dei-wijs geheel over bij Kerkgenoot
schappen en particuliere vereenigingen,
ten deele alsnog onbekenden het stelt
uit de openbare kas te dien einde min
sten s zeven millioen 'sj aars beschikbaar.
H et ontneemt aan de Begeering de
benoeming van de Commissiën van
examen, en brengt die daadwerkelijk
over bij de Kerkgenootschappen;
het herleidt alle toezicht feitelijk
tot niets;
het laat de geheele inrichting van
het onderwijs vrij, en
het betaalt bovendien allen uit de
publieke kas."
»De tegenwoordige inrichting onzer
openbare school is uit een paedagogisch
oogpunt mijn ideaal niet; en ik zou ook
om staatkundige redenen eene andere
inrichting wenschelijk achten. Of de tijd
daartoe nu reeds gekomen is, betwijfel
ik; er is van alle zijden met zooveel
overdrijving en hartstochtelijkheid ge
sproken en geschreven, dat bedaard over
leg, buiten de koortsige atmospheer dei-
verkiezingen, in een zaak van dit gewicht
allezins raadzaam schijnt. Dit alleen zou
ik betreuren, dat men thans, ter ge-
moetkoming aan gemoedsbezwaren, die
ik eerbiedig, en tot herstel van bezwaren,
die ik erken, zich begaf op den weg van
afbreking van al het bestaande; een weg,
waarvan ik wel zie het begin, maar nog
niet zie het einde, en die wel eens leiden
kon haar toestanden, die door de vurigste
voorstanders van het restitutiestelsel liet
minst zou gewenscht worden."
»De eenige vraag kan, dunkt mij, deze
zijn, of er eenige wijziging gebracht
worden kan in de openbare school en
zoo ja, welke? maar aan die openbare
school moet men vasthouden, als de
éénige, waarvoor uit de publieke kas
geld kan worden toegestaan."
In dit geschrift, het beste, dat naar
mijn weten in onzen tijd over het onder
wijs geschreven is, waarin de schrijver
gewezen heeft op zooveel als aan ons
onderwijs ontbrak, o. a. wordt mede
gedeeld, dat Zwitserland met een mil
lioen minder inwoners 8000, en ons
vaderland, alles en alles, 3766 lagere
scholen teldewaarin hij uitvoerig uiteen
zette hoe ons lager onderwijs naar zijn
oordeel moest ingericht worden (van
menigen wenk heeft de wetgever gebruik
gemaaktin dat geschrift komt hij ten
slotte ook aan de vraag welke houding
de Staat jegens den godsdienst moet
aannemenen zeggende dat de staat den
zijn eigen belang dén' godsdienst "niét
mag ignoreeren of ontkennen; (»eene
wereldlijke regeering, die zich met geen
godsdienst bemoeit, is de zekerste voor
bereiding voor een kerk die regeering
wordt. Hiervoor wenschte ik ons land
bewaard te zien.") komt hij ook tot de
vraagof er voor ons land ook op de eene
of andere wijze een oplossing van de
schoolquaestie zou te vinden zijn.
»De meestdoortastende maatregel ware
zeker deze, dat de openbare school naar
gezinten gesplitst werd, overal waar
er een zeker minimum kinderen (bijv.
60) van een zelfde kerkgenootschap
aanwezig is, en de splitsing door de
ouders wordt verlangddat dan voor
zoodanige school alleen onderwijzers van
dezelfde belijdenis werden benoemd, en
het betrokken kerkgenootschap vrijheid
had het godsdienstig onderwijs aan die
onderwijzers op te dragen. Het bestuur
van zoodanige school zou dan bestaan
1°. uit een lid van het dagelijksch be
stuur der gemeente, 2°. den schoolop
ziener, die het rijks-schooltoezicht ver
tegenwoordigt, 3°. een lid door het locaal
bestuur van het kerkgenootschap aan
te wijzen, 4°. een paar leden van dat
zelfde kerkgenootschap door den ge
meenteraad te benoemen, 5°. den hoofd
onderwijzer.
