BRIDE VAN SCHOTLAND.
Uit het Erigelscli van Charlotte Yonge.
48)
Humlrey was intusschen vriendelijk
welkom geheeten door Sir Amias
Paulclt, die er op aandrong, dal hij
den volgenden dag Zondag ie
Chart ley zou doorbrengen, en hem
verzekerde, dat hij hem onvoorwaar
delijk welkom was, daar hij een krach-
tigen arm en een moedig hart had,
benevens een helder hoold, gewoon
om te bevelen. „Betrouwbare hulp
heb ik noodig," sprak de arme Sir
Amias, „indien ooit een menschenkind
den steun van een vleeschelijken arm
heelt noodig gehad. De Baad liec-ft
mij een zwaarder last opgelegd, dan
ooit een man te torschen had, in een
openliggende plaats als deze, die moei
lijk te verdedigen is; en zij willen
het aantal der bewakers niet verster
ken, uit vrees dat zij daardoor onrust
mochten wekken, voorwaar!"
„Wat is het dat ge vreest?" vroeg
Humfrey.
„Er is waarlijk genoeg te vreezen,
als de heethoofdige Papisten van Staf
ford en Derbyshire maar op hetsin-
jaal wachten, om de bijgebouwen in
brand te steken en deze dame te mid
den van de daardoor ontstane ver
warring weg te voeren. Mijnheer de
Sekretaris verzekert plechtig, dat zij
geen vinger verroeren zullen, voordat
hel sinjaal gegeven wordt, en dat dit
nimmer gebeuren zalmaar zulk soort
van lui kunnen zeer goed mistasten
wal dat sinjaal betreft, en de bom
zou kunnen los barsten door hun
getalm, en doordat zij eerst zekerheid
willen hebben, zooals zij zeggenen
dan, als de zaken verkeerd loopen,
dan zal ik de eenige zijn, die er de
schuld van krijg. Ja, ook al ware 't
geheel hun werkliet hij er bij zich
zelf sprekend op volgen; „'t zou
zijn moord gepleegd tengevolge van
plichtverzuim desgenen, aan wien
men haar toevertrouwd had! Zóó zou
men zich verantwoorden tegenover
buitenlandsche vorsten, en mijn hoofd
zou er voor moeten vallen, hoe wel
kom mij het ook wezen zouDaar
om, mijn goede Mr. Talbot, in de
veronderstelling dat er een opschud
ding mocht ontstaan, houd u in de
onmiddellijke nabijheid dezer dame,
want er zijn er, die van de gelegen
heid zouden willen gebruik maken
om tiaar van 't leven te berooven,
onder voorwendsel van aldus te willen
verhinderen, dat men haar wegroo-
ve."
'l Was waarlijk geen wonder, dat
een bewaker onder zulke omstandig
heden een verlegen en verslagen ge
zicht zette, en zijne vreugde open
baarde over de komst van eiken be
trouwbaren bondgenoot. Indedaad
was Paulelt, hoe norsch en bekrompen
hij ook was, een te goed en godsdien
stig man voor de laak, die men hem
had opgelegd, en bij welke gehoor
zaamheid en trouw aan de overheid,
vereischte geschiktheid, en ook gods
dienstig fanatisme, alle in strijd waren
met de eerste beginselen van oprecht
heid, barmhartigheid en eer. Hij ver
keerde bovendien voortdurend in angst,
daar hij steeds tusschen de listen en
lagen van twee partijen in stond, en
de zekerheid had, dat hij omringd
was van handlangers van den Raad,
die er geen bezwaar in zouden zien,
Maria van 't leven te berooven, om
daarna de schuld op hem te werpen,
wanneer Elizabeth zich tegenover de
andere soevereinen van Europa zou
moeten verantwoorden over deze daad.
Hij ontvouwde dit alles aan Humfrey,
wiens openhartig, vertrouwen wek
kend voorkomen hem tot ongewone
vertrouwelijkheid scheen te bewegen.
