HAARLEMSCH
Eerste Blad.
[So. 7.
Tiende Jaargang.
van WOENSDAG 25 Januari 1888.
Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegraclit 8b.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden,25.
franco p. post ,40. Prijs per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Mijnheer de Redacteur!
Toen ik Zondagmorgen zoo langs de
Oude Gracht liep, zag ik verscheidene
personen, mannen en vrouwen, het locaal
„Weten en Werken" ingaan; en uit nieuws
gierigheid ging ik er ook even binnen,
om te hooren wat er te doen was. Ik
vernam, dat er eene vergadering zoude
plaats hebben van Depöthouders der
broodfabriek „de Volharding" aan de
Nieuwe Groenmarkt alhier. Nu kan ik
niet zeggen, daarin zooveel belang te
stellen, ik ben geen bakker, meel- of
graanhandelaar, zoodat het bakkersvak
mij niet interseerde om te blijven, boven
dien was dit ook zonder toestemming
niet geoorloofd. Ik wilde mij juist ver
wijderen, toen de directeur der broodfa
briek, de heer J. A. C. Schöer mij uitnoo-
digde de vergadering bij te wonen. Ik
moet eerlijk bekennen, dat ik op het punt
stond te bedanken, omdat zoo kwam
het mij voor op die vergadering, voor
een leek al zeer weinig te genieten
zoude zijn, maar de nitnoodigiog was zoo
beleefd, zoo onverplicht en bij exceptie
gedaan, dat ik werkelijk onbeleefd zoude
geweest zijn, indien ik had bedankt. Ik
bleef dan.
En Mynheer de Redacteur, ik had
van mijn blijven geen spijt, want veel
goeds, veel nuttigs wat mij tot heden
niet bekend was, heb ik daar vernomen,
eene lezing hoe schoon ook over
philanthropic, kon meer indruk op mij ge
maakt hebben, als deze vergadering, waar
de menschlievendheid, in al hare kleuren
uitkwam en toegepast werd.
De vergadering had ten doel, aan de
Depöthouders uittebetalen, eeneuitkeering,
ponds pondsgewijze, naarmate het debiet
van ieder hunner en den tijd dat zij depöt
houders waren, over het afgeloopen dienst
jaar 1887.
Het was een treffende aanblik, die ruim
70 eenvoudige en werkzame mannen en
vrouwen, op hun Zondags en netjes ge
kleed, in opgeruimde stemming, vol ver
wachting, te zien staren, op den Directeur,
die ze allen welkom heette en in kern
achtige bewoordingen het doel der ver
gadering schetste, en zoo aanstonds zou
mededeelen, wat deel, welk bedrag ieder
kreeg.
En dat was voor sommigen nog al
aardig, een' kreeg er zelfs 26, maar velen
ontvingen van ƒ5 tot f 20.
Ik kwam bij deze gelegenheid te weten,
dat de broodfabriek „de Volharding",
geheel van philanthropischen aard is, dat
nè, aftrek van alle kosten en interessen
van geleende gelden, de winsten worden
verdeeld onder de werklieden der Haar-
lemsche katoen-Maatschappij, het perso
neel der bakkerij en de depöthouders.
Waarlijk eene prachtige instelling in onze
stad Haarlem, waarop zij roem mag dragen
en trotsch mag zijn, en waarop niet ge
noeg de aandacht kan gevestigd worden,
opdat zij steun en medewerking moge
ondervinden, van allen, die het nuttige en
goede zijn toegedaan.
Waar bij andere Maatschappijen, de
winsten vloeien in de zakken der aandeel
houders, is in deze zoo nuttige affaire,
de geldschieter slechts tevreden, met eene
matige rente, en komen de voordeelen,
ten bate van den arbeidenden stand.
Wel was volgens den Directeur, het
nittekeeren bedrag ditmaal niet hoog, een
gevolg van de vele uitgaven wegens ver
bouwing der fabriek en de lage brood
prijzen, want te Haarlem, bestaat sedert
eenige maanden de laagste prijs. Den Haag
noteert nog 15 cent per kilo, en Rotterdam
zelfs 16 cent.
Het kwam my voor, een genot te moe
ten zijn aan die onderneming een werk
zaam deel te nemen, haar in bloei te doen
toenemen en groot te maken, ten behoeve
eener volksklasse, die vooral in deze ge
drukte tijden, meer dan ooit steun en toe
nadering behoeft.
De heer J. A. C. Schröer zooals
my later werd bevestigd de eenige
handelende persoon in deze, gesteund door
den zeer bekwamen meester bakker de
heer L. C. Ballintijn is, hoe jeugdig
ook, bekwaam voor zijne roeping, en
met hart en ziel werkzaam, men kan het
hem aanzien, dat hij leeft voor de zaak
en er als het ware in opgaat, ik bewon
derde de wijze, waarop hij de vergadering
leidde, ieder die iets te vragen of te zeg
gen had, werd door hem met oordeel beant
woord, en tegelijk tevreden gesteld, men
zegt wel eens van zijne hoorders „te bezie
len", ook dat kan men op hem toepassen.
