het gat ging zitten, dat het gemaakt
had, opdat wij er niels van merken
zouden
,,Van een vos spreekt gij, mijnheer?
Dan moet zij toch naar uw oordeel
listig en valsch zijn."
„Ze zeggen me," antwoordde Ri
chard, „dat sedert een Italiaan, Ma-
chiavelli geheelen, zijn Boek over den
Vorst geschreven heeft, staatkunde
bedrog is geweest, en vorsten met
de lucht, die zij inademen, onoprecht
heid ingezogen hebben. Ach, mijn
jongen, dal is 't wal mij in 't geheel
zoo tegenstaat. Ik kan er niet aan
twijfe len, of zij voelt zich nooit zoo
gelukkig, als wanneer er weêr een ont
werp of een komplot op lil is, niet al
leen, om zoo mogelijk hare vrijheid
weder te krijgen, rnaar ook om onze
eigen soevereine te verdringen, die,
indien zij deze dame in gevangen
schap gehouden heeft, haar toch
ook beveiligd heeft tegen haar eigen
bloeddorstige onderdanen. En wat
veinzerij betreft, heb ik nooit haars
gelijke gezien. Toch is zij, zooals
uwe moeder mij verzekert, eene
innige, vrome vrouw, die haar ramp
spoed zoo blijmoedig en geduldig
draagt, omdat zij dien als e;n marte
laarschap voor hare godsdienst be
schouwt. Ochmen zegt, dat alle vrou
wen raadsels zijn, maar deze is zeker
het grootste raadsel van allen!"
„Houdt ge '1 er voor, dat zij gewerkt
heeft op op hel geloof van dat
arme meisjen?" vroeg Ilumfrey met
heesche slem.
„Ik vertrouw van niet, mijn zoon,"
antwoordde Richard„Cis is even
openhartig als ooit tegenover je moe
der, want ik kan niet gelooven, dat
zij reeds geleerd heeft te veinzen, en
ik voor mij vermoed, dat de Koningin,
hopende naar Schotland terug te kee-
ren, waarschijnlijk voornemens is,
haar Protestant te laten blijven, op
dat zij des te eer in de gunst moge
komen bij haar broeder, en de Lords
van zijn Raadmaar indien hij zoo'n
ellendeling is als gij zegt, dan is alle
hoop op eene eervolle bevrijding ten
einde. Zoo ziet ge nu, Ilumfrey, hoe
de zaak gesteld staat, en hoe, naar
mijn oordeel, hier te blijven niels is
dan je eigen harl te lolleren, en het
meisjen en je zeiven op smartelijke
wegen te brengen. Je mijne bevelen
opleggen wil ik niet, daar ge een
volwassen man zijl geworden, maar
zoo is mijn oordeel over de zaak."
„Ik wil u niet ongehoorzaam zijn,
vader," sprak Ilumfrey; „maar ge
doog, dal ik de zaak nog eens over-
HOOEDSTUK XVIII.
Cis of zus.
Buxtona, aquae calidae celebravisuominelymphae
Borthe milii post hac non adeunda, Vale. 1
Deze woorden schreef Koningin Ma
ria met een diamant op haar venster
glas. en zij glimlachte, terwijl zij zeide:
„Kom, we willen een memento ach
terlaten, dal de filozofiesche ziel van
Dr. Jones in verrukking zal brengen.
Waarschijnlijk zal ik u nooit weerzien,
Buxton, maar ik had nooit kunnen
denken, dat ik me ergens zoo geluk
kig zou kunnen voelen als ik me
hier gevoeld heb."
Zij sprak met teederen weemoed
over het afscheid, dat zij zou nemen
van de plek, die altijd haar aange
naamste verblijf geweest was onder
de verschillende plaatsen in Engeland,
waar zij hare gevangenschap had moe
ten doorbrengen. Elk jaar had zij
gehoopt, dat haat' bezoek aan Buxton
het laatste zou zijn, maar bij deze
gelegenheid scheen alles er op te
wijzen, dat de tegenwoordige stand
van zaken ten einde spoedde, daar niet
alleen de onderhandelingen met Schot
l) Buxton, welks warme bronnen allen roemen,
"Wellicht zal 'k u nooit wederzien, Vaarwel.
