donkere wenkbrauwen fronsen, als er sprake van hem is." ,,Ik kan 't niet anders dan hard vochtig en wreed vinden, hem met valsche hoop te vleien," zeide Cicely op ernsligen toon. „Och wat, meisken" zooals Dame .lean zou zeggen „mannen vinden het heel prettig zóó aangehaald te worden. We kunnen hun geen grooler dienst bewijzen dan door ze op deze manier te vermaken," sprak Maria, met een gezicht, dat onwillekeurig deed denken aan de betoovering van de oude Nijlslang, en ondertusschen het in cijferschrift geschreven briefjen in de hand houdend, naar welks in houd zij benieuwd was, hoewel zij tegelijkertijd vreesde, dat het voor haar ongunstige berichten mocht bevatten. Zulke in geheimschrift geschreven brieven waren niet gemakkelijk te ontcijferen, zelfs voor hen, die den sleutel daarop hadden, en Maria, die niet geneigd was hel aan andere handen toe te vertrouwen, boog zich er over heen, besteedde vrij wal tijd aan het ontcijferen, maar barstte ein delijk in een luid kinderlijk lachen uit, terwijl zij de handen ineen sloeg en uitriep: „mignonne, mignonne, 't is een al te zonderlinge grap, om ze voor me zelve te houden. Meen niet, dal Uwe Koninklijke Hoogheid nornmer één is! O neen! 't ls een brief van Bernardo de Mendoza, met een aanzoek om wier hand, denkt ge? Om deze arme, oude gevangen handt Om mijn hand, meisken. Ja, en van wien denkt ge, dat dat aan zoek komt? Van Zijn Excellentie, den Prins van Parma, Lieutenant der Nederlanden. Hij zal spoedig hier zijn met 30,000 flink gewapende mannen en met de Spaansche vloot, en dan zal ik weder eens rijden aan 't hoofd mijner dappere mannen, trompetten hooren schallen en vaandels zien wapperen. We zullen dadelijk be ginnen met onze banier te borduren, kind, en Sir Ralf moge dan meenen, dat het een bedsprei is voor Koningin Elizabeth. Maar, hoe heb ik het met je, kleine meid? Ik zie een ontevreden uitdrukking op je gelaal?" „Spaansche schepen en soldaten, mevrouw, ach, en hoe zal het dan gaan met mijn vader met Mr. en Mrs. Talbot, bedoel ik?" „Geen hair van hun hoofd zal ge krenkt worden, kind. We zullen een keurkorps uitzenden om hen te be schermen, met Babir.gton aan 't hoofd, indien ge daarop gesteld zijl. Maar," liet de Koningin er op volgen, toen zij tot bezinnen kwam en merkte, dat zij hare dochter had doen ontstellen, „het is er morgen nog niet aan toe, ja, er zal nog menige akelige maand moeten voorbijgaan, voor we zoover zijn. 't Ëenige wal in dezen brief gevraagd wordt, is, ol hij, als alles goed beslaat, mijn hand als be looning mag verwachten. Zal ik hem uw hand aanbieden, in plaats van de mijne?" „O, mevrouw, hij is een oud man, en stijf van de jicht!" „Nu, we zullen thans niet te veel tol aanbeveling van zijn persoon zeg gen. En, denk er wel om, mijn kind, ge moet zwijgen als hel graf, zoo ge uwe moeder niet in 't verderf wilt storten. Ik had het je eigentlijk niet moeten zeggen, maar de verrassing was voor mij al te groot, en ik weel wel, dal ge een geheim kunt bewa ren. Ga nu heen, mijn kind, en laat Monsieur Nau hier komen." De eerste maal dat er weêr een vertrouwelijk gesprek gevoerd werd tusschen moeder en dochter, zeide Koningin Maria „zal het je erg spij ten, mijn lief meisken, dit kleine ge schenk terug te sturen, onder voor wendsel, dat ge meent je plicht te moeten nakomen tegenover het goede echtpaar te Bridgefield?" Cicely had eindelijk zooveel opge kregen met het aardige en kunstig