Na op chocolade te zijn onthaald, keer
den allen opgewekt en tevreden huiswaarts.
Ik druk hier gaarne den wensch uit,
dat de „Volharding" in bloei moge__toe-
nemen, niet alleen ten bate van hen, die
daarvoor zijn aangewezen, maar ook tot
voldoening van allen, die hun beste krach:
ten daaraan wijden.
Moge de finantieele steun, waar het
kapitaal op deze wijze productief wordt
gemaakt, navolging vinden, dan zal voor
zeker eene betere toekomst geboren wor
den en meer tevredenheid onder een zeker
deel der bevolking verwacht kunnen wor
den.
Hiervoor, mijnheer de Redacteur, een
plaatsje in uw veelgelezen blad verzoekende,
heb ik de eer onder dankzegging daarvoor
mij te noemen: U.D.Dr.
A.
Mijnheer de Redacteur.
In uw laatst verschenen nummer wordt
de aandacht gevestigd op eene brochure,
dezer dagen hier verschenen, waarin onder
den titel „Treurig" de candidatuur van den
heer Farncombe Sanders bestreden wordt.
Met een enkel woord wensch ik te
zeggen, waarom dat geschrift m. i. weinig
of geen aandacht waard is. De ongenoemde
schrijver vertelt halve waarheden. Onder
den schijn van zijn lezers een overzicht
te geven van hetgeen de heer F. S. in
de Tweede Kamer bij de behandeling van
sommige onderwerpen heeft gedaan, rijgt
hij eenige stukken van de aldaar gevoerde
discussie aaneen. Dat men op die wijze
geen juist beeld kan verkrijgen van het
geen daar geschied is moet voor iedereen
duidelijk zijndie maar eenigszins op de
hoogte is van den loop der zaken.
Daar die brochure evenwel uit haren
aard bestemd is voor hen die niet op de
hoogte zijn, acht ik het niet overbodig
hier te doen uitkomen hoe valsch het
daarin gegeven beeld is. Een paar voor
beelden kunnen volstaan.
De schrijver vermeldt wèl, dat de heer
F. S. geen prijs stelde op het behoud van
het oude art. 194 in de Grondwet, maar
hij verzwijgt dat de heer F. S. zich uit
drukkelijk heeft doen kennen als een voor
stander van de openbare lagere school;
hij verzwijgt het onderscheid, dat gemaakt
moet worden tnsschen de vraag: Wat
moet er over het onderwijs staan in de
Grondwet? en de vraag: Wat moet er
omtrent het onderwijs bepaald worden in
de schoolwet? Met geen enkel woord
spreekt hij over de uitnemende rede van
den heer F. S. over de schoolquaestie van
Wymbritseradeel.
De schrijver zegt wèl: „De heer Farn
combe Sanders stemt met de geheelecle-
ricale party (rechterzijde) tegen de voor
dracht van eene progressieve provinciale
inkomstenbelasting" voor Groningen, maar
hij verzwijgt dat b. v. ook de Groninger
afgevaardigde, de heer van Houten, tot
de tegenstemmers behoorde. Behoort die
soms ook tot de clericale party Ligt niet
juist in dien naam de aanwijzing, dat de
bezwaren tegen die belasting nog iets an
ders en beters waren dan „exceptien"?
Maar wat wonder dat de schrijver van
hetgeen te 's Gravenhage voorvalt zoo
slecht op de hoogte is Hij weet niet eens
recht wat er vlak bij hem te Haarlem
geschiedt. In den aanhef zijner brochure
verhaalt hij„Uit eene advertentie in de
«Oprechte Haarlemsche Courant« is ge
bleken, dat eenige oud-leden van genoem
den bond (de ontbonden Vrijzinnige Kies-
vereeniging) opnieuw de candidatuur van
den heer Mr. A. J. W. Farncombe Sanders
wenschen te bevorderen. Waarom wordt
niet gemeldwellicht dat stilzwijgendheid
de beste aanbeveling voor dien heer is."
Wie dat leest moet den indruk krijgen,
dat de negen kiezers, die hunne mede
kiezers wilden opwekken om den heer
F. S. opnieuw het mandaat als afgevaar
digde van Haarlem toetevertrouwen, eene
advertentie geplaatst hebben, waarin zij,
allen leden geweest zijnde der ontbonden
Kiesvereeniging, verklaren de verkiezing
van den nu reeds tweemaal op aanbeveling
van die Vereeniging gekozen heer F. S.
