Nieuwsberichten.
Mijnheer de Redacteur.
Zekere X. meent, dat het „mosterd na
den maaltijd" is, wanneer Q,. N. of anderen
thans nog opmerkingen maken over de
verkiezing van den heer Gallandat Hnet
tot Raadslid.
Ik neem de vrijheid van een ander
gevoelen te zijn. Het is èn voor den heer
Huet, èn voor de gemeenteleden, èn voor
het Gemeentebestuur niet zonder belang,
dat de beteekenis van die verkiezing zoo
veel mogelijk in het ware licht worde
gesteld door stemmen uit de kiezers.
Het is natuurlijk niet mogelijk onder
cijfers te brengen hoevele kiezers om deze,
hoevele om gene reden hun stem op den
Heer Huet hebben uitgebracht. Er zullen
geweest zijn, die het deden in de hoop
van verwarring te stichten, nit zucht naar
opzienbarende dingen. Laat ons hopen en
vertrouwen, dat hun aantal niet groot was.
Evenmin talrijk zal die groep van kiezers
geweest zij ndie om persoonlij ke redenen
uit vriendschap voor den heer Huet, uit
vijandschap tegen andere personen op
den gekozene stemden. Toch heeft hun
aantal misschien den doorslag gegeven,
want de heer Huet verkreeg niet meer
dan 58 stemmen boven de volstrekte meer
derheid.
Maar van de overige kiezers, die op
hem stemden mag men aannemen, dat
verreweg de meesten hem eene plaats in
den Raad op nieuw wilden verleenen,
niet omdat zij zijne handelingen der laatste
maanden goedkeurden, maar in weerwil
van die handelingen. Ik durf dat beweren
op grond van hetgeen ik uit den mond
van zeer vele kiezers uit allerlei kringen
dezer stad vernam; op grond ook van de
wijze waarop de heer Huet openlijk is
aanbevolen. Ik durf op die gronden staande
houden, dat het aantal van hen, die de
bedoelde handelingen hebben goedgekeurd
al zeer gering is geweest. De mate van
afkeuring echter liep natuurlijk ver uiteen.
Er waren kiezers mannen die den
heer Huet zeer hoog stelden, zijn talenten,
eerlijkheid en goede trouw uitermate waar
deerden maar die in hunne afkeuring
van hetgeen hij dit jaar als Raadslid deed
zoo ver gingen, dat zij hem onmogelijk
konden stemmen. Zij meenden, dat iemand,
die op zijne jaren zoo onbezonnen han
delde, geene waarborgen opleverde van
beterschap. Anderen daarentegen onder
stelden, dat hij nu wel leergeld genoeg
betaald zou hebben en dat zijn overig
eervol verleden voldoende redenen gaf om
hem op nieuw een bewijs van vertrouwen
te schenken. Deze laatsten vormden de
meerderheid; moge hun vertrouwen niet
beschaamd worden.
Dat weinige, Mijnheer de Redacteur,
meende ik nog te mogen toevoegen aan
de opmerkingen van Q,. N. en X. Zij
zullen het mij niet kwalijk kunnen nemen,
als ik het hun overlaat mijn naam te
zoeken tusschen
A en Z.
P. S. Zag ik er eenig nut in, mijn
naam hier te noemen, dan zou ik tevens
eenige kantteekeningen geleverd hebben
op het in uw vorig N° voorkomend stuk
van den heer van der Hoeven. Thans zij
alleen de aandacht gevestigd op het feit,
dat die schrijver een der wethouders
woorden in den mond legt, die hij niet
gesproken heeft, gelijk de schrijver uit
het openbaar gemaakt verslag van de
door hem bedoelde vergadering had kunnen
lezen. Dit alleen als een staaltje van de
zonderlinge wijze waarop dat stuk is
Weten en Werken.