gemaakte ei, dat zij er niet gaarne afstand van wilde doen, en zoo klonk er dan ook een ietwat spijtige onder werping in haar antwoord„ik zal doen wat gij verlangt, mevrouw „Ik zal er u een voor in de plaats geven, dat nog mooier is. Ik zal aan Chateaunay schrijven om het keurigste horloge, dat er te Parijs te krijgen is," sprak Maria; „maar, ziet ge, geen andere raani r is zoo veilig, om aan dien aanbidder van mij een antwoord te doen geworden. Neen, mijn klein meisken, verontrust je maarniet! Hij is hier nog niet, en als hij zoo door de jicht bezocht en zoo stijf is als ik gehoord heb, dan zullen we er wel wat op vinden om hem tevreden te stellen, en hem ons de dienst te doen bewijzen, zonder dal hij je stiefvader wordt, niettegenstaande hij de klein zoon eens Keizers is." Er was iets dat Cis zeer onaange naam aandeed in de opgewonden heid harer moeder over het aanzoek van zulk een aanbidder. Evenwel, Parma's aanzoek kon zooveel betee- kenen als verlossing uit de gevangen schap en herstel op den troon, en niet bevreemdend kon indedaad de blijdschap heeten over het kleine licht- straaltjen bij iemand, wier gevangen schap langer geduurd had dan Cicely's jeugdig levenMaar de Koningin was weder geheel anders gesterad op het laatste oogenblik, toen Cicely, met hare mooiste kleêren aan, hare bevelen kwam vragen. „'t Kan niet, het kan niet," sprak Maria, in den Schotschen tongval, tot welken zij altijd verviel, als het ge voel haar overmeesterde; „ik mag deze zaak geen voortgang laten hebben. Ik moet aan den edelen Prins te kennen geven, dat hij een schepsel als ik ben aan haar lot moet overlaten, 't Is niet slechts de jetta- lura, welke de Koningin-Moeder mij placht te verwijten. Mannen behoeven mij maar eenige welwillendheid te betoonen, en ellende wordt hun deel. De dood is hel beste wat hun over komen kanDe zachtmoedige echtge noot mijner meisjensjaren dan de dolle Chaslelar, mijn arme, arme goe de Davie, Dardey, Bothwell, Geordie Douglas, de jeugdige Willie, en verder Norfolk, en de edele, ridderlijke Don Juan! Een vonkjen liefde en toewij ding voor de rampzalige Maria, en 't is met hen gedaan! Geef me dat briefjen terug, mijn kind, en waar schuw Babington, dat hij er nooit aan denken moet, eene rampzalige vrouw zooals ik ben te hulp te komen. Ik wil alleen omkomen! Het is genoeg! Ik wil niet meer edelmoedige men- schen doen verzinken in den maal stroom die mij omringt." „Mevrouwl Mevrouw!" riep De Pré- aux, de aalmoezenier, die er bij stond, uit„zulke woorden zijn in strijd met uwe edele persoonlijkheid. Hebt ge zooveel doorgestaan, om moedeloos te worden, nu het einde nabij is, en gij een uitnemend, in het vuur gehard werktuig geworden zijt, om de Kerk over hare vijanden te doen truimfee- ren „Ach, Vader!" sprak de Koningin, „hoe kan ik anders dan moedeloos worden, wanneer ik denk aan de vele edele mannen, die ter wille van mijne zaak als slachtoffers gevallen zijn Ja, en wanneer ik een blik werp op vreedzame dalen en gelukkige woonsteden daar ginder, en me voor stel, dat ze verwoest zullen worden door die woedende Spanjaarden en Italianen, die mijn broeder Anjou zelf duivels noemde!" „Duivels zijn de werktuigen van den Goddelijken toorn," merkte de Préaux op. „Zie eens op die ontwijde heilig dommen en uitgeplunderde kloosters, waarmee deze trotsche Ëngelschen zich vet gemaakt hebben, en ik vraag u, of zij niet eene geduchte vergel ding verdienen?" „Ach, Vader! Ik