou dit wel eens een aanmoediging kunnen zijn van eene mogelijke minnarij, waar door men zeer in ongelegenheid zou kunnen geraken. Richard geloofde niet, dat den jongen edelman door zijn vader opgedragen was, deze uit- noodiging te doen, en ware dat zoo, dan bestond er te meer reden om er voor te bedanken. De Eyres, die toen bet koninklijke kasteel van de Peak bewoonden, werden verdacht heimelijke Roomsch-Katholiekeit te zijn, en al had de Graaf niet kunnen nalaten hen op gastvrije wijze aan den avondmaaltijd te noodigen, hoe minder een Talbot met hen uit te staan had, des te beter, en vooralsnog moest Cis zich laten welgevallen als een lid der familie Talbot beschouwd te worden. Zij kon dus niet anders dan hare teleurstelling verkroppen, en zij deed dat niet met de bereidwilligheid, welke zij een jaar geleden aan den dag zou gelegd hebban. Ja, zij stelde er Ko ningin Maria mede in kennis, die dien nacht hare schitterende beschrij ving van de wonderen der spelonk aanhoorde, van welke zij zich, juist omdat men haar wilde verhinderen ze te gaan zien, steeds grooter heer lijkheid voorstelde; en de Koningin hoorde het met deelneming aan, hoe zeer het meisjen zich door die weige ring teleurgesteld voelde. „Neen, men mag u zoo niet teleur stellen," sprak Maria, en weder ont waakte de Koningin in haar, die niet kon dulden, dat haar wil wederstreefd werd. „Al ben ik maar een arme gevangene, ik zal bewerken, dat aan uw verlangen voldaan worde. De wensch mijner dochter moet vervuld worden." En toen den volgenden morgen de Graaf haar zijn hulde kwam brengen, klampte Maria hem dadelijk aan met de woorden„er moet in deze om streken eene prachtige spelonk wezen, Mylord, waarvan ik groote wonderen hoor vertellen." „Bedoelt Uwe Majesteit Pool's Hol?" „Neen, neen, Mylord. Daar ben ik geweest onder geleide van Dr. Jones, en ik heb daar immers, om hem ge noegen te doen, mijn naam geschre ven. De door mij bedoelde spelonk is, naar ik hoor, bij Pool's Hoi ver geleken, éen paleis." „O, de spelonk van de Peak, me vrouw!" riep nu Lord Shrewsbury uit; „maar die is vier mijlen van hier, en 't is een donker, vochtig, ellendig hol, dat zeei schadelijk wer ken zou op het rheumatisme van Uwe Majesteit." „Hebt gij die spelonk ooit gezien, Mylord?" „O neen," antwoordde Mylord met een soort huiveiing. „Dan zult gij u zeiven een dienst bewijzen, Mylord, wanneer gij de goedheid wilt hebben van mij daar heen te geleiden," sprak Maria, met de gebiedende hoffelijkheid, welke zij zoo goed wist te pas te brengen. „Mevrouw, mevrouw," riep de on gelukkige Graaf uit, „raadpleeg uwe geneesheeren maarZij zullen u zeker zeggen, dat de weldadige uitwerking van de baden van Buston te niet zal worden gedaan door een verblijf van ook maar een uur in dat on- deraardsche hol." „Ik heb er vei scheiden leden van mijn gevolg van hooren spreken," antwoordde Maria, „en zij vertellen me, dat de werking der natuur op den druipsteen zoo verwonderlijk schoon is, dat ik niet rusten zal, voor ik het gezien heb. En vele anderen ook hebben hun dringend verlangen te kennen gegeven om met mij daarheen te gaan, en dat natuur wonder in oogenschouw te nemen." Dit was geen onwaarheidmaar bij hare talrijke vroegere bezoeken te Buxton, had zij er nooit aan ge dacht, aan het verlangen van die le den van haar gevolg te voldoen. De Graaf zag zich verplicht, óf eene bar re, onredelijke weigering uillespre- ken, óf een expeditie te organizeeren, waarvan hij voor zijn persoon een ontzettenden afkeer had, terwijl hij bovendien de zaak wantrouwde, want hij geloofde in 't minst niet, dat Ko ningin Maria er zoo op gesteld zou zijn, haar nieuwsgierigheid naar sta- laktielen te bevredigen, zonder daar bij eenige andere beweegreden te hebben. Hij trachtte Dr. Jones over te halen, om Messieurs Gorion en Bourgoin, haar geneeskundige raads mannen, aan 't versland te brengen, dat een bezoek aan de spelonk eene noodlottige uitwerking op haar rheu matisme zou hebben, maar ongeluk kig trof het zoo, dat de spelonk van de Peak een lievelingsplek was van Dr. Jones, de trots zijns harten. Pool's Hol was hem dierbaar, maar de spe lonk van de Peak was oneindig kos telijker, en alleen hel denkbeeld