land een gunstigen loop schenen te
nemen, maar ook Lord Shrewsbury
eene bepaalde belolte van Elizabeth
ontvangen had, dat zij in allen gevalle
hem ontheffen zou van zijne lastige
en kostbare kommissie. Zoo waren
allen blijmoedig gestemd, toen de ba
gage op karren en lastdieren geladen
werd, en Maria zag, terwijl zij haar
opschrift op de vensterruit voltooide,
Mrs. Talbot met een vriendelijken glim
lach aan, en betuigde haar hare
vreugde over de aankomst van haar
knappen en veelbelovenden zoon, waar
op zij liet volgen: „wij verrasten hem
bij de bron! Moge zijne Cis, die waar
schijnlijk nog gevonden moet worden,
zijn goed vertrouwen niet beschamen 1"
Dat was al de notitie, welke Maria
zich verwaardigde te nemen van de
vroegere betrekking tusschen hare
dochter en den jongen Talbot. Zij
verkoos niet weder op geheimhouding
aan te dringen, nu zij toch zeker
was te zullen moeten vernemen, dat
men haar voorkomen had, en zij was
eene te uitnemende beoordeelaarster
van karakters, om niet te weten, dat,
met hoeveel minachting zij ook neêr-
gezien had op de stijve, eenvoudige
oprechtheid van Richard en Susan
Talbot, zij toch menschen van eer
en volkomen te vertrouwen waren.
Zij kon voor het tegenwoordige hare
dochter bijna geheel voor zich zelve
houden, daar, toen zij te Sheffield
terugkwamen, de zaken weder geheel
als te voren werden geregeld. De
familie van Bridgefield was nog steeds
gehuisvest in het Heerenhuis, en Mrs.
Talbot bleef nog steeds fungeeren, als
hel ware, als Lady bewaakster der
gevangen Koningin, in plaats van de
Gravin, die halslarrig weigerde terug
te komen, terwijl Mary nog altijd bij
haar echtgenoot was. Cicely, als de
erkende gunstelinge van Maria, was
bijna altijd in de vertrekken der Ko
ningin, behalve bij den maaltijd,
waaraan al de familieleden en de
aanhang der Shrewsburys aanzaten,
als wanneer haar altijd eene plaats,
ver verwijderd van die van Ilumfrey
aangewezen werd. Mocht het al een
enkele maal gelukken, gedurende
eenige sekonden zonder getuigen met
elkander te spreken, een overweldi
gend gevoel van verlegenheid en versla
genheid maakte, dat de beiden jon
gelieden elkander eer ontvloden dan
zochten. Zij wisten niet recht, wat
zij moesten wenschen. Humlrey mocht
in zijn hart verlangen naar een tee-
ken, dat Cis zich zijne trouwe en op
rechte genegenheid herinnerde, maar
hij wist heel goed, dat hij door zoo'n
teeken uit te lokken, haar misschien
voor haar geheel volgend leven be-
nadeelen zou. Hij mocht daarom hun
keren naar een woord of blik, wan
neer zij afwezig was, met eene prij
zenswaardige zelfbeheersching ont
hield hij zich, zulk een teeken uil te
lokken in de korte tusschenpoozen,
wanneer hij eene poging had kunnen
wagen om wat dieper dan de opper
vlakte door te dringen. Daar tegen
over stond, dat deze schijnbare on
verschilligheid haar hooghartigheid
prikkelde, en uitwerkte, dat zij zich
stijf, koud aanstelde en bijna min
achting aan den dag leide, zoo vaak
er van eenige toenadering tusschen
hen sprake scheen te zijn. Wellicht
vleide 't haar ijdelheid, dal zij te
ver boven hem stond, om onderzijn
bereik te zijnmaar 't had haar zeker
meer voldoening geschonken, als zij
gemerkt had, dat hij met een smar
telijk heimwee naar haar smachtte.