ben mogelijk zwak, maar ik heb altijd een afkeer gehad van vervolging. Koning Frans en ik zijn genoodzaakt geworden, ooggetuigen te zijn van de exekuties te Amboise. Dat was genoeg voor ons. Zijn zachtmoedig hart is het nooit weêr te boven gekomen, en ik ik zie nog hun verwrongen gelaatstrek ken en gestalten, als ik slapeloos op mijne legerstede ligen als ik me dan voorstel, dat misschien de Spaansche bloedhonden met Engeland zullen handelen, zooals zij gedaan hebben met Haarlem of Antwerpen, en dat alles door mijO, ik zou me ge lukkiger achten, als ik binnen deze muren moest sterven!" „Ja maar, mevrouw, als Koningin zoudt gij zelve de teugels in handen hebbenge zoudt zoowel eene zacht moedige gematigdheid, als een heil zame gestrengheid kunnen toepassen, geheel naar uw eigen verkiezing," beweerde de aalmoezenier; „'t zou eene slechte vergelding zijn van de gunst der Heiligen, die eindelijk deze deur voor u geopend hebben, als gij nu verschrikt ter zijde weekt om een ziekelijk fantaziebeeld, dat eene langdu rige afmatting des geestes voor u heeft doen verrijzen." Zoo kwam Maria weder tot bedaren, en vijf minuten later gaf zij hare be velen aan Cicely en aan de Curlls, met zooveel vuur, dat men er niets van bespeuren kon, hoe even te voren haar hart had dreigen te bezwijken onder den last der moedeloosheid. Cis moest met hare geleiders ver trekken zij vond het volstrekt niet aangenaam, zulk eene boodschap aan Babington te moeten brengen, en toch kon het haar niet anders dan welgevallig zijn, dat zij, zij het dan ook maar voor zeer korten tijd, zich kon verwijderen uit de vervelende vertrekken, die als kerker dienst de den. Mocht men al niet veel ver wachting koesteren van hare diplo- matiesche bekwaamheden, men had haar, daar Babington meer gelegen heid zou hebben om met haar te «pre ken dan met de Curlls, opgedragen nauwkeurig acht te geven op alles wat hij mocht zeggen. Sir RalFs schoonzoon, Mr. Somer, kwam, om het drietal tegen het mid dag-uur naar de groote zaal te ge leiden; en daar liepen Sir Ralf Sadler en zijn gast Mr. Babington, terwijl achter in de zaal de tafel gedekt werd, het groote vertrek op en neder. Antony was gekleed in groen fluweel, en daaronder licht geel satijnhij wist aan zijne knappe gelaatstrekken een uitdrukking te geven, die ze op 'l gunstigst deed uitkomen, en hij kwam op de binnentredenden toeloo- pen met eene blijkbaar niet zonder inspanning in bedwang gehouden verrukking, maakte eene diepe bui ging voor Mrs. Gurll en den sekretaris, maar viel op zijn knie voor het jonge meisjen met de donkere wenkbrauwen, wier hand hij kuste. De opleiding, die zij in den laatsten tijd onder de oogen van Koningin Maria ontvangen had, maakte, dat zij zich veel minder boersch en linksch voordeed, dan zij zich een maand of wat te voren zou voorgedaan hebbenmaar zij was uiterst stijf en hield haar hoofd, of haar halskraag met gom gestijfd was, toen zij haar les begon op te zeggen „Mijnheer, ik ben u zeer dankbaar voor dit geschenk, maar daar het mij toegezonden is zonder voorkennis en vergunning van mijne geëerde ouders, mag ik het niet aannemen." „'t Grieft me zeer dat van u te moeten hooren, schoone, jongedame," antwoordde Antony; doch waarschijn lijk was hij voorbereid op deze af wijzing, want hij scheen er niet erg verslagen onder te zijn „De jonge dame handelt zeer ver standig en bescheiden," merkte S e Ralf Sadler op, zich tot