Het is altijd met eenige voorliefde, dat
de verslaggever zich vaardig maakt tot
het bijwonen der Maandagavond bijeen
komsten van Weten en Werken. Of het
is omdat men zich tehuis gevoelt in
het vriendelijke zaaltje te midden van man
nen van allerlei roeping in de maatschap
pij, doch die hunne hoogere roeping niet
voorbijzien, of omdat men er altijd weer
wat wijzer en dus beter vandaan komt
kan niet beslist worden, doch wanneer
Weten en Werken zijn mannen verza
melt gelijk eene hen hare kiekens, zie,
dan denkt men onwillekeurig terug aan
menig genotvol nur daar doorgebracht en
aan menige frissche gedachte daar ont
vangen als teerkost op den levensweg.
Terwille van St. Nicolaas was de
Dinsdagavond aangewezen als aanvang
der bijeenkomsten. Zien wij de dichte
rijen in de zaal rond, menig bekend ge
zicht van vroeger merkten wij weer op
en onder hen menigeen die reeds vijf-en-
twintig en meer jaren de lezingen bij
woont. Dat zyn van die oude getrouwen,
wien de jongeren gaarne de aanspraak
op een vaste plaats toekennen, als ze ten
minste niet na achten komen, dat is
een half uur vóór den tijd. En die oude
bezoekers laten zich gelden. Ze weten u,
aankomeling in het toehooren, te vertel
len van spreker die, thans al lang ter
ruste of van spreker zóó, sedert lang
niet meer opgetreden. Ze doen n weten,
dat Weten en Werken zich heeft ont
wikkeld van een jongen loot tot een krach-
tigen boom en er ligt in hunne sym
pathie voor de Vereeniging zoo iets van
dat eigenaardig teedere, dat aanstekelijk
werkt op de jongeren, die kans hebben den
zelfden weg op te gaan.
Vraagt ge koe Weten en Weten zoo
het troetelkind van de bezoekers wordt,
dan zon men, alles samenvattend, kunnen
zeggenHet geheim van de aantrekkings
kracht is gelegen in de eenvoudige wijze
waarop wordt aangetoond, dat de Ver
eeniging steeds het goede bevordert waar
dit mogelijk is en zich altijd weet
te plaatsen op een zoodanig standpunt,
dat het verheven is boven datgene wat
men in de wereld bestempelt met den
naam van bekrompenheid.
Onze goede oude vriend in Weten
en Werken zijn wij allen vrienden de
heer W. M. Logeman, opende de bijeen
komst met een hartelijk woord. Hij ge
dacht in eene korte ontboezeming den
sedert overleden Commissaris der Ver
eeniging, den heer A. L. Dyserinck, als
den man aan wien zij groote verplichting
had en wiens naam door Weten en Wer
ken steeds met achting zal genoemd wor
den. Daarna riep hij den bijeengekomenen
een welkom toe en gaf toen het woord
aan den Heer F. Smit Kleine, die dus
de rij opende.
De held van den avond was Generaal
Knoop.
Op zijne bekende kernachtige manier
stelde Spreker ons in kennis met den
levensloop van dezen krijgsman, wiens
staat van dienst van zijne jeugd tot heden,
de generaal is thans zeven-en-zeventig
jaar zeker wel tot de meest eervolle
mag gerekend worden. Vervolgens stelde
Spreker den generaal voor als krijgskun
dig schrijver en als historicus en hoe hij
als zoodanig is werkzaam geweest met
innerlijke waardeering van personen en
omstandigheden, die hem evenwel niet
belette hier en daar zijne meening, ge
toetst aan de bronnen der historie, uit
een te zetten op eene wijze die bewondering
afdwingt voor den man, die, hoewel toen nog
niet geklommen tot den hoogen rang, dien
hij later bekleedde, niet terugdeinsde voor
de mogelijkheid, dat zyn eerlijk, moedig
optreden van nadeeligen invloed zou kun
nen zijn op zijne bevordering. Spreker
las uit een der werken van den generaal
zelf een gedeelte voor dat betrekking
had op het karakter van den grondleg
ger onzer vrijheid, Willem I, alsmede
een stuk, handelende over het vonnis van
den lands-advokaat Oldenbarneveld, waar
bij het standpunt dat Prins Maurits bij
deze zaak innam werd uiteengezet en dat
met een waardeering van beider karakter,
die niet altijd in het nadeel van Olden
barneveld beslist, en wees er daarbij op,
dat onze Koning Willem III het bewijs
gegeven had een verlicht vorst te zijn,
toen hij, kennis nemende van de vrije
uiting van den generaal op dit punt,
hem zulks niet euvel duidde. Maar Knoop
bezat geestdrift voor het waarlijk goede en
als Spreker ons kapittelde over onze wei
nige geestdrift, neen, over ons gebrek
aan geestdrift, die alweer zoo aan het
licht kwam hij de afkondiging van de
herziene Grondwet op 30 November 1.1.
