Mijnheer de Redacteur! Wij hebben met ons beiden al gezegd, dat het weer eens tijd wordt, u te sohrij- ven. U weet, wat ons vooral bezig hondt de jonge Vereeniging «Volksbelang». Twee vergaderingen hebben wij weer achter den rug en niet van je minste. Wat verhan deld zou worden, hadden wij in Uw ad vertentieblad gelezen en onder die punten trok vooral de voordracht van den voor zitter over nationalisatie van den bodem onze aandacht. Wij waren benieuwd te vernemen, wat wij daar toch onder te verstaan hebben, maar M. d. R. er is niets van gekomen. Wel foei, wat een vergade ring, die eersteIk was zoo nu en dan boos, omdat de voorzitter te beleefd was. Verbeeld U, daar waren de notulen voor gelezen en had de voorzitter gevraagd, wie daarop iets had aan te merken, toen een der leden, dicht bij mij gezeten, op stond en het woord vroeg. Over de notu len zal U zeggen? Neen, over heel wat anders. We merkten gauw wat het was, toen Menke met een dik boek kwam aandragen. Dat waren de handelingen der Staten-Generaal, M. d. R., waaruit duide lijk werd aangetoond, dat «treurig# wer kelijk treurig is. Wat vond ik het jam mer, dat die mynheer, die zoovele rede voeringen gelezen had, niet het heele boekje »Treurig« had uitgelezen. Had hy dat gedaan, "dan wisten wij misschien ook, of onze afgevaardigde F. S. werkelyk de openbare school bestreden heeft met die redevoering, waarin van dien door de ruiten dringenden varkenskop gesproken wordt. Ik kan het niet gelooven, maar myn vriend gelooft het wel. Ik had nooit gedacht, dat wij in eenig opzicht verschil lend konden denken, maar die politiek brengt toch maar aan het licht, dat het wel zoo is. Ik zou gaarne het fijne van die varkenskop-redevoering willen weten. Is die zoo gehouden, dan was onze afge vaardigde hier alles behalve ernstig en is hem flink geantwoord door den Heer Lieftinck. Ik wou, dat ik eens voor een paar dagen werkman-kiezer was, dan zou ik er wel achter komen. Behalve over »Treurig« werd nog ge sproken over eene correspondentie, in Uw Advertentieblad gevoerd, tusschen onzen len Secretaris en een ander lid van «Volks belang». Er werd gezegd, dat er te veel praatjes rondgaan. Ja, M. d. R., door praatjes kan men er toch leelijk inloopen. Ik keek eens achter me naar myn goejen »Pol«, en die trok een leelijk gezicht. Hij wist dan ook wel, waarom ik keek. Was hy ook niet met het praatje aangekomen, dat de Heer F. S. de fabriek van onzen Voorzitter had bezocht? Na ons laatste schrijven, bleek ons, dat het niet waar was. Wij konden dus van het gesprokene ook wat in onzen zak steken en wij spra ken dien zelfden avond af, om toch eerst zoo veel mogelijk te onderzoeken, eer wij U weer wat schrijven. Wij komen op de vergadering terug. De le Secretaris zou willen antwoorden, maar toen zeide de Voorzitter zeer terecht, dat hy nog geen antwoord had gekregen op zyne vraag, wie op de notulen iets had aan te merken. Daar had hy gelijk aan, en ik had me maar niet kunnen be grijpen, dat de voorzitter zoolang geduld had geoefend. Evenmin begreep ik hoe leden, die toch meer vergaderingen kunnen bijgewoond hebben dan ik, den tijd zoek brachten, met zoo goed als persoonlijke aanvallen. Wy vonden het alles behalve beleefd jegens den Voorzitter, wien nu de tyd ontnomen werd, om zyne redevoering te houden en de mau had al vóór acht uur een bord vol gegevens opgeschreven. Dat was heel mooi ook, een Schoolmeester kon het niet verbeteren. Gelukkig, dat hem niets te moeielyk en te zwaar zal vallen, wat hy meent in het belang der vereeniging te moeten doen. De correspon dentie met den Heer F. S. zal u ook wel gelezen hebben. Zij gaf aanleiding tot verschillende opvattingen. Zij, diemeenden, dat de Heer Sanders door het aannemen van eene onschuldige motie tevreden ge steld kon worden, hadden gelykde Heer Sanders komt. Die motie, M. de R, was de belangrijkste gebeurtenis van dien avond. Wy stemden er voor, of liever, stonden er voor op. Was alles maar zoo vlug gegaan als die stemming. Maar foei, die kwestie met onzen Secretaris. Om half tien zeide een heer, dat het al zoo laat was; vervolgde met. te vertellen, wat hij in uw advertentieblad geschreven had; sprak nog eenige hartige woordjes, maar