BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. (41) Bovendien, Maria was eene te be wonderenswaardige kunstenares met de naald, om niet te wenschen hare dochter dat ook te doen wordenen aangezien Cicely altijd het meest opge had had met het departement der huis houdelijke bezigheden, kon zij beter een kasteel van paslei of gebak dan van tapisseriewerk maken. Maar daar Koningin Maria een volledig personeel van koks en holmeesters tot haar dienst had, hoefde Cicely zich nooit te bemoeien met dergelijke bezighe den, die ook als Ie gering en ietwat vernederend beschouwd werden. Zij moest rustig zitten en al de borduur steken en de verschillende praktijken van het kant-maken leeren, welke door Maria van het Fransche Hof naar hier overgebracht waren, totdat de oogen haar moede werden, en haar hart flauw, terwijl hare jeugdige le dematen smachtten naar de vrijheid van Bridgefield en Sheffield Park. Hare moeder werd soms gewaar, hoe zij die bezigheden moede werd, en trachtte dan wel eens haar wat op te vroolijken, door haar dien ar beid te doen afwisselen met dansen, maar daarbij maakten Cicely's plompe bewegingen, dat eene berisping onmo gelijk kon uitblijven maar zelfs al had zij het er onberispelijk kunnen al bren gen, wat was dat dansen, vergeleken bij het zoeken van braambessen in het park, of bij het ophouden van een korf voor Ned, ais deze in den appelboom zal. Mrs. Kennedy maakte geen bezwaar, haar te verwijten, dat zij ontevreden was, omdat zij gedu- lende één enkele maand moest ver dragen wat de Koningin achttien jaar lang verdragen had. „Ach ja!" antwoordde daarop de arme Cicely; „inaar zij is altijd eene Koningin geweest, en was gewoon het genot der vrijheid te missen!" En was dit reeds het geval te Wing- field, hoeveel te meer was het dat te Tulbury, waarheen Maria in Januari overgebracht werd. De ruimte was daar veel geringer, en de vertrekken waren er koud en vochtig; er was veel minder gelegenheid om buiten te zijn, de lucht was er ongezond, de meubels waren er onvoldoende, Maria lag, bijna van hel oogenbhk barer aankomst af, bezocht door rlieu- inatisme, te bed; maar zij zag, naar het scheen, in dien toestand met nog meer nauwlettendheid toe op hare dochter, en bedroefde zich nog meer over hare tekortkomingen. Nam de Koningin geen lichaamsbewegingen, dan werd ook haar gevolg gerekend daaraan geen behoefte te hebben, en de ouderen onder hare dames ver langden er ook niet naar; maar voor het op het land grootgebrachte meis- jen was het een bepaalde stral, aldus dag in dag uil opgesloten te zijn. Sir Ralf Sadler noch zijn kollega, Mr. So mer, had eene vrouw medegebracht, om hunne laak met Ben te deelen, en zoo leverde het neutrale grondge bied niemand op om meê te verkee- ren, en in 'i eerst was de eenige afleiding voor Cicely het bezoeken van de kapel aan de andere zijde van het binnenhof. 'l Was merkwaardig, dat Maria verre was van het proselielen-maken met betrekking lot de Protestanten onder haar gevolg aan te moedigen, en zelfs verbood openlliike aanslagen te doen op het geloof liarer dochter. Cela viendrasprak zij tol Marie de Courcelles. „De preeken van Mon sieur Ie Pasteur zullen meer uitwer ken om haar tot onze kerk te bekee- ren dan honderd leerstellige argu menten van onzen uitnemenden Abbé; en wanneer de goede tijd aanbreekt, zal één Hoogmis voldoende zijn om haar te winnen." „Ach, wanneer zullen we weder het Heilig Misoffer in al zijn glorie mogen bijwonen!" zuchtte de genoem de dame. „0, mijne goede CourcellesVan hoe veel hebt gij u zelve niet moeten be- rooven om mijnentwil! 0, gij hebt zeer zeker wel uw deel aan hel offer! Doch wat het kind betreft, 't zou maar noodeloos ergernis en moeilijkheid geven, indien zij thans ons heilig geloof omhelsde. Zij is onnoozel en opvliegend en zij is nog niet in vol doende male ontgroeid aan de ruwe, al Ie oprechte opvoeding, welke zij ontvangen heeft van die goede huis) vrouw. Madam Susan, om niet opent lijk voor hare godsdienst op te komen; en dan, o, wal zou er een bewegin^ van gemaakt worden! De goddelooze wolven zouden en kostelijk lam ge stolen hebben van Monsieur Ie Pas teur's kudde! Mr. Richard zou er bij te pas komen! Wij zouden no" strenger gekerkerd worden! Boven dien, wanneer eenmaal de ure der bevrijding slaat, wie weet, of het ons niet de gunst der Engelschen zal doen winnen, wanneer zij tot de ontdek king komen, dat mijne dochter hun eigen godsdienst belijdt." Zoo werd, om wat beweegreden dan ook, Cis niet lastig gevallen wal hare godsdienst betrof, behalve dooi