BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. 46) „Ziehier," en hem met zich trek kende naar het meest aan 't gezicht onttrokken gedeelte der kapel, haalde hij uil zijn borstzak eene teeke- ning in den rainiatuurstijl van dien tijd, waarop zes koppen waren afge beeld, waaronder de zijne duidelijk was te herkennen, en ook een ge laat, dat Humfrey nooit vergeten zou, het gelaat dat hii in Richmond Park gezien had, van dien man, die door het oog der Koningin in bedwang gehouden werd. Rondom de teekening stond het motto te lezen „Hi mihi sunt comités quos ipsa pericula jungunt." „Ik verzeker je, Humfrey, ge zult hooren indien ge zoolang in het leven gespaard blijlt van deze zes, als van mannen, die hel grootste feit van onzen tijd volbracht hebben!" „Moge het maar eene daad zijn, waarover geen eerlijk man zich be- hoeit te schamen," sprak Humfrey, die er nog niet ten volle van over tuigd was, dat zijn vriend niet waan zinnig was. „Over schamen!" riep Babington uit. „De zegen is er over uilgesproken, ik verzeker het je, de zegen is er over uilgesproken door heilige man nen, en ook door de edele lijderes, die aldus zal verlost worden uit haar martelaarschap." „Babington, als ge zóó spreekt, zal ik verplicht zijn, je te laten arreslee- ren," zeide Humfrey. Antony lachte, en die lach had iels liiumfecrrnds, dat werkelijk aan waanzin deed denken. Humfrey, die voor een oogenblik op het denkbeeld kwam, dat, als hij er op zinspeelde, dat de samenzwering uitgelekt was, deze daardoor verijdeld zou worden, indien zij werkelijk bestond, zeide: „lk zie Cuthbert Langston niet onder u zessen. Weet ge wel, dal ik hem niet langer geleden dan gisteren avond in het kabinet van den Sekretaiis Wal- singham heb zien binnengaan?" „Indedaad?" antwoordde Babing ton, „Ha! ha! Hij speelt met hen als de kat met de muizen, totdat de groote slag geslagen wordt! Wel! Ben ik zelf niet in Walsingham's ver trouwen Hij denkt er over mij binnen kort naar Frankrijk te zenden, om de Ligue in 't oog te houden. Haha Thans kwamen Humfrey's ardere metgezellen terug, die hem uit het oog hadden verlorenBabington ver dween lusschen de schare, hij wist nauwlijks hoe, en Humfrey bleel achter, in de grootste verlegenheid zich zeiven afvragend, wat zijn plicht was als vriend en als onderdaan. Was Babington goed bij zijn verstand, dan moest er eene samenzwering bestaan, met het doel om de Koningin te vermoorden, de Spanjaarden in het land te brengen en Maria te bevrij den, en hij had er opzettelijk van gesproken, dat laatstgenoemde dame de zaak had goedgekeurd, terwijl het zien van dien kerel in Richmond Park wel wat waarschijnlijkheid bij zette aan hel vermoeden. Toch scheen de onvoorzichtigheid en de dolzin nigheid, dat men portretten zou heb ben laten maken van zes moorde naars, voordat deze hun slag gesla gen hadden, in tegenspraak te zijn met al het overige. Aan den anderen kant had Cavendish zich uitgelaten, dat al de draden van het web in handen van den Raad waren, en Lrngston of Maude scheen het ver trouwen te genieten van beide partijen. Humfrey besloot Will Cavendish eens te polsen, en bracht dien avond ter sprake, dat hij Babington ontmoet had, en dal er ernstige twijfel bij hem gerezen was, of laatstgenoemde wel goed bij zijn versland was. Ca vendish lachte„Arme kerel I lk zou haast medelijden met hem kunnen hebben," zeide hij, „ofschoon zijne plannen goddeloos genoeg zijn, om geen aanspraak op medelijden te hebben. Neen, maak je maar niet ongerust, HumfreyAlles zou in duigen liggen, indien ik alles zeide wat ik wist. Ja, één enkel woord zou me voor altijd in 't verderf stor ten. 