zeer beleefd tot onzen Secretaris, spoorde tot samenwerking aan, en had toen kun nen zeggen, dat het by na 10 uur was ge worden. Daar moest weer antwoord komen I van den Secretaris, en later nog eens, zoodat het ons knapjes begon te vervelen, want wy hoopten op landnationalisatie. Daar kwam evenwel niets van, zoomin als van het verkiezen van een bestuurslid. Dat was van achteraf gezien zoo kwaad niet, want nu kon dit in de volgende vergade ring tegelijk gebeuren met een plaatsver vanger van onzen len Secretarie, die beter had gevonden te bedanken. Hoe weinig kan men toch op zoo'n verkiezing staat maken. Ik had met myn kameraad gewed over een lid, dien ik stellig dacht, dat ge kozen zou worden, maar jawel, ik verloor de weddingschap: er kwamen twee geheel andere heeren in het bestuur. En wat hebben we nu een mooi bestuurvind het maar eens ergens anders zooEen industrieel, een rentenier, een werkman, een advocaat en een letterkundige. Mooi, niet waar? Dat verkiezen had zoowat op het laatst van den avond plaats en tooh stond het vooraan onder de punten van be handeling aangegeven. Dat kwam weer door een mynheer, die direct na het lezen der notulen het woord vroeg. Ik vreesde dat het denzelfden weg zou gaan als den vorigen keer, want ik kon niet begrijpen, dat er iets tegen die notulen was in te brengenonze 2e Secretaris had die net als den vorigen keer heel goed gemaakt. Maar de voorzitter paste op en zeide: „neen man, eerst de notulen, heb je daar tegen op- of aanmerkingen, zoo spreek, anders ga je maar weer zitten, en ge kunt straks misschien praten. Flink, dat gaat vooruit, zeg ik. En na de notulen, ja, toen kreeg dat lid het woord, doch helaas niet om te spreken, maar om te lezen. Dat viel me tegen M. de R. Hy las een „korte"' briefwisseling voor, die ik toch wel wat lang vond, maar ze had toch haar goeden kant, omdat ze op het oog had, misverstand uit den weg te ruimen. We hoorden weer wat voor en tegen Mr. Farncombe Sanders. Maar eindelijk greep het gewichtigste plaatsde voordracht van den heer Prins. Die had wel papieren voor zich, maar hy las toch niet veel. Hy beviel ons zoo nu en dan goed, M. de R. Hy heeft hart voor de werklui, waaraan hy een kopje thee of koffie met suiker, op zijn tyd een borrel en als 't noodig is, ook een „Sehaepmannetje" gunt. Die mynheer P. is een echte vriend van het openbaar onderwijs. Wat wordt daar tegenwoordig veel over geschreven en gepraat. Hij wil aan de kerkelijke partijen niets toegeven, want zegt hy, ze zijn toch nooit te verzadigen en, ik ben wel heel libe raal, maar toch niet zoo liberaal om me te laten dooddrukken. Hy zou dan, in plaats van liberaal, gek wezen en naar Meerenberg moeten, vind ik. Het lijkt wel wat naar vitten zegt Pol, als de menschen zeggen, dat de kindertjes van hun 6e 12ejaar bedorven zouden worden, als ze leeren lezen schryven, rekenen, mooie liedjes zingen, een beetje aardrijkskunde en geschiedenis, zonder meer. Mynheer Prins wil niet meewerken om dit meerdere te verkrijgen. Over dat on derwys heeft by veel nagedacht en ook is hy voorstander van progressieve inkomsten belasting. Ik zal myn beat doen, dat ik het stuk van Prof. Pierson eens gauw lees, waarvan de Heer Prins sprak; dat moet in de Gids staan. Hy wees ook maar handig een lid terecht, dat als be wijs tegen leerplicht, in verband met het het Pruisische schoolstelsel, met bezwaren van Multatuli aankwam. Waar had die man, die zoo op zich zelf stond, die een ling, al geene bezwaren tegen Nu hooren wy Vrijdag, wat Mr. Farncombe Sanders vertellen zal en U weet, dan zullen wy het U weer schryven. Een candidaat voor de Provinciale Staten konden wy niet stellen, omdat de helft van het aantai leden niet tegenwoordig was. Het is te hopen, dat ze toch allen opkomen, als een candidaat gesteld moet worden. U kan er met een berichtje ook wel eens toe opwekken, M. de R. Is U zelf al lid? Zoo niet, dan moet U het ook worden, maar dan ook opkomen, anders zijn we op den avond der candidaatstelling nog verder van huis. Nu, Mijnheer dc Redacteur, tot een volgenden keer. Uw. dn. Castok en Polldx. De Nutslezing. In de vierde buitengewone vergadering van ons Departement trad Dinsdagavond als spreker