Onder haar oogwimpers door mocht
zij een blik op hem werpen in de
kapel of in de groote zaal; maar in
de kapel scheen zijn blik altijd op
den predikant gevestigd te zijn, en
in de zaal liet hij er nooit iets van
merken, dat hij nog iets van de
vroegere genegenheid voor haar
voelde. De beide moeders vonden,
dat zij zeer voorzichtig was; maar
geen van beiden wist, hoe wonder
lijk onstuimig het in haar hart was
gesteld, waar hooghartigheid, ijdel
heid, eerzucht en gekwetste liefde
eene voortdurende onrust werkten.
Na verloop van eenige weinige
dagen kwamen Sir Ralf Sadler en
zijn schoonzoon Mr. Somer te Shef
field aan, om zich met de bewaking
der gevangene te belasten, terwijl
Shrewsbury naar Londen ging. De
bijeenkomsten en beraadslagingen
namen haast geen einde en waren
afmattend, en eindelijk werd besloten,
dat de Graaf haar naar Wingfield
zou geleiden, en haar daar onder
toezicht van Sadler achterlatend, zijne
reis naar Londen zou vervolgen. Zij
verzocht uitdrukkelijk, dat Miss Cicely
Talbot haar mocht vergezellen, als een
lid van haar gevolg, en bare ge
waande ouders moesten daartoe wel
hunne toestemming geven; maar er
waren al zes dames aangewezen, en
de autoriteiten wilden haar niet ver
gunnen meer dames mede te nemen,
en zoo werd besloten, dat Miss Cicely
thuis moest blijven.
„Deze onvriendelijke beschikking
heeft het scheiden van deze plaats
voor mij onaangenamer gemaakt dan
ik verwacht had," sprak Maria„maar,
courage, ma mignonne, spoedig zal
ik u laten overkomen naar Schotland,
en daar zult ge u van uw masker
kunnen ontdoen en u mogen vertoo-
nen in uwe ware kleuren." En, zich
tot Susan wendende, vervolgde zij
„mevrouw ik moet mijn schat toe
vertrouwen aan haar, die haar zoo
lang onder hare trouwe hoede gehad
heeft."
„Uwe Majesteit weet, dat zij niet
minder mijn schat is," antwoordde
Susan.
„Indien ik het anders niet geweien
had," sprak de Koningin, „dan had
ik het kunnen wijten aan de onschuld
en de argeloosheid van het jonge
meisjen. Alleen eene moeder als Mrs.
Talbot had van haar kunnen maken
wat zij thans is. Ge kunt me geloo
ven, mevrouw, ik heb haar hart goed
onderzocht, en ik heb daar niels
gevonden wat ik anders zou kunnen
wenschen. Gij hebt haar beter opge
voed, dan haar arme moeder het
kind had kunnen doen, en met
vreugde vertrouw ik haar wederom
aan uwe zorg toe, verzekerd, dat uw
welbeproefde eerlijkheid haar steeds
zal doen bedenken wat zij is, en wat
waarschijnlijk hare roeping zal zijn."
„Zij zal dat bedenken, mevrouw,"
antwoordde Susan.
„Wanneer ik weder Koningin zal
zijnhernam Maria„zal alles
wat ik kan geven een al te armoe
dige belooning schijnen voor 't geen
gij voor mijn kind geweest zijt. Zelfs
als Koningin van Schotland of Enge
land ook, zou mijne macht gering
zijn, vergeleken bij mijn wil. Mijn
erkentelijkheid echter zal geen gren
zen kennen."
En met tranen van innige dank
baarheid kuste zij de wangen en
lippen der goede Mis. Talbot, die
niet kon nalaten ook te schreien,
toen zij daar die moeder zag, die
dus gedwongen werd van haar kind
te scheiden.
De nacht werd gedeeltelijk doorge
bracht met liefkozingen en beloften
van de schitterende ontvangst, die
zij Cicely in Schotland bereiden zou,
en met voorspiegelingen van het
schitterend huwelijk, dat in 't ver
schiet was, met een Prins van Lotha
ringen of zelfs met een Aartshertog.
Cis was nog jong genoeg om zich
in haar droomen zulk een lot voor
te stellen als een binnengaan in het
tooverland der prinselijke glorie. Al
wist hare moeder door de treurige
ervaring, welke zij had opgedaan,
wel beter, zij kon nog met teedere
ingenomenheid terug zien op haar
beau pays de France, met dien schit
terenden stralenkrans, welke alleen
in de dagen der jeugd gevormd wordt.