dan moesten wij „verwaterde" Nederlan
ders volmondig toestemmen dat wij „saai,
lamlendig en krenterig" zijn ofschoon
wij niet hopen dat de verdooving der geest
drift onzen val zal ten gevolge hebben,
hoewel het toch heel mogelijk kan zijn,
dat de geachte Spreker ook hierin
niet mistast. Veel te weinig zeide
Spreker, zijn wij Nederlanders be
kend met de mannen die onder ons
leven en met hunne daden. Generaal van
der Heyden werd in verband hiermede
herdacht in den thans achter hem lig-
genden werkkring en werd aangetoond dat
de eernam, „Kramat" d. w. z. onschend
bare, hem in Oost-Indië geschonken, hem
volkomen waardig bleek, alamen nagaat,
dat het standpunt, door hem ingenomen,
in zake Atjeh als militair en civielbevel-
hebber van Atjeh, thans meer en meer
het juiste blijkt te zijn.
Ons Nederlandsch Volkslied moest nog
even een veer latenhet wekt geen geest
drift (hiertoe werkt ook de melodie mis
schien niet mede) maar van harte wenschen
wij met den heer Smit Kleine dat de
tijd niet meer ver af is, waarop het
vervangen is door of ten minste staat
naast het geestdriftvolle frissche Vlagge-
lied van Heije
Gij schitt'rende kleuren van Nederlands Vlag,
Wat wappert gij fier langs den vloed I
waarmede de Spreker zijn belangwekken
de voordracht besloot. Met belangstelling j
zien wij den avond te gemoet, waarop
de Heer Smit Kleine ons opnieuw een
lesje zal geven in de deugd der Vaderlands
liefde.
Dr. Johs. Dyserinck vervult aanstaan
den Maandag de spreekbeurt.
Het Winterfeest
der Vereeniging „Door Vermaakt tot Nnt"
werd gegeven Woensdag 7 December in
de groote zaal van de Sociëteit „Vereeni
ging." Vijfhonderd acht en twintig kin
deren waren hiertoe door het Bestnnr j
uitgenoodigd op voordracht van de hoof
den der scholen, die uit hunne gedrag-en
verzuimstaten het gevraagde aantal leer
lingen weten op te diepen. Men bedenke
dat dit geen gemakkelijke en ook geen
dankbaar werk is. Is eenmaal het benoo-
digde getal compleet, dan moeten hieruit
nog eenigen worden afgezonderd, die in
aanmerking komen voor een extra feest
gave. Uit een en ander blijkt dat het
.Bestuur geleid wordt door het denkbeeld
Trouw schoolbezoek behoort aangemoedigd
te worden.
Zoo waren de 528 kinderen bijeen in
de ruime zaal, vol verwachting om
trent de dingen die komen zouden, en
aller oogen waren gericht naar de ver
hevenheid waar de onsterfelijke heer D.
T. Bamberg zijn onnavolgbare kunst
stukken zoo vertoonen. In de groote nis
zat een flink orchest, dat de Volks- en
andere liederen speelde.