Mrs. Cu' wendende. „Indien ik geweien had, dat mijn oude vriend, Mr. Talbot van Bridgefield, het aanzoek niet begun stigde, zou ik den jeugdigen snaak niet ten mijnent geherbergd hebben; maar toen hij lot me kwam met aan beveling van Mylady de Gravin, meende ik, dat alles in orde was." Barbara Curll had zich tot taak gesteld, Sir Ralf bezig ie houden, ten einde de jongelieden in de gele genheid te stellen, vertrouwelijk met elkander te kunnen spreken, en daar om nam zjj hem ter zijde en deed hem een uitvoerige en juist niet in alle opzichten ware mededeeling aan gaande hetgeen de Talbots tegen An tony Babington hadden, terwijl haar echtgenoot beslag lei op de aandacht van Mr. Somer, zoodat Antony gelegen heid had om, toen hij het horloge terug nam, te vragen „heeft men den dop van het ei geopend?" „Ja," antwoordde Cis, geweldig blozend en met tegenzin„het ei is geledigd en weder gevuld." „Wees getroost," zeide Antony, en toen een ander in hunne nabijheid kwam vervolgde hij„aan plicht en bescheidenheid beiden zal voldaan worden, wanneer ik mij binnenkort zal vertoonen in het licht dier bemin nelijke oogen." Daarna, toen zij weêr veilig spreken konden, hernam hij „gij zult spoedig van hier vertrekken; Charlley wordt voor u in gereedheid gebracht." „Dat heeft men ons gezegd." „Er worden nog andere dingen in gereedheid gebracht," fluisterde Anto ny, zich over haar heen buigend, en haar hand in de zijne houdende, alsof hij haar met alle vuur het hof maakte. „Zeg me, Miss Cicely, wie is de hofmeester der Koningin? Is het nog altijd de getrouwe Halbert, te Sheffield reeds die betrekking waar nam?" „Ja," antwoordde Cis. „Laat hem dan den bodem van elk vat bier, dat voor haar huishouding geleverd wordt, terdege onderzoeken. Er is een eerlijk en getrouw man, een brouwer, te Buxton, van wien Paulelt zich zal bedienen, en die de gelegenheid zal verschaffen om brie ven te verzenden en te ontvangen. Gifford en Langston, die beiden uit deze streken afkomstig zijn, kennen hem goed." Cis ontstelde op het hoo ren van dien laatsten naam. „Vertrouwt ge Langston derhalve?" vroeg zij. „In alle opzichten! O, hij is de scherpzinnigste en knapste van ons allen, llebt ge hem niet gezien en met hem gesproken, in menige vreem de vermomming? Hij kan zijne stem veranderen, en jammeren zoo goed als de beste bedelares?" „Ja," zeide Cis„maar de Koningin en Sir Andrew twijfelde een weinig, ol- hij bij onze laatste ontmoeting ons niet bedreigde." „Alles komediespel, uitmuntend ge schikt om de gevangenbewaarders op een dwaalspoor te brengen. Hij heeft me alles medegedeeld," zeide Antony, „ook hoe hij u heelt moeten doen schrikken, en plotseling een anderen toon heeft moeten aanslaan. Wel, bij is het, die ditzelfde ei gelegd heeft, en het ook weêr in ontvangst zal nemen. Er bestaal een vereeniging van s3amgezworenen, gelijk u reeds bekend is, die onze plannen ter harer kennis zullen brengen, en over wie zij door dat middel zal kunnen be schikken. Alsdan, wanneer wij ons door onze diensten harer waardig zullen hebben beloond, dan zal ik tenminste een aanmoedigenden blik of teeken van u verdiend hebben." „Helaas, mijnheer," sprak Cicely, „hoe kan ik u valsche hoop geven Haar eerlijk hart toch dreef haar aan, om aan den armen jonkman te ken nen te geven, dat zij, ingeval hij mocht slagen, zich verder dan ooit van hem verwijderd zou voelen. 'Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 8