BRIDE VAN SCHOTLAND. Nieuwsberichten. zijne maidenspeech de kerkelijke kwestie te moeten behandelen, en wel naar aan leiding van de rede van den heer de Savornin Lohman, welke hij krachtig bestreed. Volgens hem is het de taak der politie het bezit te handhaven, en hij beweerde, dat de bezitter van het ker kelijke goed niemand anders kan zijn dan het geheele groote lichaam, waar het door de synode bestuurd wordt, derhalve niet de plaatselijke gemeente. Spreker was het eens met den heer Lohman, dat in de zaak van I)r. Smit het rechtsgevoel was ge krenkt, en drong aan op eene wettelijke regeling op het ontslag van ambtenaren. De heer Donner was van oordeel, dat de doleerenden indirekt vervolgd werden, daar de Reg. in zake traktementen enz. han delde zonder uitspraak van de rechterlijke macht. De heer Beelaerts van Blokland achtte de kerkrechterlijke beschouwingen van den heer de Savornin Lohman in strijd met de historie en het recht. De doleerenden waren door eigen schuld in de klem geraakt. De heer v. Houten vroeg, of de Min. van Binnenl. Zaken de opvatting van den heer Levy deelde aan gaande het bezitrecht der Kerkelijke lichamen, dat zijns inziens tot onbillijk heid en moeilijkheden leidt. - De heer de Savornin Lohman, repliceerende, hield vol, dat de Reg. de synodalen voortrekt en partij trekt tegen de doleerenden, die alleen beslissing door de rechterlijke macht en geen willekeur van de Reg. vragen. Wel verre van in de klem te zijn geraakt; zooals de heer Beelaerts had beweerd, gevoelde spreker zich in volle vrijheid, welke laatste verklaring den heer Verniers van der Loeff heel leuk deed uitroepen „dan is de kwestie ook uitDe heer Zaaijer betoogde, dat het ontslag van Dr. Smit gerechtvaardigd was door diens uitingen in toespraken en geschriften tegen de Reg. en de Volksvertegenwoordiging. De rechts zekerheid was niet aangerand, daar de ont slagene herhaaldelijk is gewaarschuwd. De heer Seret verdedigde tegenover den heer Reuther de benoeming van eene Staats- kommissie voor de regeling der defensie. De heer Gleichman ook keurde de houding der Reg. in de konverzie-zaak af. Hij wees er op, dat belasting-hervorming Uit het Engelsch van Charlotte Yonqe. 28) „Wat zegt gij er van, Mylord?" zeide Maria. „Durft gij hel wagen, het hol van den overwonnen vijand binnen te gaan, of vreest ge, dat zijn op de loer liggende kabouters u zullen martelen of pijnigen? Als dat zoo is, dan ontslaan wij u van de ver plichting om ons te begeleiden." „Uwe Majesteit weet, dat ik ver plicht ben, waar zij zich ook heen begeeft, haar altijd te begeleiden," antwoordde de neêrslachtige Graaf. „Zelfs tot in de hel!" zeide Maria. „Dat is kloek gesproken, want heb ben niet Ariosto en zijn makkers gezongen van gevangen Prinsessen, voor wie in elke spelonk een toove- naar verborgen is, die ze in een damp kan doen verkeeren, zoo dun als de lucht, zoodat hare bewakers te ver geefs naar haar zoeken?" „Uwe Majesteit scherlst met scherp snijdende zwaardensprak de Graaf zuchtende. De oude Mr. Eyre was te zwak om zelf aan de bezoekers de spelonk te vertoonen, en daarom had hij zijn zoon afgevaardigd om de Koningin te geleiden. Dit was natuurlijk eigent- lijk het voorrecht van Lord Shrews bury, maar hij had indedaad daarbij wel hulp noodig, daar zij met vlugge schreden doorliep, zich nu en dan even latende steunen door John Eyre, maar over 't algemeen met zekeren tred en zonder ook maar een oogen- blik te aarzelen, bij het licht van de talrijke fakkels, gedragen door be dienden in de livrei der Eyres, van welke er overal een stond, waar maar een gevaarlijk punt was, of waar de natuur iets getooverd had, dat inzon derheid opmerkelijk mocht