't Is voldoende te zeggen, dat hij en zijne metgezellen slechts in vrijheid rondloopen, zoolang tot mijn heer de Sekretaris zijn kans schoon ziet om een goeden slag te slaan. Humfrey merkte, dal hem geen vertrouwen geschonken werd, en dit gaf hem te meer vrijheid om te han delen. Er waren veel Roomsch-gezinde edellieden in den omtrek van Charlley, en een aanval en een strijd was daar niet onwaarschijnlijk, indien - en daarop had Cavendish gezinspeeld het plan bestond om de verraders zich zoo talrijk mogelijk te laten ver zamelen, en ze dan voor goed den slag toe te brengen. Aan den ande ren kant was hel mogelijk, dat de goedkeuiing van zijn ontwerpen door de Koningin alleen in Antony's verhitte verbeelding bestond. Indien hij, door bemiddeling van Cicely, Maria op de hoogte kon stellen, dan zou het haar in staal stellen zelfs den schijn te vermijden, dat haar iets bekend was van die wilde plannen, waarin deze ook beslaan mochten, en een wenk, dat ze bekend waren, was de zekerste weg, om te verhinderen, dat ze ten uitvoer gebracht werden. In allen gevalle, Humfrey's hart was op Chart- ley, en elke waarschuwing, die hij had ontvangen, deed hem dubbel ver langen in persoon daar heen te gaan, om Cicely's beschermer te zijn, indien haar op eenige wijze gevaar mocht bedreigen. Ilij zegende de omstan digheid, dat hij nog altijd vóórhaar broeder doorging, omdat hein daar door de gelegenheid geschonken werd oiu haar te zien en te spreken maar hij besloot Dick niet mede te nemen daarheen, en zond aan zijn vader een brief, dien Dick hem zelf moesi over handigen, en waai in hij tot in alle bizonderheden alles mededeelde wat hij gezien en gehoord had, en de beweegredenen opgaf, die hem den tocht naar Charlley deden onderne men. ,,Zal ik mijne kleine Cis zien en spreken?" dacht hij bij zichzelven. „En zelfs al speelt zij de Prinses tegenover mij, hoe zal zij mij ont vangen? Zij zag al uit de hoogte op mij neder, toen ik nog thuis was. Hoe zal het thans zijn, nu zij gedu rende bijna een jaar onder de leiding dezer Koningin is geweest? Ach, men zal haar geleerd hebben mij te ver achten I Maar! hoe dat ook wezen moge, 't zou kunnen zijn, dat zij behoefte had aan een getrouw hart en een krachligen arm, om haar te beschermen, en die zullen haar niet ontbreken!" Will Cavendish, geheel vervuld van de olficieele gewichtigheid, waarmede hij gaarne zijn ouden speelkameraad wilde verblinden, had hem een pas aangeboden, om gemakkelijker toe gelaten te worden, en hij had reden zich te verheugen, dat hij dien pas aangenomen had, want er stond een schildwacht bij den ingang van Chart- ley Park, en hij moest daar blijven wachten, terwijl zijn pas ter inzage werd gegeven aan Sir Amias Pauletl, die gedurende de laatste maanden als bewaker der gevangen Koningin had dienst gedaan. Al spoedig kwam er eene vrien delijke boodschap terug, en werd hij uitgenoodigd het Park in te rijden. Het huis ofschoon men het een kasteel noemde was gebouwd in den gezelligen huiselijken stijl, en had veel minder hel voorkomen eener gevangenis dan Sheffield Lodge, maar bij elke afsluiting stonden schildwach ten, die de voorbijgangers aanriepen, als ware men in oorlogstijd. Bij den hoofdingang van dat huis stond ech ter Sir