BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. 50) „O moeder, moeder, dat kan ik doen. Ik bid voor u." En hand in hand, gedurig met tranen in de oogen, knielden zij neder, terwijl Maria met gebro.ken stem het Miserere opzegde. HOOFDSTUK XXVIH. Het onderzoek. Humfrey was zeer teleurgesteld ge weest, toen, inplaats van mede te rnogen deelnemen aan de jacht, Sir Amias Paulett hem verzocht zich te belasten met het drillen van een half dozijn bij uitnemendheid onhandige boeren, die opgeroepen waren om aan de lijfwacht te worden toege voegd, maar die er niets van wisten, hoe zij een geweer op schouder ne men, laden of afvuren moesten, die geen bestuur hadden over hun eigen leden, en die, mochten zij op schild wacht gesteld worden, heel onnoozel in het naastbij gelegen hoekjen zou den gaan slapen. Evenwel, hij zag bij eenig nadenken in, dat hij, hoewel hij al met Cicely in hetzelfde huis verkeerde, toch niet verwachten mocht, in de gelegenheid te zullen zjjn haar dagelijks te ontmoeten, en hij ging zich met alle macht er op toeleggen om zijn onhandigen troep te leeren vijf' minuten achtereen recht overeind te slaan, 't Waren lummelachtige kerels, en hij was niet in staat hen te verhinderen in alle richtingen uil hel gelid te loopen, wanneer zij paar den hoorden naderen. Elk hunner, zonder zich om de discipline te be kommeren, liep weg om er naar te gaan kijken, en Humlrey, na hen te vergeefsch achterna geschreeuwd te hebben, en wenschend, dal hij hen aan boord van een schip had, gaf eindelijk de poging op om hen terug ie roepen, en volgde zelf hun voor beeld en begaf zich naar de voor deur van het huis, waar hij Sir Amias Paulett aantrof, die van't paard steeg, alsmede een persoon, wiens voorko men en kleeding dadelijk aan een rechterlijk ambtenaar deden denken, terwijl zij gevolgd werden door Will Cavendish. Mary Sealon werd gehol pen bij het afstijgen, en 't was haar aan te zien, dat zij hitter bedroefd was; en ook andere leden van Maria's gewoon gevolg waren daar, maar noch zijzelve, noch Cicely, noch de beide sekrelarissen. Voordal hij tijd had om ophelde ring te vragen, kwam zijn oude mak ker naar hem toe. „Zijt gij nog hier, Humfrey! Wel, wel! Gij zijl juist bijtijds gekomen, om getuige te zijn van dagene, waarvan gij reeds iets vermoedde!, toen ge te Londen bij ons waart, ofschoon ik toen niet ronduit zeggen mocht, wat er gaande was." „Wal bedoelt ge? Waar is Cicely? Waar is de Koningin der Scholten vroeg Humfrey blijkbaar bezorgd. Sir Amias Paulett hoorde hem dus vragen, en antwoordde: „uwe zuster is veilig, Mr. Talbotzij is bij de Ko ningin der Scholten op Tixallcaslle. Wij hebben haar veroorloofd bij de Koningin te blijven, omdat zij nog zoo jong en onschuldig is, e^wij het volste vertrouwen meenden te inogen stellen in hare getrouwheid; wij ach ten haar minder in staal om deel te nemen aan komplollen dan de oudere leden van het gevolg der Koningin." Sir Amias liep verder, zijn gast met zich voerende, die, zooals Caven dish ophelderde, Mr. Wade was, door Harer Majesleits Raad beëedigd om op Koningin Maria's goederen beslag te leggen, en een onderzoek in te stel len, teneinde de noodige bewijzen voor hel bestaan der samenzwering te vinden. Cavendish volgde de hee- ren, en Humfrey nam de vrijheid het zelfde te doen. De deuren van de vertrekken dei- Koningin werden geopend op bevel van Sir Amias Paulett, en Sir Andrew Melville, Mistress Kennedy, Marie de Courcelles en de overigen kwamen toeschieten en vroegen met angstige bezorgdheid, wat er geworden was van hunne Koningin. Kortaf en op barren toon werd hun te kennen ge geven, dat hunne laaghartige en afgrij selijke komplollen en samenzwerin gen, tegen het leven van de Koningin van Engeland en legen den vrede Koninklijks, aan het licht waren ge komen, en dat de Koningin der Schot ten in hechtenis was. Jean Kennedy verzocht zich bij haar te mogen vervoegen, maar Paulett ant woordde: „dat kan niet gebeuien, dame; we hebben strikte bevelen ont vangen, om haar van allen afgezon derd te houden." Marie de Courcelles schreide luide en riep handenwringend„Zoo gij haar gedood hebt, haast u dan het ons mede te deelen!" Sir Andrew Melville protesteerde ernstig tegen zulk eene barbaarsche beleediging, tegen eene Koningin van Schotland en Frankrijk gepleegd, en ontving ten antwoord: „noem haar niet Ko ningin, mijnheer; zij is slechts eene Staats-misdadigster, gelijk we thans bewijzen