heeten. Het prachtige gewelf werd lager, bij de nieuwe Kamer op den voorgrond zal staan, en vroeg, wanneer het ontwerp, regelende de saldo's van vroegere Indie- sche diensten, zal worden ingediend. De Min. van Binnenl. Zaken verdedigde nogmaals de houding der Reg. in de Kon verzie-zaak. Het ontwerp regelende de bestemming der Indiesche saldo's was nog bij den Raad van State. De wijze van voorbereiding der defensie-wetten wordt nog overwogen. Bevoorrechting van eene kerkelijke richting geschiedt door de Reg. nietzij zorgt alleen voor de handhaving der orde. Ten aanzien van de rechtsstellin- gen van Mr. Levy, merkte de Min. op, dat hij er hier tegen verkoos op te komen, daar hier toch geen juridiesch examen werd afgenomen. Wat betrof het ontslag van Dr. Smit, verklaarde de Min. nog maals, dat het door den Apeldoornschen Gemeenteraad langs wettigen weg was gegeven, en dat de Reg. dit alleen had te beoordeelen. Het algemeen debat werd nu gesloten. Hoofdstukken I en II der Staatsbegrooting werden met alge- meene stemmen aangenomen. Bij Hoofd stuk III Buitenlandsche Zaken) drong de heer Farncombe Sanders aan op een in ternationale regeling der licht- en nood seinen, en op eene spoedige indiening eener overeenkomst omtrent het vervoer van vrachtgoederen in internationaal verkeer. Woensdag was het wetsontwerp, hou dende goedkeuring eener provinciale in komsten-belasting aan de orde. De heer de Vos van Steenwijk verdedigde het als een eisch van rechtvaardigheid tegenover de landbezittende bevolking, en bracht hulde aan de Prov. Staten van Groningendie ook de opcenten op de belasting hadden afgeschaft. De heer Godin de Beaufort keurde het ontwerp af, j omdat het praejudicieerde op eene wettelijke regeling van het provinciaal belastingstelsel, de indiening importun was, èn als belasting in zich zelf, èn wat de progressie betreft, terwijl hij het bo vendien verwerpelij k achtte als impot unique. Ook de beer Farncombe Sanders was beslist tegen het ontwerp, omdat niet be wezen is, dat oi/flasting van grondbezit en belasting der nijvere burgerij der Ge meente Groningen gerechtvaardigd is, en en thans werd het noodig af te dalen langs een trap, die naar een diep, bol vertrek leidde, dat den vorm had van een klok, en ook als een klok weergalmde. Die ruimte was gevuld met een poel van zeer zwart water, welks oppervlakte de lichten weêr- kaatste, wat slechts de duisternis nog grooter deed schijnen, terwijl zich op die oppervlakte een geheimzinni ge praam bewoog, welke die lichten in tintelende vonken verdeelde. John Eyre gaf nu te kennen, dat de bezoe kers zich plat in dat vaartuig moes ten nederleggen, om zóó over eene uitgestrektheid van omstreeks veer tien el overgezet te worden. „Uwe Majesteit zal zich toch zeker daaraan nieL wagen!" zeide de Graaf huiverend. „Waarom niet? 't Is maar een voorproefjen van Charon's boot!" antwoordde Maria, die een dergenen was, wier ondernemingsgeest toenam met de gelegenheid, en zij fluisterde Mary Seaton de verzen van Dante in 't oor: „Quando noi fermercm li nostri passi Sn la triste riviera a'Acheronte." „Mag ik Uwe Majesteit verzoeken in de boot te stappen vroeg John Eyre. „Dr. Jones en eenige andere heeren staan aan de overzijde om U op te wachten." „Eenige andere heeren?" herhaal de Maria." „Ge zijt er toch zeker van, mijnheer, dat het Minos en Rha- damanthus niet zijn? Ik heb mijn obolus gereed; zal ik dien in mijn mond steken?" „Met uw verlof, mevrouw," sprak nu de Graaf, gedreven door een armzalig plichtbesef; „nu gij u hier aan wilt wagen, zij hel verre van mij, dat ik u den overtocht zou laten ondernemen, voordat ik me naar de overzijde begeven heb, om te zien, of Uwe