Toen het tijd werd voor het avond
maal, verscheen er nog een persoon,
dien Humfrey vroeger al eens te
Sheffield meende gezien te hebben
een schraal man met geel hair en
en gelen baard, in erge mate ge
schonden door de pokken, in het zwart I
kostuum van een prokureur ol no
taris, die hooger plaats aan tafel in
nam dan de dienaren der huishou
ding, ofschoon lager dan het zout,
dat, gelijk men weet, de scheiding
maakte tusschen de voornamere en
minder voorname dischgenooten. Pau
lelt dronk hem eens toe met een
zekere deftigheid, die aan een begun
stiger deed denken, en noemde hem
Mr. Phillipps een naam, die Hum-
frey's geheugen te hulp kwam. Phil
lipps was de ontcijferaar van geheim
schrift, die, gelijk hem bekend was,
gebruikt was geworden om de brieven
van Koningin Maria te ontcijferen,
na het Norfolk komplot. Had hij thans
weder brieven van die ongelukkige
dame onder handen, of dacht men
er weder op te sporen en in beslag te
nemen?
HOOFDSTUK XXYI.
De oude put.
„Mijn God, wilt mij nu bevrijden,
Voor den menschen zeer boos en quaet;
Behoedt mij nu en 't allen tijden
Voor der listigen raet en daet:
Die dageliks met haers gelijken
Tegen mij denken schalkheyt loos
Bnde mij strijt in allen wijeken
Van nieuws aendoen met herten boos.
Haer listige tongen hooghmoedigli
Scherpen sij als slangen seer lijn:
Ouder haer lippen overvloedigh
Hebben sij adderen-fenijn."
Zoo zong de gemeente in de kapel
te Chartley, op eene melodie vanStern-
hold en Hopkins, en onwillekeurig
kwam bij Humfrey Talbot een zekere
twijfel op, of de valschheid, waarvan
het psalmlied melding maakte, uitslui
tend gepleegd werd door de partij,
aan welke zij in zoo erge mate werd
toegeschreven. Aan de overzijde stond
Cicely, gedost in haar keurigen Zon-
dagschen hoepelrok, wit geborduurd
met violette knopjens, en een daar
bij behoorend groen met violet keurs-
jen zij stond daar, zonder zich er
van bewust te zijn, in die vorstelijke
houding, die haar altijd eigen was
geweest, maar met een uitdrukking
van angstige bezorgdheid op het ge
laat, zoodat hare donkere wenkbrau
wen bijna geheel saamgefronst waren,
terwijl zij zich over haar gezangboek
heenboog.
Zij wist, dat hare moeder haar
bed verlaten had bij de eerste och
tendschemering van den zomerdag,
en toen dadelijk een onderhoud met
hare twee sekretarissen in haar kabi
net gehad had. Daar waren zij uren
achtereen druk bezig geweest, en de
Koningin was eerst weder te bed
gegaan, toen er beweging in de huis
houding begon te komen.
„Mijn kind," zeide zij tegen Cice
ly, „ik ben op 't punl, mijn leven
onder uw hoede te stellen en onder
die van dezen jeugdigen Talbot. Indien
hetgeen hij van dien Langston zegt
waarheid is, dan ben ik weder ver
raden, en 't was ook eigentlijk dwaas,
dat ik iets anders verwachtte. Mijn
leven lang ben ik het slachtoffer van
verraad geweest. Die Langston is de
lusschenpersoon geweest bij alles wat
er tusschen Babington en mij is voor
gevallen. Mocht hij het aan Walsing-
ham overgebracht hebben, dan is 't
gedaan met onze hoop, en dan is het
venster, in welks zonnestralen ik me
gekoesterd heb, voor altijd gesloten!
Maar iets kan nog gered worden!
Iels? Wat zeg ik? De brieven, wel
ke ik in mijn bezit heb, zouden mij
het leven kosten, en niet mij alleen,
maar ook Babington en Curll, en
velen anderen. Ik had ze willen ver
branden, maar in den zomertijd kan
ik niet bij een vuur of eene kaars
komen zonder argwaan te wekken,
er. als ik ze verscheurde, dan zou
men de stukken weèr bijeen voegen,
en er dan zelfs nog meer achter zoe
ken. Zij moeten verwijderd en ge
borgen worden op eene plaats, waar
ze buiten 't bereik zijn van Pauletl's
oogen en die zijner spionnen. Nu,
die knaap houdt er een hart op na,
waaraan medelijden en edelmoedige
verontwaardiging niet vreemd zijn.