wenschelyk te achten, zonder opgaaf van
redenen
De waarheid is, dat die negen kiezers
niet allen leden geweest zijn van de ont
bonden Kiesvereeniging en geene enkele
advertentie geplaatst hebben, noch in de
Oprechte Haarlemsche Courant, noch in
eenig ander hier verschijnend blad. Er
was alleen in eenige bladen onder de nieuws
berichten te lezendat negen kiezers
(hunne namen werden daarbij vermeld)
eene poging wilden doen om samenwerking
te verkrijgen, ten einde de herkiezing van
den heer F. S. te bevorderen. Dat was
blijkbaar niets anders dan een voorloopig
bericht van die bladen, waarbij het nog
volkomen onzeker gelaten werd op welke
wijze die poging in het werk gesteld zon
worden. Dat bet niet eene »stilzwijgende«
wijze zou zijn, had de schrijver kunnen
opmaken uit een ingezonden stuk in de
Opr. Haarl. Ct. van 16 dezer. Dat stil
zwijgen niet de beste aanbeveling van den
heer F. S. is, had hij kunnen weten. Want
over de ongemeene bekwaamheden van den
heer F. S. valt waarlijk genoeg te zeggen;
weinigen in den lande kunnen zich in
veelzijdigheid en grondigheid van kennis
met hem meten. Evenzoo behoeft men in
derdaad niet te zwijgen over de buiten
gewone verdiensten van den heer F. S.
voor het tot stand komen der grondwets
herziening zonder hem had het kiesrecht
naar alle waarschijnlijkheid de uitbreiding
nog niet, die het thans verkregen heeft.
Dat de heer F. S. ook voor de belangen
van het district Haarlem, waar het noodig
was, in de Kamer wist op te komen
dat hij geene gelegenheid ongebruikt liet
om zich van die belangen op de hoogte
te stellen dat alles kan ik hier maar
even aanstippen, maar geeft stof te over
voor warme en gegronde aanbeveling.
Wellicht zal deze of gene vergoelijkend
opmerken, dat het verschil tnsschen ad-
verten tiën en nieuwsberichten niet zoo
vreeselijk groot is. Geheel zonder betee-
kenis is dat verschil toch niet; of het
wat meer of minder groot iB kan evenwel
hier buiten behandeling blijven. Want
niet daarop komt het aanmaar hierop
of een onbekende schrijver vertrouwen
verdient, die op de eerste bladzijde zijner
brochure al dadelijk begint met in zes
regels twee „onjuistheden" en ééne even
onnoodige als onverdiende schimpscheut
of hatelijkheid ten beste te geven. Die
vraag meen ik ontkennend te mogen be
antwoorden en evenmin als vertrouwen
verdient zulk oppervlakkig geschrijf ern-
Btige bestrijding. Ik heb er mij daarom
toe bepaald het ondoordachte om een
zacht woord te bezigen van die pen-
nevrucht te kenschetsen en mij rest dus
alleen, Mijnheer de Redacteur, u voor de
plaatsing dezer regelen den dank te bren
gen van
Haarlem, Uw dv.
23 Jan. 1888. A. C. WALLER.
Weten en Werken.
De heer A. van der Voort Az. vervulde
Maandagavond de spreekbeurt. Naar aan
leiding van de klacht meermalen geuit,
dat de oude tijd vele voorrechten bood bij
den nieuwen tijd, stelde Spreker zich tot
taak een lijn te trekken tnsschen het ver
leden en het heden in verband met de meer
dere of mindere beschaving. In de eerste
plaats werd door voorbeelden aangetoond,
hoe bij sommige beschaafde volken nog
overblijfselen te vinden zijn van hunne
mindere beschaving in den ouden tijd,
zooals in Egypte het gebruik van steenen
messen bij enkele gelegenheden en de
gewoonte van enkele bewoners van Europa
om bij de geboorte van een kind de vi
sites te doen ontvangen door den vader
en hoe eigenaardige volksbegrippen soms
sommige vleeschspyzen deden verwerpen
of verkiezen. Dat het zedelijkheidsgevoel
bij de zoozeer geroemde Romeinen op een la
gen trap stond, leidde Spreker af uit de
omstandigheid dat in hun taal de begrip
pen dapperheid en deugd slechts door één
woord werd uitgedrukt, alsmede uit het
volslagen gemis van woorden die de
begrippen onschuld en eerbaarheid uit
drukken.
Soms ook wordt de toestand der Grie
ken ons afgeschilderd als zeer nabijkomend
aan een zeer gewenschten stand van zaken.
Doch als Spreker ons mededeelt, dat de
Grieken b. v. b. den diefstal bij hunne kin
deren aanmoedigden en dus de diefstal
in bun opvoedingssysteem werd toegelaten,
zóó zelfs, dat de wet dit misdrijf niet
strafte en men enkele ergerlijke zonden
als zeer gewone gebreken toeliet, dan
moest men toch wel begrijpen, dat de
hoog geroemde oudheid verre beneden onze
tegenwoordigen opvattingen staat. Met
een enkel woord bracht Spreker nog het
schaamtegevoel ter sprake en wees op
het hemelsbreed versohil van het geoor
loofde in deze zoo bij onbeschaafden, half-
beschaafden als beschaafden. Naarmate de
volkeren toenemen in zedelijkheid neemt
de vrouw een hooger standpunt in, in
het maatschappelijk leven. Uit de ge
schiedenis werd dit duidelijk aangetoond,
terwijl tevens de wijze van het sluiten
der huwelijken bij onbeschaafden soms