Majesteit daar geschikkelijk kan ontvangen worden!" „Zooals ge verkiest, mijn zeer ge trouwe ridderzeide Mariaeen weinig teruggaande; „we zullen 't ons omdat het ontwerp praejudicieerde op een algemeene regeling der provinciale belastingen, en op de plaats, welke een inkomstenbelasting in ons belastingwezen zal innemen. De heer Gleichman ontkent de onbevoegdheid der Kamer en ook wat van het praejudicieeren gezegd is, terwijl hij van oordeel is, dat de provincie ten volle het recht heeft een inkomstenbelasting voor te stellen. De heer van Houten betwiste dit laatste, ontkende de financieele autonomie der provincie en somde de nadeelen dezer belasting op, die een deel der bevolking overwegend drukt. De heer Goeman Borgesius bestreed alle opportuniteitsbe- zwaren en betoogde, dat de belasting billijk is, daar kleine landbouwers wor den ontlast, en dat de stad Groningen werkelijk het meest gebaat is door pro vinciale werken, die de belasting hebben uitgelokt. De heer van Baar begon met namens de Kamer, onder algemeene toejuiching, den Voorzitter Cremers, ge luk te wenschen met de benoeming tot Minister van Staat, en sprak de hoop uit, dat de heer Cremers, wiens leiding zoo onpartijdig is, nog vele jaren met opgewektheid, gezondheid en toenemende zelfvoldoening zijne gewichtige diensten aan het Land mocht bewijzen. Hij bestreed de inkomstenbelasting, als onbillijk wer kend. De heer de Ruyter Zylker sloot zich geheel aan bij den heer Goeman Borgesius. De heer Huber betoogde, dat de Staten bij de invordering groote moeilijkheden zullen ondervinden, daar de bewijskracht van wettig saamgestelde ko hieren ontbreekt. De Min. van Binnenl. Zaken verdedigde de opportuniteit der be lasting en wees op de stoornis, welke ver werping in de financiën van Groningen zou werpen. Volgens den Min. is een provinciaal wetgever legaal gerechtigd deze belasting voor te dragen. Het ont werp werd verworpen met 38 tegen 34 stemmen. Het gerucht doet de ronde, dat de Koning van Zweden aan den Aartsbis- laten welgevallen, de rol van de bleeke schimmen der onbegraven dooden ietwat langer te spelen. Zie, Mary, daar zakt de boot af, met hem en zijn sterfelijk vleesch! We zullen weldra Charon's jammergeschrei over hern hooren." „Uwe Majesteit jaagt mij eene ril ling over de leden," antwoordd: de getrouwe Mary. „Ah, ma mxa! We hebben niet alle hoop achtergelaten. We kunnen nog glimlachen om dien jammerlijken ridder, die daar op zijn rug liggende wordt overgezet, gehoorzaam en trouw volbrengende, wat hem door zijne meesteresse als taak is voorgeschre ven. Kind, Cicely, waar zijt ge? Durft ge je niet wagen op de zwarte rivier Zijt ge bang?" „Neen, mevrouw, niet als gij aan de overzijde u bevindt, en als mijn vader mij volgt." „Goed gezegd. Laat het meisjen de eerste zijn, die na mij wordt over gezet, of wellicht moest Mr. Eyre het eerst na mij worden overgezet, en dan de jonge dame. Wat u betreft, en u, mijne goede heeren, ik laat u vrij, of gij mij volgen wilt of niet; gij kunt doen zooals het u goeddunkt. Zie zoo daar is Charon weder moet ik nu plat gaan nederliggen „Ja, mevrouw," antwoordde Eyre, als gij uw hoofd niet wilt stooten tegen dat overhangende rotsblok." Mary ging liggen en wikkelde zich in haar mantel, terwijl zij zeide„Nu, laat ons den Acheron overtrekken. Och of deze rivier de Lethe ware!" „Wel mag Hare Majesteit zoo spre ken," mompelde de getrouwe Jean Kennedy, die in klassieke geleerdheid geheel onbedreven wasik wilde ook wel, dat we maar weêr aan den oever van die gezegende Leith waren. Zachtkens aan wat, nu! Gij zijt het, die onmiddellijk na Hare Majesteit moet worden overgezetmijne schoone jonkvrouw!" Cicely gehoorzaamde niet