Ge zult hem nogmaals zien en spre
ken, alleen en zonder dat men iets
kwaads vermoedt, alvorens hij ver
trekt. Ge moet hem zien over te ha
len om dit pakket brieven weg te
nemen, en hem opdragen het, wan
neer hij verre van hier en buiten
het bereik mijner vijanden is, in het
felste vuur of in den diepsten poel
te werpen, welke hij vinden kan. Zeg
hem, dat uw leven en vrijheid er
door in gevaar gebracht kunnen wor
den, en hij zal het doenmaar wees
niet zoo onnoozel, Babington er bij te
pas te brengen."
„Hij zou hel even gaarne voor Ba
bington doen als voor iemand anders,"
verzekerde Cis.
De Koningin glimlachte en zeide
„negentien jaar oud, en nog zoo wei
nig de mannen te kennen
„Humfrey ken ik in allen gevalle,"
zeide Cis.
„Tracht hem dan op de uws in
ziens beste manier over te halen, om
deze gevaarlijke bewijsstukken uit den
weg te ruimen, voordat men bij ons
een onderzoek instelt. We moeten het
doen, meiskenlief, niet alleen in 't be
lang uwer arme moeder, maar ook ter
wille van menige ons getrouwe ziel
bovendien, bovenal in 't belang van
den armen Curll. Denk aan onze Bar
bara! Ik wenschte wel, dat ik haar
kon wegsturen, zoodat zij niet meer
gekweld kon worden door de onrust,
waarin we verkeeren, en door de schok
ken, die ons te wachten staan; maar
Paulett wil ons absoluut samen op
gesloten houden, als onnoozele vogels
in het net. Men zal nog moeite heb
ben iets te bewijzen, indien gij dezen
jonkman kunt bewegen, dit pakket
te vernietigen, zonder dat iemand er
iels van merkt. Zeg hem, dat ik den
zoon zijner ouders te goed ken, om
hem eenige belooning aan te bieden,
behalve de gebeden en den zegen eener
arme gevangene, of om te vreezen,
dat hij zich, al ware het ook dooi
de rijkste belooning uit Elizabeth's
schatkist zou laten bewegen, om het
mijn vijanden in handen te spelen."
„T Zal geschieden, mevrouw," sprak
Cicely.
Maar reeds had zij 't vast voorge
nomen, dat Humfrey niet bij de zaak
zou betrokken worden.
Toen, na afloop van den maaltijd,
Sir Amias Paulelt zijn dagelijksch
inspeklie-bezoek bij deKoninginkwam
brengen, richtte zij tot haar bewaker
het verzoek, dat het den jeugdigen
Talbots vergund mocht worden nog
maals met elkander wat in den tuin
te wandelen, en toen hij daarop ant
woordde, dat hij hel niet kon goed
keuren, dat men zich eenige wereld-
sche tijdkorting op den Sabbalhdag
veroorloofde, haalde de Koningin het
beroemde voorbeeld van John Knox
aan, die op een Zondag-achtermid
dag Calvijn te Genèvehad aangetroffen,
bezig met een partij te kaatsen, en zoo
wist zij hem te bewegen, hun te ver
gunnen in broederlijke liefde eene
kleine wandeling te doen, terwijl de
overige huishouding in de groote zaal
bijeen moest komen om onderricht in
de godsdienst te ontvangen van den
kapelaan.
Zoo gingen zij dan samen naar
buiten, maar, tot Humfrey's groote
bevreemding, sprak Cicely onder 't
loopen nauwlijks een woord tegen
hem, zoodat hij zich eerst verbeeldde,
dat men haar berispt had ter zake
van de houding, welke zij tegenover
hem had aangenomen. Zij voerde
hem over het breede terras langs de
kegelbaan, verder door eenige iepen
lanen naar een sleenen muur en eene
poort, die gesloten bleek te zijn. Zij
ontdekte dit blijkbaar met groote
teleurstelling, maar een blik op den
muur werpende, zeide zij: „we zijn
vroeger samen wel eens meer over
muren heen geklommen, en ook wel
over muren, die hooger waren dan
j deze; Humfrey, ik kan je niet zeggen
waarom, maar ik moet hier over
klimmen."