op de heer P. Heering van 's-Gra- venhage met de voordracht vanEen St. Jansdag, eene Overijselsche dorpsgeschie denis. Het moet bepaald voor allen een genot geweest zyn de frissche, natuurlijke no velle door den schrijver te hooren ver tellen, en de lieden in hun eenvoudige omgeving en met hun Overijselsch dialect te zien leven en te hooren spreken. De geschiedenis is eenvoudig. De bak ker Hooikamp bezit een lieve vrouw en vier kinderen; zij maken te zamen een gelukkig gezin uit. Het toppunt van ge luk bereiken zij op een zonnigen Sint Jansdaglater traden ziekte en dood de woning binnen. Eerst sterft het jongste zoontje, moeders oogappel, en later volgt de moeder haar lieveling. Hooikamp leeft met zyne drie kinderen in ongestoorde rust voort, en gevoelt zich het meeste aan getrokken tot de kleine Dina, die zoo sprekend op hare moeder geleek, zoowel uiterlijk als wat haar geest betrof. Vijf jaren blijft de man weduwnaar; toen trouwde hij voor de tweede maal. De tweede vrouw geleek niet op de eerste en vooral de hartelijke liefde tusschen den vader en Dina was haar een doorn in het oog. Het lieve meisje begreep dit en om des vredes wille en ter liefde van haren vader neemt zij het kloeke besluit, zij het ook met tegenzin, de ouderlijke woning te verlaten. Doch het gaat het goede kind goed in hare betrekking. Toen de kinderen volwassen waren stierf de tweede vrouw en de oude Hooikamp gaat inwonen bij Dina, die gelukkig ge huwd is. Zoo heeft de oude bakker nog een goeden ouden dag, doch de oude man denkt nog steeds aan dien Sint Jans dag, sedert welken zooveel gebeurd is, zooveel droevigs, maar toch ook zooveel, dat Hooikamp stof tot dankbaarheid geeft. Onder de vele treffende gedeelten in het verhaal trekt voornamelijk de aandacht het prettige tooneeltje waar de kleine Hooikampjes op den bovengenoemden dag zich vermaken met hun kinderlijke spelen en zy worden gadegeslagen door de ge lukkige ouders. En hoe geestig komt hier bij uit de schriftelijke liefdesverklaring van Hooikamp aan zijne aanstaande tweede vrouw, en het dubbelzinnige antwoord der weduwe, die beslist de hand van den bakker weigert, doch eindigt met de ver klaring, dat niets veranderlijker is dan een mensch. Nog noemen wij het gedeelte waar de jonge Dina afscheid neemt van haren vader, toen zy zich van huis begaf en toen de vader in diepe smart zich zelf de schuld gaf van al de treurige huiselijke toestanden. De heer Heering bezit de gave der voordracht, waaraan het Overijselsch dia lect, als bij zijne personen sprekend in voert, kleur en leven geeft. Het eenvoudige dorpsleven, vrij van schokkende gebeurtenissen en van de meer samengestelde werkingen op het gemoeds leven voor te stellen in al haar onopge smukte werkelijkheid, wachtte ongetwij feld een man als de heer Heering om beschreven te worden. De wijze, waarop hy zijn gekozen taak uitvoert, doet soms denken aan stijl en voorstelling van on zen onvergetelijken Cremer. De handeling is gemakkelijk te volgen, aangezien de handelende personen, op zich zelf zeer belangrijke karakterbeelden, niet de hulp van bijzaken behoeven. Niettegenstaande de heer Heering den geheelen beschikbaren tijd voor de Sint Jansdag bestemde, was het verhaal toch niet gerekt, maar alle figuren waren flink uitgewerkt. Een en ander doet het ver langen ontstaan om den Spreker in het volgende seisoen nogmaals te hooren. K E 0 E I E 2. De Gemeenteraad, te twee ure Dinsdag jl. vergaderd, besliste in de eerste plaats over de bezwaarschriften van eenige hee ren die recht meenden te hebben alsnog op de kiezerslijsten te worden geplaatst. De Heer Joh. Willems werd met al- gemeene stemmen als kiezer erkend na vertoon van een ten volle gekwiteerd aanslagbiljet in de grondbelasting voor meer dan f 10. De Heer W. Gosler, was naar het gevoelen van den Raad geen huurder, en kon daarom ook niet onder de kiezers worden opgenomen. De Heeren Fr. Th. Allinkhof, B. Cor- stens, P. van de Bnrgt en J. C. H. Klompé werden om dezelfde reden van de kiezerslijsten geschrapt, evenals de Heer Willem Oude Wesselink. Alleen de Heer W. F. Overhoff, die beweerde een gedeelte van het perceel waarin hij woonde in huur te hebben, al kon hy dan ook