zonder angst, ging plat op den bodem der boot liggen, en was spoedig half- schop van Upsala, Dr. Sundberg, heeft doen vragen of hij genegen zou zijn een nieuw kabinet te vormen, voor het geval het ministerie Themptander aftreedt. Uit de zes kandidaten voor een Pre sident der Servische Skoepschtina is door den Koning benoemd een liberaal als President en een radicaal als Vice-pre sident. Nog altijd bestaat er hoop, dat de kwaal van den Duitschen Kroonprins niet van doodelijken aard is, aangezien verschillende verschijnselen zijn waar genomen, die er op wijzen dat de keel aandoening niet van kankerachtigen aard zou zijn. De ziekte, waaraan de Prins lijdende is, moet volgens het gevoelen van sommige geleerden een ontsteking zijn van goedaardigen aard, die echter meestal een gunstig verloop heeft. Te Napels bevindt zich in de St. Anna-kerk het beeld van de Heilige Anna, rijk met goud en andere kostbaarbeden versierd. Dezer dagen is van het beeld een kostbare gouden ketting, uit honderd schakels bestaande, gestolen en de dieven is men nog niet op het spoor. In verschillende plaatsen begint zich de pokziekte epidemisch uit te breiden, o. a. te Rome, Warschauw, Triest, Praag, Parijs, Brest en te Milaan. Te Munchen is beslag gelegd op de Fransche en vertaalde exemplaren van Zola's La terre. Een ingezetene te Rilland miste zijne huiskat. Negen dagen waren reeds verloopen, toen een der huisgenooten, voorbij eenen aardappelenhoop in den tuin gaande, een klagend geluid meende te hooren. Dadelijk begon men aarde en stroo weg te werken, en in vermagerden toeBtand vond men nu de lang vermiBte kat. Bij het inkuilen der aardappelen Bchijnt zij ongemerkt begraven te zijn, en gedurende 9 dagen heeft zij zonder eten of drinken met zeer weinig lucht doorgebracht. wetr maar zij vond dien overtocht zoo 'angstwekkend en ijselijk dal zij aan niets kon denken, dan aan de duisternis van 't graf, en zij trilde aan haar geheele lichaam, toen aan de overzijde de Koningin met eigen hand haar uil de boot luelp stappen. Sommigen van hen, die na haar werden overgezet, schenen er niet zoo erg onder te doen te hebben, of braveerden hun gevoel van angst door geschreeuw en gezang, waar van de echo in deze onderaardsche gewelven een ijselijke uitwerking deed. Indedaad begon Dick, het voor beeld volgende van een of twee jeug dige jagers en schildknapen van den Graat zich zoo wild en onbesuisd aan 'te stellen te midden van deze vreemde omgeving, dat zijn vadei zich er over verontrustte, en vol be zorgdheid aan de andere zijde op hem wachtte, vreezend, dat hij af mocht dwalen en verloren gaan, of mocht vallen in een dier ijselijke donker kleurige rivieren, die men daar zonder ze te zien kon hooren kabbelen. Zoo was Mr. Richard ge heel afgescheiden geraakt van Cicely, die steeds onder zijn geleide geweest was, voordat zij met de boot werd overgezetmaar hij wist, dat zij bij de Koningin en hare dames was, en achtte haar aangeboren bedeesdheid de beste beveiliging tegen het groot ste gevaar van de spelonk, het vei- dwalen. Cicely evenwel miste zijn geleide, want de Koningin werd v\el omringd door een aantal verschillende cice- ronen en dienaren, maar aan niemand was het uitdrukkelijk opgedragen, te zorgen voor het jonge meisjen, op het oneffen pad, waarmede men al- dwaalde naar de diuipende bron, be kend onder den naam van Roger Rain's Ilouse, en naar de grootsche op een kathedraal gelijkende gaande rij, met hare schitterende pilaren van druipsteen, en hare van het gewelf afhangende kroonluchters. Toen de trappen aldaar waren bereikt het nederdalen was eene zeer moeiehjke

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1887 | | pagina 7