de verveling der leerstellige preeken gedurende welke de jonge dame er in slaagde, hare gedachten geheel bij andere dingen te bepalen. Verkeerde zij in opgewekte stemming, dan bouw de zij luchlkasteelen voor haar Aarts hertog; was hare stemming gedrukt, dan dacht zij met een soort van heimwee aan Bridgefield en aan Mrs. Talbot. In de flinke, eenvoudige wijs heid en de onafgebroken welwillend beid dier goede dame was iels, dal een vertrouwen inboezemde, 't welk niet vergoed kon worden door liefkozin gen of schitterende voorspellingen. Door vermoeienis en pijn afgemat, was zij ietwat koortsig, en toen zij op zekeren avond een weinig lag te ijlen, riep zij jammerend om „moeder," en, de hand der Koningin van zich afslootende, smeekte zij, dat „moe der, haar „wezentlijke moedei" mocht komen. Het deed Maria smar telijk aan, en zij zeide, dat zij, als het kind den volgenden dag niet beter was, een bode naar Mrs. Talbot zou sturen, om haar te doen overkomen. Zij was echter des morgens wat beter en de Koningin, die sterk gekleurde aanmerkingen gemaakt had op de ongezondheid en andere onaange name eigenaardigheden van Tutbury, ontving de belofte, dal zij spoedig een ander verblijf zou krijgen, zoodra Chaitley, een kasteel, toebehoorende aan den jeugdigen Graaf van Essex, voor haar in gereedheid kon worden gebracht. Het geven van milde aalmoezen was altijd een barer grootste vertroos tingen geweest; niet dal het haar dikwijls vergund werd, zich persoon lijk in aanraking te stellen met de armenzij mocht alleen bij een ven ster hen zitten gade te slaan, als zij samenschoolden op het voorplein, oin door haar onderhoorigen met eene gave verheugd te worden, altijd onder toezicht van een harer bewakers, om te verhinderen, dat men van deze gelegenheid gebruik maakte om hei melijk mededeelingen te doen of te ontvangen. Soms echter spraken de armen haar of haar gevolg aan, als zij uitreed en zij had een innig mede lijden met hen, die, zooals zij zeide, beroofd waren van de aalmoezen de geestelijke instellingen, en gegeeseld en gebrandmerkt werden, als de hon- gei hen noodzaakte te bedelen. Op een mooien lentedag noodigde Sir Ralf Sadler de dames uit op een val kenjacht op de oevers van de Dove, met dat kleine soort van valken, wier prooi hoofdzakelijk leeuwerikken wa ren. Aan medelijden met de hoog- Gedrukt bij DE ERVEN vliegende zangers, of met de jonge vogeltjens, die van honger in de nesten zouden omkomen, als de ouden werden gedood, was niet gedacht. Een rit in galop over de heidevelden, niet tegenstaande deze bizonder eentonig ó',1 a.u,w, en vo' sleenen waren, was altijd het beste geneesmiddel voorde kwalen der Koningin; en het gezel schap zette zich vroolijk gestemd in den zadel, en vroolijk volgde het jagers- personeel, alleen denkende om de vlugheid en de schoone vlucht van de vervolgers en de vervolgden, zon der zich ook maar eenigszins te be kommeren om den doodelijken an«st en den wreeden dood, waartoe zij het gekuifde vogeltjen, welks vroolükheid spreekwoordelijk is, veroordeelden. t Was gedurende de pauze, die volgde op het dooden van een der leeuwerikken, terwijl men den valk teiugriep, dat Cicely een weinig van het overige gezelschap afdwaalde, om eenige goudgele wilgen-takjens en takjens wille hagedoorn te plukken die prijken moesten in een vaas, om er de sombere vertrekken op Tutbury wat mee op te vroolijken. Zij was met dit doei van haat- pony gesprongen, en bezig een mooi takjen uit te zoeken, toen uit het kreupelhout, dat zich langs den oever uitstrekte, een in lompen gekleede vrouw, met een kap over het hoofd op haar toekwam, de hand naar haar uitstrekte en haar om een aalmoes vroeg. a jmll zeker straks wat van de Koningin krijgen, goede vrouw als ik weer bij haar ben," zeide Cis, op wien het voorkomen en de stem der vrouw geen gunsugen indruk maakten." „En hebt gij zelve dan niets om een arme vrouw in de hand te stop pen, mooi juftertjen vroeg de bede lares. „Zij heeft u eenmaal geluk voorspeld; hoe weet ge, dat ik u nog met meer geluk voorspellen kan?" En Cicely herkende nu de vrouw- die haar te Sheffield, te Tideswell en te Buxton aangesproken had, en aangaande wie zij had hooren be- weien, dat zij in 't geheel geen vrouw was. „Ik begeer geen geluk, dat gij mij voorspelt," zeide zij op hoogharligen toon, en zij trachtte nader bij hel overige gezelschap te komen, terwijl zij hartelijk wenschte, dat zij maar was ruigbarigen pony gezeten „De jonge dame draagt het hart hoog, hernam haar kwelgeest, op haar de kleine vale oogen richtende, die