reeds, dat de Koningin der Schotten de spelonk met hare tegenwoordigheid zou vereeren, en de glorie haars naams daar zou achterlaten, was zoo genotrijk voor het kleine manneken, dat al waie die plek tienmaal zoo vochtig geweest, hij eene gunstige getuigenis betrekkelijk haar heilzame uitwerking op 's menschen gezond heid zou afgelegd hebben. Bovendien stelde hij zich er borg voor, dal de geurige uitwasemingen derbosschen alle gevaar voor schadelijke uitdam pingen deed wijken, zoodal de Graaf zich wel verplicht zag te bevelen, dat tot Mr. Eyre hel verzoek zou gericht worden, om de spelonk te doen ver lichten, en hartelijk bromde hij er over, terwijl hij zijne vermoedens en zijn argwaan aan zijn neef Richard mededeelde. „En ik," zeide de goedhartige zee man, „vond het bard, dat ik hem niet kon meededeelen, dat hel alle maal slechts was, om de gril van een dwaas jufferljen te bevredigen." Miss Cicely lachte ietwat zegevie rend. 't Was al iets voor de dochter eener Koningin, de oorzaak geweest te zijn, dat Mylord zich genoodzaakt zag tot iets over te gaan, dat geheel tegen zijn zin was. Zij kreeg haar zin, en had dus alle reden om in haar humeur tezjjn. „Kom, mijn waarde heer vader," zeide zij en zij haalde hem aan op een vleiende, maar tevens bescher mende manier, die vroeger hun bei den geheel vreemd zou geweest zijn „wees niet boosl Ge weet wel, dat niemand verradelijke bedoelingen heelt 1 En bij slot van rekening, niet ik, maar gij zijl de oorzaak van al die ongerustheid. Indien ge maar stillekens den tocht had willen on dernemen met uw arme kleine Cis, dan zou er niets om te doen geweest zijn, en Mylord zou in al zijn deftig heid en zonder iets kwaads te ver moeden zijne wandeling op het ter ras gedaan hebben." „0 kind, kindsprak Susan, die boos werd, ofschoon haar echtgenoot onwillekeurig glimlachte om de snaaksche manieren en toon van spreken van het meisjen, „wen je toch niet aan te spotten met 't geen waarvoor men eerbied behoort te heb ben." „Ik acht me niet verplicht eerbied te hebben voor den Graal," sprak Cis op overmoedigen toon. „Stil, stil, meisken I" zeide Richard; „ik heb je al te lang onverhinderd je gang laten gaan. Al waart ge tien maal wal ge zijt, dan zou je dat toch nog niet het recht geven, om den spot te drijven met een edelman, wiens hairen reeds grijs zijn, die zich altijd het vertrouwen waardig getoond heeft, dat in hem gesteld is, en die het hoofd is van de familie, wier naam gij draagt." „En die de plaag is van haar, die de meeste aanspraak op mijne liefde heelt," viel Cicely hem brutaal in de rede. Richard antwoordde op dezen uit val met op te staan, voor de jonge dame eene zoo diep mogelijke bui ging te maken, met zeer blijkbare ontevredenheid, en daarna de kamer te verlaten. Het meisjen kwam nu terstond tot inzicht, hoe verkeerd zij zich gedragen had. „0 moeder, moe der," riep zij uit, „wal spijt hel me, dal ik hem boos gemaakt heb!" „Ik vertrouw, dat gij 't niet helpen kunt, kind," sprak Susan, en hare stem klonk droef; „maar 'tis bard, dat ge ons doet gevoelen, hoe uw hart en uwe gehoorzaamheid van ons vervreemd zijn." Het meisjen barstte nu in tranen uit, en verzekerde, dat zij hen even liefhad als ooit, en bun even gehoor zaam wilde zijn als ooit, en-dat, als haar vader haar maar vergiffenis wil de schenken, zij hare begeerte om naar de spelonk te gaan zou opge ven. Zij zou dan de Koningin ver zoeken, terstond van haar voornemen af te zien, zoo maar Sir Richard evenals vroeger haar goede vader wil de zijn. Susan wierp een droeven en teede- ren blik op haar, maar glimlachte en zeide, dat men, wat op lichtzin nige wijze begonnen was, nu niet ongedaan kon laten, en dat, naai zij vertrouwde, Cis al het genoegen zon smaken, dat zij zich van dat uitstapjen had voorgesteld, terwijl zij hoopte, dat hel meisjen niet vergeten zou, bij die gelegenheid de noodige omzichtigheid in acht te nemen. „Want waarlijk," zeide zij, „ge moet niet meenen, dat dochters van Ko ninginnen niet omzichtig behoeven te zijnhoe hooger men staat, des te meer omzichtigheid wordt er ver- eischt." Dit kleine onweêr verhinderde niet, dat Cicely in zeer opgewekte stem ming den tocht aanving. Zij reed naasf de Koningin, die verklaarde te wensehen, dat hel vroolijke meis jen nu eens ïecht veel genoegen zou smaken, en die zelve bizonder vroolijk en prettig gestemd was, daar zij ge loofde, dat het einde harer gevangen schap op handen was, terwijl het haar een groot genot was, hare dochter bij zich te hebben. Bovendien deden de frissche koelte en de snelle bewe ging haar aangenaam aan, en zij was zoo uitgelaten, dat zij niet kon na laten, den Graaf een weinig te plagen en voor den gek te houden, altijd natuurlijk met inachtneming der vormen. 