De muur was begroeid met forsche
klimopranken, en alhoewel de Zon-
dagsche hoepelrok niet bizonder ge
schikt was om muren over te klim
men, wist Cicely, die zeer vlug was,
geholpen door Humfrey's krachligen
arm, spoedig boven op den muur
te komen, vanwaar zij aan den an
deren kant naar beneden sprong,
waar zij terecht kwam in een soort
van wildernis, waar doornstruiken
en appelboomen tusschen groene
wallen groeiden, steenhoopen en
bouwvallige muren, de overblijfsels
van een of ander oud nevengebouw
van hel voormalige kasteel. Er was
slechts eene zenuwachtige gejaagd
heid aan haar op te merken, doch niets
van de vroolijke opgewondenheid,
welke men van haar verwacht zou
hebben, nu zij met den speelmakker
barer kinderjaren iets deed wat zij
vroeger zoo dikwijls met elkander
gedaan hadden, en alles wal zij zeide
was: „blijf hier staan Humfrey; als
ge mij lief hebt, volg me dan niet.
Ik kom dadelijk terug."
Wegsluipend verdween zij achter
een wal, die begroeid was inel een
dicht braambosch, maar Humfrey was
veel te bezorgd voor hare veiligheid,
om niet zachtkens door te loopen. Hij
zag haar nederknielen bij een dier
donkere putten, welke men dikwijls
in bouwvallen aantreft, en zich in
spannen om een klein pakjen aan een
steen vast te makenhij begreep
oogenblikkelijk alles, en liep verge
noegd terug, om te waken, dat nie
mand haar kon lastig vallen. Er was
in deze achterhoudendheid van haar
iets, dat hem zeer trof; het open
baarde zoo geheel en al, hoe goed
zij de les van eerlijkheid en getrouw
heid geleerd had, welke de vrucht
was van zijns vaders invloed, en levens,
hoe een groot zelfvertrouwen tot de
eigenaardigheden van haar karakter
behoorde. Wat zij mocht doen in 't
belang van hare moeder en Koningin,
't zou voor hem, als Engelschman,
ongeoorloofd zijn, haar daarbij te hel
pen en bij te slaan; en hoe weinig
beteekenend de daad ook op zichzelve
scheen te zijn, het feit, dat zij aldus,
zonder een woord te spreken, zelve
alles volbracht, liever dan hem er
mee door in ongelegenheid te bren
gen, vermeerderde de genegenheid,
die hij altijd voor haar gevoeld had,
met eene zekere male van hoogachting
en eerbied.
Huppelend keerde zij tot hem weèr,
als ware haar een pak van 't hart
gevallen, en toen hij haar vroeg, wat
dit voor een zonderlinge plek was,
vertelde zij hem, dat hier, naar men
beweerde, de bouwvallen waren van
het voormalige kasteel, en dat daar
ginder de plaats was, waar men soms
naar het doel schoot. Een klein hondt-
jen van Mary Seaton was, toen ze
daar de laatste maal met den boog
geschoten hadden, vermist geraakt,
en 't was te vreezen, dat het diertjen
in den ouden pul gevallen was, bij
welken Cis, Humfrey thans bracht.
Daar was een diepe put, zooals men
hooren kon, toen Humfrey er een
steen in smeet; en toen Cicely hem
met ietwat angstige stem vroeg, of hij
dacht, dat men van iets, dat daarin
geworpen was, ooit weêr iels verne
men zou, kon hij gerust zeggen, dat
hij 't niet geloofde.
Zij haalde nu ruimer adem, maar zij
moesten den ouden muur weèr over-
klauteren, wat zij deden, zonder dat
iemand hen opmerkte, en in vrij wat
vroolijker stemming dan de eerste maal.
Cicely was jong genoeg, om zich er
over te verheugen, dat zij haar zor
gen van zich werpen en ze vergeten
kon. Zij verlangde niet te spreken
over de komplotlen, welker bestaan
zij slechts vermoedde, en die voor
haar geen ontzagwekkende verbor
genheden waren, maar sombere schrik
beelden, welke zij schroomde zich
voor den geest te halen. Ook stond