Bovendien, het mocht misschien wen-
schelijk heeten, die begeerten bij de
jeugdige Prinses op te wekken, die
haar bel meest zouden beveiligen
tegen alles wat inbreuk zou kunnen
maken op haar werkelijken rang,
terwijl zij echter ernstig gewaarschuwd
werd, dien rang niet te verraden, en
inzonderheid zich geenerlei waardig
heid aan te matigen, wanneer het
gerucht van de bevrijding van hare
moeder en van haar ontvangst en
erkenning in Schotland haar bereiken
mocht. Want, welke ook de wenschen
waren, die hel moederhart koesterde,
't zou noodzakelijk zijn, eerst voor
zichtig den weg te banen voor de
erkenning van Bothwell's dochter in
Schotland, terwijl in Engeland, wan
neer daar haar bestaan ontdekt werd,
dit bijna zeker er toe leiden zou, dat
men haar daar in gijzeling hield.
Evenzoo waarschuwde zij het meisjen,
nooit een brief of brieljen van haar
als geheel gelezen te beschouwen,
voordat zij 't zonder getuigen
bij het vuur gehouden had.
Koningin Maria zag met te veel
minachting op Ilumfrey Talbot neer,
om iels te zeggen, of om, ook maar
met een lettergreep te kennen te
geven, dat zij eene waarschuwing
tegen een niels beteekenenden En-
gelschen zeeman noodig kon ach
ten voor eene dochter van de Ko
ningin van Schotland. Zij vertrouw
de ook indedaad, dat de ouders van
den jonkman die genegenheid even
weinig begeerlijk voor hem, als voor
de jeugdige Prinses zouden oordeelen,
en dat zij, zoowel om zijnent- als
om harentwil, zooveel mogelijk er
tegen zouden waken.
Het eigentlijke afscheid werd ge
nomen, voordat de huishouding op
de been was. Later kwam Maria,
geheel voor de reis uitgedost, in een
donker lakensch rijkleed, en met haar
hoed op, in de groote zaal van het
Heerenhuis, en ging daar zitten, om
al degenen, die eenige betrekking
bij haar hadden vervuld, als 't ware in
processie, voorbij zich te laten trekken.
Aan iedere dame gaf zij een of ander
door haar zelve vervaardigd hand-
werkjen ten geschenke. Aan elk der
heeren gaf zij ook eene kleine ge
dachtenis, en aan elke mannelijke en
vrouwelijke dienstbode een geldstuk.
Aan allen verzocht zij, op ernstigen
maar minzamen toon, vergiffenis voor
al de onaangenaamheden of beleedi-
gingen, die zij hun mocht hebben
aangedaan, en toen zij antwoordden
met haar hand te kussen, menig
hunner met tranen in de oogen, gaf
zij al de vrouwen een kus op het
voorhoofd en verzocht zij, dat ze
haar in hare gebeden mochten ge
denken, en met een handdruk richt
te zij hetzelfde verzoek tot eiken man
of jongen.
't Moet eene vervelende plechtigheid
geweest zijn, en toch maakte het op
al de aanwezigen den indruk, alsof
Maria er haar geheele hart in gelegd
had, en aan ieder, aan wien zij in
zonderheid dank schuldig was, werd
die dank ook betuigd.
Eerst omstreeks elf uur was het
geheel afgeloopen. Toen gebruikte
zij een sluksken brood en een beker
wijn, waarbij zij met vochtige oogen
op de gezondheid en den voorspoed
van baar goeden gastheer dronk, en
op het herstel van den vrede in de
lamilie, dien zij tot haar bitteren spijt,
maar buiten üare schuld, verstoord
had.
Daarop liet zij zich door hem uit
geleide doen, na eerst Susan Talbot
en Cis nogmaals gekust te hebben,
welke laatste bitter schreide, waarop
Maria haar in 't oor fluisterde: „niet
al te veel droefheid, ma petitelaat
vooral niet meer droefheid blijken,
om geen argwaan te wekken, ma
mignonne
t"
Wordt vervolgd.)
Gedrukt bg DE EBYEtf LOOSJES, te Haarlem.