'l Was een lange rit omstreeks acht mijlen; maar ofschoon het kas teel van de Peak een koninklijk slot was, wilde de Graaf er toch liever niet binnengaan, maar, vol gens de vooraf gemaakte regeling, liet hij het gezelschap afstijgen in de vallei of liever holleweg aan welker uiteinde de spelonk ge legen was, en waar een maaltijd op het gras werd aangericht.'t Was een heerlijk plekjen, koel en verfrisschend, want de massieve rotsen aan weêrs- zijde wierpen een donkere schaduw op het dal, door welke maar zelden een zonnestraal heendrong. Trotsch, plechtig, en rijk getint met donker rood en purper, veirezen de rots muren, hier en daar groen gekleurd door een tapijt van klimop of door boschjens van platanen en berges- schen, of met ooftboomen, welker vruchten reeds hare schitterende lin ten begonnen te vertoouen, terwijl daar boven de kraaien hunne nesten in en uit vlogen. De lager gelegen hellingen waren bekleed met een schat van varens, en de bekoorlijke nachtschade liet hare witte bloemen neder hangen tot op den oever van een kristalhelder beekjen, dal uit den ontzagwekkenden boogvormigen in gang van de spelonk kwam stroo men, terwijl de slottoren van 't kas teel van de Peak zich boven den afgrond verhief. De maaltijd was geheel in overeen stemming met de plaats, waar men hem had aangericht, en bestond, be halve uit meer stevige vleeschspijzen, uit groote kommen met melk, waarin aardbeien of braambessen dreven. Mr. Eyre, de bewoner van hel kasteel, en zijne dochter namen de honneurs waar, terwijl zijn zoon zich met het toe zicht over de verlichting van de spe lonk belast had, daarbij geholpen door, of liever onder het oppertoezicht van Dr. Jones, wiens kort zwart manteltjen en stok met gouden knop bijna overal te gelijk gezien werden. Thans begonnen wolken van rook zich een uitgang te banen door den kolossalen gewelfden boog, die aan het einde van den hollen weg ver rees. ,,Pas nu op, meisjen," riep de Koningin vroolijk uit, we hebben den draak in zijn hol wakker gemaakt, en we zullen hem zoo aanstonds te voor schijn zien komen, met zijn staart kronkelend, en vlammen spuwend!'' „En met eene reusachtige maag, waarin hij gemakkelijk een paar meis- jens kan bergen," liet Gilbert Curll er op volgen, de scherts der Koningin nog wat uitbreidend. „Luister! Goede Hemel!" riep de Koningin met voorgewenden schrik, toen een zeer vreemd geraas zich hooren liet als in de ingewanden dei- spelonk, dal Gis deed opspringen, terwijl Marie de Courcelles gilde. „Uwe Majesteit gelieve vroolijk te blijven," sprak de Graal op ernsligen toon. „Y Geluid, dat we daar hoorden, was slechts het hoesten van de lak keidragers, een gevolg van de vochtige lucht, waarlegen ik Uwe Majesteit gewaarschuwd heb." „Ik geloof waarlijk," zeide Maria, „dal Mylord de Graaf zeil bang is voor het monster in de spelonk, waar aan bij den naam van Vochtigheid ge lieft te geven. Maak u niet ongerust, Mylordde dappere ridder Sir Jones heelt thans reeds den strijd met den onguren draak ondernomen, en ik houd hel er voor, dat dat gehoest, dat we gehoord hebben, werkelijk veroor zaakt is door zijne berookingen." De scherts der Koningin lokte vrij wat gelach uit. En nu kwam de jonge Eyre te voorschijn hij maakte een diepe buiging, met zijn met ju- weelen versierden hoed in de hand, en zijn oogen verrieden, dat hij kort geleden geweldig geniest had. „Ais het Uwe Majesteit behaagt," sprak hij„de rook is weggetrokken, en alles is gereed, als Uwe Majesteit zich verwaardigen wil aan mijn ne derig geleide toe te vertrouwen." (Ifordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOüJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 6