zullen." Thans kwam Barbara Cut 11 naar voren dringen, en vroeg op hartsloch- telijken toon naar haar echtgenoot; en daarop antwoordde Wade onbe schoft en kortweg, dal hij naar Londen was opgebracht, om aldaar voor den Raad ondervraagd te worden betref fende zijne praktijken, en de arme dame, zeer goed wetende, dat „on dervragen" dikwijls hetzelfde betee- kende als de pijnbank, viel in zwijm. „We kunnen niets uitrichten inet deze schreiende vrouwen, die ons in den weg staan," sprak Wade, onge duldig; „verwijder ze allen, terwijl wij al de aanwezige goederen verze gelen." „Maar, mijnheer," sprak Jean Ken nedy, „veroorloof mij dan toch eerst aan Hare Majesteit het een en ander te zenden, opdat zij tenminste in staat zij van kleeren te verwisselen." „Dal kan niet geschieden, vrouw," antwootdde Wade; „de orders,die wij ontvangen hebben, verbieden alle in schikkelijkheid. Zelfs geen zakdoek mag deze vertrekken verlaten, voor dat het onderzoek heeft plaats gehad. We weten, wat praktijken verbor gen kunnen zijn zelfs achter het ge ringste lapjen." ,,'t Is barbaarsch'l Is wreed De Koning van Frankrijk zal er mede in kennis gesteld worden," gilde Marie de Courcelles. „De Koning van Frankrijk heeft genoeg te doen met op zichzelven te passen, goede dame," antwoordde Wade met e n grijnslach. „Mijnheer," hernam Jean Kennedy, met meer waardigheid zich lot Sir Amias Paulett wendend, „ik kan onmo gelijk gelooven, dat het op bevel van de Koningin van Engeland zou wezen, die zelve eene vrouw is, dat aan mijne gebiedster, hare nicht, alle bediening, en zelfs verwisseling van kleeren ontzegd wordt. Zulke onwaarschijn lijke bevelen kunnen nooit van Ko ningin Elizabeth zelve af komstig zijn." „Zij is niet zonder bediening," ant woordde de ridder; „het kleine juf- fertjen Talbot is bij haar, en voor het overige hebben Sir Waller en Lady Ashton in last gekregen, om in alles te voorzien wat zij noodig mocht hebben, zoolang haar verblijf ten hun nent duurt. Zij wordt met alle eer behandelt, en is gelogeerd in de mooiste vertrekken," liet hij er troos tend op volgen. „We moeten niet langer talmen," riep Wade uit. ,,Laal al deze men- schen in verzekerde bewaring nemen, Sir Amias. We kunnen niets uitrich ten, zoolang zij hier zijn." Er was niets tegen te doen. Sir Andrew Melville begon tegen deze handelwijze te protesteeren, maar dat deed natuurlijk hoegenaamd geen uit werking op de Kommissarissen, en Humfrey kreeg in last, hen naar de bovengaanderij te geleiden, waar zij verdere orders moesten afwachten, 't Was een lange gang, onder het hooge spitse dak, met kleine vertrek ken aan weerszijde, waarvan gebruik gemaakt kon worden, wanneer er groole toevloed van gasten was. Een steile trap was de eenige toegang, die gemakkelijk bewaakt kon worden, en daarom gelastte Sir Amias Humfrey, een paar manschappen aan den voel dier trap op schildwacht te stellen, en die van tijd tot tijd te bezoeken en af te lossen. 't Was een treurige optocht, die daar die smalle trappen opsteeg, van die getrouwe volgelingen, die voor de eerste maal van hunne Koningin gescheiden werden. De onderhoori- gen van lager rang werden slechts in 't oog gehouden in hun keuken, terwijl het hun verboden werd verder te gaan dan de binnenplaats; doch zij mochten voor de anderen koken en hen bedienen, en hun datgene brengen wat zij noodig hadden. Humfrey zag het met leedwezen, daar hij toch zijn leven lang in ken nis met hen geweest was, en hij voelde zich zeer teleurgesteld, nu hij, in plaats van een wakend oog over Ci cely te laten gaan, van haar geschei den, en legen zijn verlangen een soort van gevangen-bewaarder geworden was. En toen hij terugkeerde naai de vertrekken der Koningin, zag hij daar Cavendish, met een waskaars in de hand, terwijl Paulett en Wade ijverig bezig waren met aan elke berg plaats koorden te bevestigen, elk einde vastgehecht met groote roode zegels, waarop de Koninklijke wapens ston den, en met ruwe hand de gordijnen wegschoven, welke voor het ivoren crucifix hingen. Sir Amias had, zooals hij zeide, „het afgodsbeeld wel omver willen rukken," doch Wade hield hem in bedwang, doorhem te herinneren, dat het verboden was iels te bescha digen. Niet voordat alles verzegeld was, en een wacht voor de deuren geplaatst was, gingen de-Kommissarissen er toe over, zich aan den maaltijd te zetten, en toen ook spraken zij zoo kort af en pasten zoo op, zich iets te laten ontvallen, dat Humfrey maar