haar zulk een afkeer inboezem den Zij is niet een meisjen, dat zich dankbaar zal toonen aan iemand, die haar leven kan gelukkig maken of bederven, en die de macht in handen heelt om haar aan een vorstelijk echtgenoot te helpen, of haar in een kerker te laten verzuchten." „Laat los," sprak Cicely, toen zij zag, dat de lastige persoon de hand aan de teugels van haar pony sloeg- „ik verkies niel, dal men mij aldus in mijne bewegingen belemmere." „En is dit nu uw erkentelijkheid aan haar, die gemaakt heeft, dal ge tegenwoordig aan den boezem eener Koningin rust, en die het in hare macht heeft, u hooger te doen stijgen of lager te doen vallen?" „Ik ben u niets verschuldigd," zeide Cicely, al te boos om de noodige voorzichtigheid in acht te nemen „Laat me gaan!" Be persoon tegenover haar lachte en dat lachen klonk niet als dat eener V1'0UY'r-Z<igt ee' dal &e m'J "iets verschuldigd zijt, juflertjen? Zijt ge mets verschuldigd aan iemand die er getuige van geweest is, hoe ge, toen ge nog een zuigeling waart als drenkeling van het wrak afge bracht werd, en die het teeken ge geven heelt, waaraan gij uwe verhef fing tot uwe tegenwoordige eervolle pozitie te danken hebt? Hoe durft ge LOOSJ ES, te Haarlem. 'l zeggen Op dit oogenblik echter was het gesprek de aandacht van anderen gaan trekken, en verscheiden ruiters kwamen op hen loerijden. Onmiddellijk sloeg nu de stem over van den dreigenden loon in het ge jammer eener bedelaresmaar de woorden, die zij sprak, waren deze: „ik moet mijne belooning ontvan gen, voordal. ik mijn laatste woord gesproken heb." „Wat is dit? Durft eene brutale bedelaarster Miss Talbot overlast aan doen riep Mr. Soiner, die het eerst er bij was. „Ik had niets om aan haar te ge ven," zeide Cicely. „Zij verdiende gegeeseld te worden, omdat zij u zoo heeft doen schrik ken," sprak Somer. „Die daine daar ginder is veel te goed voor zulke vagebonden, en ze komen in zwer men op ons los. Maak dat ge weg komt, wijf, 't kon anders wel eens verkeerd met je afloopen. Vergun me, dat ik u op uw paard helpe, Miss Cicely!" In plaats van te gehoorzamen, be gon de voorgewende vrouw, misschien om tijd te winnen een verhaal op te disschen van de armoede en ellende, aan welke zij ten prooi was; en Mr. Somer, die gaarne de jonge dame op haar paard wilde helpen, liet haar eerst begaan, zoodat, voordat Cis we der in haar zadel zat, de Koningin kwam aanrijden, met Sir Ralf Sadler vlak achter haar. Er waren dus eenige sekonden beschikbaar, gedurende wel ke de vreemde persoon op de Ko ningin toesprong, en haastig eenige woorden lot haar zeide, bijna on hoorbaar zacht, maar, zooals Cicely meende, in 't Fransch, maar luide, in 't Engelsch, werd er op geant woord „goede vrouw, ik weet alles wat gij mij zoudt kunnen mede- deelen, en meer dan dat, betrekkelijk deze jonge dame. Hier hebt ge een aalmoes, maar houd u rustig en ver laat ons nu!" Sir Ralf Sadler en zijn schoonzoon waren blijkbaar niel zonder argwaan getuigen van dit onderhoud, en ge lastten een der stalknechts de vrouw achterna te rijden, en te zien waar zij belandde, maar de man verloor haar spoedig uit het gezicht op hel met kreupelhout begroeide terrein aan den oever der rivier. Toen hel gezelschap weder was thuis gekomen, werd 'tgeen er met Cicely was voorgevallen al spoedig hel onderwerp der gesprekken onder hen, die de naaste en meest ver trouwde omgeving der Koningin uit maakten. Cicely noch de Koningin twijfelde er aan, of de onbekende was Culhbert Langston, die geduren de vele jaren dienst gedaan had als agent van Maria; zijn onbeteekenende gestalte en bleek gelaat maakten hem bij uitnemendheid geschikt daarvoor. Men trachtte het nu niet te verhelen, dat hij de persoon geweest was met de halssnoeren en armbanden, en tot opheldering van de zaak werd nu gezegd, dat deze eene zinspeling wa ren op eenige ivoren kralen, die eens gevoegd waren bij snuisterijen, welke de Koningin had aangekocht, en die door Mrs. Kennedy herkend waren als een gedeelte van een ro zenkrans, welke toebehoord had aan Alison Hepburn, de voedster, die het kindeken van Lochleven weggevoerd had. Dit was het eerste begin ge weest, dat geleid had tot de ontdek king van hare dochter. Maria en Sir Andrew Melville hadden altijd het er voor gehouden, dat Langston volko men te vertrouwen was; maar niet te ontkennen viel het, dal hij eenige hebzucht had laten blijken, en dat zij zich eenige dreigende uitdrukkin gen had laten ontvallen, die hen iet wat verontrust hadden. JFordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6