De kinderen waren uit, en onder de
leiding van onzen Bamberg hebben zij
zich uitstekend geamuseerd. De noodige
afwisseling werd bij de toeren in acht
genomen en de pauzen werden aangevuld
met het gebruiken van chocolade met
beschuit. Als in de korte pauzen som
mige kinderen in hun vroolijken over
moed op eigen gezag een dansje waagden,
dan was het waarlijk niet te verwon
deren de muziek speelde ook zoo ver
leidelijk van de Maliebaan en Sara dat
zoo iets haast onvermijdelijk was.
Maar daar kwam de groote pauze.
Toen de kinderen weer behoorlijk gezeten
waren, sprak de heer P. Dyserinck de
kinderen toe. Hij bracht in herinnering,
dat zij dit feest te danken hadden in de
eerste plaats aan hen, die trouw school
bezoek als een hefboom beschouwen
tot waar volksgeluk en in de tweede
plaats aan hunzelven. Niet te onpas bracht
de heer Dyserinck de schrille tegenspraak
te berde, waarin hun gedrag stond tegen
over de kinderen, die of door schoolver
zuim of door minder goed schoolgedrag
van dit feest geen gebruik konden maken.
En toen zoo de dingen bij hun naam
genoemd werden, als het speler met ca-
tapulten, vernieling van glasruiten, be
kladden van pasgeverfde ramen en deu
ren, toen, het kwam mij zoo voor, zag
ik triomfantelijke blikken, die zooveel
zeiden, als 11c behoor tot hen niet, ter
wijl anderen maar blij waren dat mijnheer
Dyserinck er verder maar van zweeg.
Thans kwamen de besten nit de goeden
aan de beurt. Deze, het waren er honderd,
kregen een aardig prentenboek. Dat het
Bestuur dit doen kon, dankte men aan den
heer W. Gosler, die zoo vriendelijk was
geweest, honderd exemplaren van een
zijner kinderuitgaven daartoe beschikbaar
te stellen.
Na afloop van de pauze was de heer Bam
berg weer aan het woord, en nu amuseerde
men zich met het dwergentheater, dat
veel stof tot pret gaf. De voordracht van
de vroolijke liederen bij deze voorstelling
werd begeleid door goede pianomuziek.
De pianino was door den heer P. van
Oog welwillend in gebruik afgestaan.
De onverbiddelijke tijd was intusschen
voortgesneld en aan de pret moest een
eind komenmen kon onmogelijk blijven
pret maken. De kinderen ontvingen bij
het heengaan ieder nog een koek en
dankbaar en voldaan ging het jolige,
vroolijke volkje naar huis.
De Vereeniging door Vermaak tot Nnt
is weer nuttig werkzaam geweest. Zij
mag weer wijzen op een welgeslaagd
kinderfeest. Ongetwijfeld zal het eene
aangename herinnering achterlaten bij de
kinderen, die er gebruik van konden ma
ken en tevens een spoorslag zijn voor hen
die heden in 't genot niet konden deelen.
Het feest werd ook nog vereerd met een
bezoek van enkele ledenen hunne dames.
Het lidmaatschap der Vereeniging, be
taalt men met 1.50 per jaar. Het Be
stuur bestaat nit de heeren, P. Dyserinck,
J. II. Koolhoven. G. C. Merens, P. J.
Prinsen Geerligs, Mr. A. W. Thöne,
Mr. W". H. Smit en J. C. Smits C.Jz.
De Tweede Kamer heeft Maandag een
aanvang gemaakt met het algemeen debat
over de Staats-begrooting. De heer
Gildemeester voerde 't eerst het woord.