weinig gewaar kon worden. Toch hoorde hij den naam van Babington noemen, in verband met het woord „gevangenneming", en een vragende blik op Cavendish ge worpen, werd met een hoofdknikken beantwoord, wat hem deed begrijpen, dal zijne vermoedens juist waren; doch iiij kwam weinig of niets te weten, totdal de twee heeren met Phillipps zich in de diepe vensterbank neerzetten, met wijn, appels en peren vóór zich, om een geheim gesprek met elkander te voeren. Humfrey ver wijderde zich om te zorgen, dat de schildwachts aan den voet van de trap werden afgelost, en om toe te zien, dal een voldoend maal voor de ongelukkige gevangenen daar boven werd doorgelaten. Will Cavendish verliet met hem de kamer. Hij had met deze dames en heeren op veel vertrouwelijker voet gestaan dan Hum frey, en stemde toe, dat het wel hard voor hen was te moeten lijden om hunne getrouwheid aan haar, die zij als hunne soevereine beschouwden. „Het zal echter met hen wel goed al'loopen," zeide hij; „maar wat kun nen wij er aan doen? Juist de om standigheid dat zij zoo getrouw zijn, zou hen aandrijven, om ons zooveel mogelijk te verhinderen ons doel te bereiken, als we hen niet sekuur op sloten, en niet zorgden, dal zij zich nergens in kunnen mengen en er is geen andere plaats waar dat gedaan kan worden." „En wat is het doel, dat gij wilt bereiken vroeg Humfrey, toen, na dat hij zich van zijne taak gekweten had, de beide jonge mannen den tuin inwandelden, en zich neêrvlijden op hel grasperk, in de onmiddellijke na- hijheid van een grooten moerbei boom, welks sappige vruchten op den grond gestrooid lagen en zoo laag hingen, dal men ze gemakkelijk pluk ken kon. „Het doel, dal we beoogen is: al de kronkelwegen op te sporen van de laaghartigste en bloeddorsligste samenzwering, die er ooit in het brein eens verraders is opgekomen," ant woordde Will; „maar zij vermoedden zelfs niet, dal we al den lijd met hunne plannen bekend waren. Gij waart te Londen van 't spoor ge bracht, eerlijke Humfrey, dat zag ik duidelijk; maar ik mocht toen niet zeggen wal ik wist," liet hij er, met al hel besef van het gewicht zijns persoons en zijner betrekking, op volgen. „En heeft de arme Tony zich zei ven onder het bereik des rechters ge bracht P" „Hel is zooals ge vermoedt. Maar Tony Babington is altijd een onnoo- zele dwaas geweest, en wel in zulk eene male, dal hel niet kon uitblij ven, of hij moest vroeger of later zich in 't verderf storten. Herinnert ge je 't nog wel, hoe we ganzen en eenden plachten te vangen? Welnu, nooit was een onnoozele eend of gans zoo bereid in de nellen te zwemmen, als hij het was." „Hij had altijd, dat is waar, deze Koningin en hel oude geloof lief." „Ge moogt wel zeggen, dal hij het venijn met de moedermelk heeft in gezogen. Mrs. Babington was niet an ders dan een heimelijke Papiste, en daar hij haar zoon was, kostte hel aan deze Koningin geen moeite hem te verschalken, toen hij nog maar een jongen was, en hein met hare bood schappen te belasten, gelijk u ten volle bekend is. Eu toen Mylord de Graaf hem toevertrouwde aan de zorg van dien bitteren Puritein te Cambrid ge, toen voerde de zucht lot legen- spraak hem nog verder den verkeer den weg op. Mylord meende, dat hij genezen was van zijn Paapschgezind- lieid, en heeft nooit vermoed, dat hij alleen maar had leeren huichelen." „En toch had hij niet zóó leeren huichelen, dat niemand er iets van merkte," merkte Humfrey op. „Mijn vader heeft hem nooit vertrouwd." „En wilde hem daarom je zuster niet tol vrouw geven. Ja, dat kan wel zoo wezen, maar de veinzerij was goed genoeg voor Mylord, die nooit verder ziet dan zijn neus lang is, en voor mijne moeder, die nooit ziet dan wat zij zien wil. Welnu, hij was in 't verbond geraakt dergenen, die in deze zelfde Maria onze eenige wettige Koningin zien, en die haar gaarne op den troon zouden brengen, om, met behulp van het zwaard des Spanjaards, hier weder schavot en brandstapel voor ons op te richten." „In mijn oog heeft hel mijmeren over haar rampspoed en over dien zijner Kerk hem van zijn verstand beroofd." „Ja, van zijn verstand beroofd! Zijn waanzin was verbazingwekkend. Hij stelde al zijn vertrouwen in een Roomsehen priester een zekeren John Ballard die rondzwerft onder den naam van Kapitein Fortescue, gedost in een fluweelen broek en een met zilver gegarneerden mantel." „11a!" „Hebt ge hem misschen ergens aangetroffen Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6