Amias Paulett, een schraal man, met een laag voorhoofd en een benauwd voorkomen, met den stijfste aller kragen om den hals, over wel ken een schrale, geelachtige baard heenhing. „Welkom, mijnheer," sprak hij op zenuwachtigen, benauwden toon. „Welkom, hartelijk welkom! Ge zult het wel willen vergeven, mijnheer, als de wijze, waarop gij hier ontvangen wordt, niet zoo hoffelijk is, als ik wel zou wenschen, dat het geval mocht zijn, maar 't zijn booze tijden, die we beleven. Ge zijt, vermoed ik, de zoon van den goeden Mr. Richard Talbot van Bridgefield? Wel ik zou voor niets ter wereld aan een lid zijner familie te geringe gastvrijheid bewijzen, 'l Is geen gebrek aan hoog achting, mijnheer! Neen, en 'l komt ook niet doordat ik te weinig eer bied zou hebben voor Mylord Shrews bury's familiemaar we beleven booze dagen, en, wat de mij hier opgedra gen laak betrell, mijnheer indien de Hemel zeil niet het huis onder Zijne genadige hoede neemt wie weet wat er gebeurde, of hoe lastig men 'l mij maken zou!" „Ik begrijp het volkomen," zeide Humfrey glimlachend. „Ik ben groot gebracht in de onmiddellijke nabij heid van Sheffield, en wist toen nauw lijks wat hel was, te leven, zonder onophoudelijk bespionneerd en onder toezicht gehouden te worden." „Ja, dat geloof ik gaarne!" zeide Paulett, het hoofd schuddend. „Gij zijt een afstammeling van eene familie, wier getrouwheid boven alle beden king verheven is, mijnheer; maar zelfs de goede Graaf had minder te lijden dan ik onder de taak, die hij ten op zichte van deze zelfde dame te ver vullen had. Maar'l verheugt me zeer, mijnheer, u te zien. En gij wildet gaarne uwe zuster spreken, mijnheer? 't Is eene zedige jonge dame, en op hare vroomheid valt ook niet aan te merken, ofschoon ik haar somtijds heb zien slapen onder de preek, 't Is goed, dat hel arme meisjen eens iemand te zien en te spreken krijgt, die haar hartelijk genegen is, want zij is gezeten in een ware poorte van Babyionen 't zij met eerbied gezegd, mijnheer 't verwondert me, dat eene zoo vrome vrouw als Mrs. Talbot van Bridgefield naar aller getuigenis moet zijn, het kan dulden. Ik doe anders onder 's Hemels zegen mijn best, om te verhinderen, dat getrouwen van de huishouding be smet worden. Ik heb Préaux wegge zonden, van wien het wel bekend is, dal hij een verkapt Paapsch priester is, en hij kan dus niet meer van zijne dwalingen verbreiden. Bo vendien preekt mijn kapelaan, Mr. Blunder, met andere vrome mannen, driemaal 's weeks tegen de dwalingen der Roomsche Kerk, en allen zijn verplicht daaibij tegenwoordig te zijn. Mogen hun ooren geopend worden voor de waarheid! Ik moet zoo aan stonds deze dame geleiden bij een rit door het Park, mijnheer. 'I Zou indien zij het goedkeurt zóó ge schikt kunnen worden, dat uwe zus ter, Miss Talbot, dien tijd in uw gezelschap doorbracht, en me dunkt, de dame zal daartoe hare toeslem ming wel willen geven, want zij is altijd bereid een zekere vleeschelijke en wereldsche welwillendheid te open- boren ten opzichte van de wenschen barer onderhoorigen, en ik heb op- gemeikl, dat zij de jonge dame, uwe zuster, hartelijk genegen is, meer, vrees ik, dan voor het eeuwig heil van 's meisjens zie! dienstig is." HOOFDSTUK XXV. In het Web. 