Het financieel beleid besprekend, bleef hij
de houding van den Min. van Fin. in de
kon verzie-zaak scherp afkeuren. Al moest
hij erkennen, dat de fiuancieele toestand
was verbeterd, hij ontkende, dat ze be
vredigend mocht heeten. Hij hield vol,
dat te veel uitgaven als buitengewone
worden beschouwd, waarvoor geleend mag
worden door die beschouwing toch wordt
eene goede belastinghervorming tegenge
werkt. Wenschelijk achtte spreker verla
ging van de akeijnsen en registratierechten,
en daartegenover de invoering eener in
komstenbelasting; daartoe zal het nooit
komen, als niet de buitengewone uitgaven
worden begrensd. De heer v. Baar achtte
den financieelen toestand niet onbevredi
gend, maar bedachtzaamheid en zuinigheid
blijft plicht. Hij wil de begrootingswetten
als kredietwetten beschouwen, mits ze het
wezentlijk zijn. De heer Rooseboom
drong aan op bevordering eener spoedige
regeling der levende strijdkrachten door
benoeming eener Staats-kommissie tot
samenstelling der wetten. De heer de
Savornin Lohman brak een lans voor de
dolecrenden en voor den eervol ontslagen
leeraar van de Apeldoornsche H. B. S.
Er was, beweerde, hij gemis aan rechts-
veiligheid en aan rechtszekerheid. De
handelingen tegenover de doleerenden staan
in zijn oog gelijk met de wederinvoering
eener bevoorrechte Staatskerk. Met het
oog op het aan Dr. Smit gegeven ontslag,
beweerde Spreker, dat ambtenaren zelf
standig moeten zijn, dat zij, door ze te
laten spreken, zooals de Reg. wil, een
wapen zouden worden in handen van het
despotisme. De heer v. d. Biesen wees
op den voortdurend gedrukten toestand
van landbouw en nijverheid, terwijl wij
een der zwaarst belaste volken van Europa
zijn ƒ21 per hoofd. Spreker verwachtte
weinig van beschermende rechtenin
Duitschland zijn de prijzen gedaald, in
weerwil van de protektie. De bescherming
elders doet ons wel kwaad, maar invoering
van beschermende rechten zou ons niet
baten. Wel zou hij een andere regeling
wenschen aangaande de heffing van in
voerrecht. Eene verhooging van onze
invoerrechten, die vrijwel alleen luxe-
artiekelen betreffen, van 5 pet. op 10 pet.
beveelt hij aan; volgens zijne berekening
zou daarmee een voordeel van 4 a 5 miljoen
voor de schatkist verkregen worden. De
Min. van Binnenl. Zaken verdedigde de
houding van den Min. van Fin. in de
Konverzie-zaak. Het vaststellen van een
schema van defensie-wetten en de benoe
ming van eene Staats-kommissie was bij
de Reg. in overweging. Den heer de
Savornin Lohman antwoordde de Min.,
dat de Reg. in de kerkelijke oneenig-
heden niets anders gedaan heeft dan
de orde handhavenmet eerbiediging
van de wetten op de Kerkgenootschappen
en op Vereeniging en Vergadering. Als
de menschen zoo dwaas zijn van te gaan
vechten over kerkelijke verschillen, dan
moet de Reg. wel tusschen beide komen.
Overigens is van bevoorrechting van eene
der partgen geen sprake. Wat de zaak
van Dr. Smit betreft, de heer de Savor
nin Lohman scheen over 't hoofd te zien,
dat de H. B. S. te Apeldoorn eene ge
meentelijke inrichting is, en dat de Reg.
alleen op grond van strijd met de wet,
het besluit van den Apeldoorschen Ge
meenteraad kon vernietigen. Ook de mi
nisters van Fin. en Just. voerden het woord,
de eerste om zijn houding in dekonver-
ziezaak te verdedigen, de ander om de
officiers van justitie in bescherming te
nemen tegen eene ruwe beschuldiging van
den heer de Savornin Lohman.
Dinsdag werd het algemeen debat voort
gezet De heer Gildemeester hield vol,
dat de konverzie weinig gewaarborgd was
door de garantie van het konsortium.
De heer Reuther wilde geen zelfstandige
Staat8-kommissie voor de defensie, wel een
raadgevende kommissie. Het nieuwe lid
voor Alkmaar, de heer Levy, meende in