niet den juisten prijs opgeven, daar deze was begrepen in het kostgeld door hem aan zyne moeder be taald, vond gunstig gehoor. De Raad beschikte dat de Heer Over- hofï alsnog op de kiezerslijsten zal worden gebracht indien bij schatting blijkt dat de vertrekken die hij in huur heeft, een huurwaarde hebben die binnen deze gemeente recht geeft, tot uitoefening van het kiesrecht. De Raad evenwel kan die schatting niet gelasten indien dit dus niet geschiedt door Burgemeester, moet de Heer Over hoff zulks verzoeken aan de rechterlijke macht. De Burgemeester wilde zich omtrent dit punt, nog niet uitlaten en verwees daarbij naar art. 70 der Gemeentewet, waarbij hem het recht wordt toegestaan zich 24 uur te beraden over de uitvoe ring van een besluit, dat hij in strijd acht met de wet of het algemeen belang. Het groote verschil van meening be staat in de opvatting van de bewoordin gen der kieswet. Deze eischt o. a. dat men om kiezer te zijn, huurder zij van een gedeelte van een perceel, welk ge deelte in verhouding tot het woonhuis geschat zijnde, het gevorderde bedrag van den aanslag kan bereiken. B. en W. nu be weren dat by geen der genoemde personen hunrovereenkomst bestaat, en meenen dan afwijzend te moeten beschikken. De meerderheid van den Raad meende dat dit bij den Heer Overhoff wel het geval was, en voldeed derhalve aan zyn verzoek al was het dan ook slechts voor waardelijk. De verschillende gemeente-eigendom men met 1 Jan. opgezegd, werden met enkele uitzonderingen die nog worden onderzocht weder aan dezelfde personen in hnur afgestaan. De perceelen aan de Oostvest, zal men trachten gezamenlijk te verhuren als zy te zamen minstens evenveel kunnen gel den als vroeger beide perceelen. De verhuring van walgrond aan den Heer L. Sabelis, geschiedde tegen den gewonen prijs van 30 cent per M-. B. en W. meenden dat hier vermin dering van huurprijs door de billijkheid geboden werd, omdat adressant een zware beschoeiing uit eigen middelen moest aan brengen, die dan later het eigendom der gemeente zou worden. De Raad was echter van oordeel met de Commissie van financieën, dat men geen onderscheid moet maken in het verhuren van walgronden, en dat adressant den toestand van het perceel, waarom hij vroeg, moest nemen zooais het was, of anders zich de kosten van verbetering te getroosten. Huurder zou echter het recht hebben om by het te niet gaan van de huur, de schoeiing door hem gemaakt te verwijderen, en alles in den vorigen staat terng te brengen. Een kleine wijziging in de begroeting der gemeente-reiniging, een ruiling van grond met B. Zuithof, de verhuring van gronden aan de Leidsche Vaart, en die van het gymnastieklokaal, het rapport van de commissie van financiën met goed keuring van de rekening der Kamer van Koophandel, eene verhuring van grond aan het Kennemerplein, eene beschikking uit de post der onvoorziene uitgaven, de vaststelling der vijfde supplettoire begroo ting, het voorstel van curatoren om aan den Heer Hecker het onderwys in de Algemeene Geschiedenis op te dragen en het rapport der commissie voor de be zwaarschriften werden achtereenvolgens goedgekeurd. De Raad benoemde daarop de stem- bureaux, voor de verkiezing van een lid der Tweede Kamer en een lid der Pro vinciale Staten,, welke bureaux zitting zullen nemen in den Doelen, in het Stad huis, in Weten en Werken en in de school op de Ged. Kraaijenhorstergracht. Het laatste stuk der agenda werd uitgesteld en daarmede de werkzaamheden besloten. Voorwerpen, gedeponeerd aan liet Commissariaat van Politie,die dage lijks, (uitgezonderd des Zondags) van s middags 12 tot 2 ure voor de eigenaars terug te bekomen zijn. Een wandelstok. Een witwollen kin derwantje. Een zakdoek. Een kin derzak, waarin eene portemonnaie met eenig geld. Drie teekeningen. Een zyden pluche doek. Een slagersmes. Een bril in étui. Een zilveren stop eenerreukflesch. —Eene portemonnaie met eenig geld. Eenige sleutels, bevestigd aan een stuk rooden zakdoek. Een sleutel. Terug te bekomen by W. van Buchem, Spekstraat No. 5, eene portemonnaie waarin een rolletje lint; bij den Heer van Maas, Ged. Oude Gracht, een mms- j klenrig hondje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6