't Was een prachtige zomerdag, en Koningin Maria en eenige per sonen van haar gevolg maakten zich gereed om uit te gaan. De Koningin verkeerde blijkbaar in een opgewekte stemming, en haar sprekend en ver anderlijk gelaat straalde van hoop en in voorsmaak van te wachten geluk, terwijl zij de innemendheid zelve was voor ieder, die haar naderde. Zij gal nog eenige laatste bevelen aan Nau, die een brief voor haar schreef aan den Franschen ambassadeur, en Ci cely stond bij haar, met haar kleinen hond aan een leidband, maar de uitdrukking van haar gelaat was iet wat onrustig en wrevelig. Om haar heen scheen meer om te gaan, dan het haar gegeven was te begrijpen, en dit maakte, dat zij zich onrustig en niet op haar gemak voelde. Zij wist, dat de briefwisseling door be middeling van den bierbrouwer te genwoordig werkelijk gevoerd werd, maar men had haar niet op de hoogte gebracht van 't geen er aan de hand was. Alleen begreep zij, dal er een of andere krizis te wachten was, want hare moeder was onophoudelijk on rustig en vol verwachting. Zij bad al hare juweelen en voorwerpen van waarde ingepakt op eene wijze, dat ze zoo weinig mogelijk ruimte in namen, en meer dan ooit sprak zij van hare plannen om hare dochter of aan den Aartshertog Matthias, of aan een of ander aanzienlijk edelman ten huwelijk te geven, als ware de Engelsche krooH reeds onder haar bereik. Onrustig, nieuwsgierig, en zich beleedigd gevoelende, omdat men haar geen vertrouwen schonk, terwijl zij zich daarover niet dorst beklagen, was Cicely ietwat verstoord over de luchthartigheid harer moeder; maar zij had in het afgeloopen jaar menige les ontvangen, en eene dezer lessen was, dat zij zich wel mocht laten liefkozen, maar dat zij geen eigen zin of wil moest openbaren en de minste aanmatiging, door haar in vragen of beoordeelingen aan den dag gelegd, was onmiddellijk onder drukt geworden. Er werd aan de deur geklopt, en de kamerdienaar kondigde aan, dal Sir Amias Paulett om een onderhoud mi t Hare Majesteit verzocht. Haar oog lonkelde met de gejaagde ontroering van iemand, die in onzekerheid was, of haar iets goeds of iets kwaads te wachten stond, ofschoon zij toch het een zoowel als het andere met on verschrokkenheid afwachtte, en toen zij hare toestemming gaf, hoorde Cis haar fluisterend tot Nau zeggen: „er is zooëven een ruiter aangekomen Men heeft zeker tijding ontvangen! Zijn de Katholieken van Derby in den zadel? Zijn de schepen op de kust?" De rijzige oude man kwam nu naar binnen met eene stijve buiging, en zeide: „Mevrouw, Uwer Majesteit's paarden staan gereed, en ik heb wat nieuws." Maria sprong onwille keurig overeind „wat nieuws voor deze jonge dame, Miss Cicely Talbot. Haar broeder is aangekomen uit de Spaansche Zee, en vraagt verlof om haar te zien en te spreken." Een gloed van vreugde vertoonde zich op Cicely's gelaat, terwijl de uitdrukking van opgewondenheid van het gelaat harer moeder verdween. „Humfrey! O mevrouw, vergun me tot hem te gaansmeekte zij, inel blijde opgewondenheid in de handen klappend. Maria was te goedhartig om haar de gevraagde vergunning niet te geven, terwijl bovendien zulk eene weigering argwaan gewekt zou hebben op een gevaarlijk tijdstip, en zoo werd spoe dig de door Sir Amias voorgestelde schikking goedgekeurd. Mary Seaton zou in Cicely's plaats de dienst bij de Koningin waarnemen, en zij mocht zich naar beneden spoeden, en alleen ééne waarschuwing was mogelijk: „ga dan maar, arm kind, en neem maar eens vrijaf, doch vergeet niet te bedenken wat en wie ge zijl I" (Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LüOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6