«Het godsdienstige onderwijs zou onder
uitsluitende leiding wezen.van het be
stuur van het kerkgenootschaphet
maatschappelijk onderwijs aan de alge-
meene vereischten moeten beantwoorden,
die voor openbare scholen van dezelfde
categorie vastgesteld waren op de wijze,
die ik hierboven heb aangegeven.
»De Staat zegt tot de kerkgenootschap
pen wilt gij scholen oprichten geheel
naar uw eigen begrip, doet het. Gij
kunt dan tot onderwijzer benoemen wien
gij wilt, gij kunt dan uw onderwijs
inrichten zooals ge wilt, en indien gij
begrijpt, dat daarbij het godsdienston
derwijs hoofdzaak, en al het overige
maar bijzaak wezen moet, ik belet het
u niet. Zoodanige school evenwel, die
geheel in 't uitsluitend belang van uw
kerkgenootschap is ingericht; die inge-
richt is op eene wijze, welke ik misschien
zeer afkeur, bekostig ik niet. Maar ik
ben bereid voor kinderen van uwe be
lijdenis eene school op te richten, die
school zal door mij bekostigd worden,
maar zij zal ook blijven mijne instelling.
Ik zal op die school den omvang en
den gang van het maatschappelijk on
derwijs regelen, maar ik zal, in overleg J
met u, de verhouding van dat ouder
wijs tot het godsdienstig onderwijs be
palen gij zult dit onderwijs kunnen
regelen zoo als gij goed vindt, en u
bedienen van de onderwijzers der school,
indien ge dit vex-kiest. Die onderwijzers
zullen zijn van uwe gezinte, en gij zelve
zult vertegenwoordigd zijn in hel bestuur
van de school. Verder dan dit kan,
dunkt mij, de Staat nooit gaan."
Later zegt hij»Ik heb niet de ge
ringste verwachting, datde bovenstaande
denkbeelden op 't oogenblik door velen
zullen worden gedeeld."»Ik geef mijn
denkbeelden dan ook enkel als een poging
tot oplossing, zonder er mij eenige illusie
over te maken, dat ze, in den hevigen
strijd der uiterste partijen, bijval zullen
vinden. Met het oog op de vele behoef- j
ten, de vele hartstochten en de gistende
elementen in onze hedendaagsche maat
schappij, acht ik van dubbel belang, dat
men in de volksopleiding het godsdien
stig element niet verwaarlooze. De wen-
schen van kerkelijke partijen strekken
zich echter dikwijls veel verder uit dan
de godsdienst en zouden in de zaak van
het onderwijs zeer ligt de geheele in
richting en leiding omvatten. Dit kan
noch mag m. i. door de Staat ooit worden
toegestaan men geve Gode wat Godes
is, doch zorge ook dat aan den Keizer
blijve wat des Keizers is."
't Zijxx deze opmei-kingen, waarom
Mr. Lévy ooi-deelt dat Mr. Sanders het
vertrouwen van de kiezers niet verdient,
en diens zetel in de Volksvertegenwoor
diging behoort te worden ingenomen
door Mr. Lévy.
Wenschelijk moge het zijn uit dit
geschrift meer aan te halen en met de
eigen woorden van den schrijver aan
te toonen, hoezeer hij het bijzonder
onderwijs in 't algemeen waai-deert, en
hoe weinig hij wil, dat dit door de
volksschool in haar bloei zal worden j
belemmerd, hoe hij meent, dat de
staat aan de eischen der kerkelijken
althans in zoover kan tegemoet komen
door ui-en en geld voor catechetisch
te stellen (hetgeen ook de tegenwoor
dige schoolwet bedoelt, al is het in
een wat minder ruimen zin) hoe
de staat zonder zelf een godsdien
stige belijdenis te hebben, en de
kerkgenootschappen haai- vrijheid la
tende, den godsdienst van de burgers
moet ontzien en eerbiedigenik mag
niet meer doen dan deze dingen aan
stippen. Ik ben overtuigd, dat niemand
het boekje lezen kan zonder tot de
ei'kentenis te komen dat de schi-ijver,
hoe ver hij ook van de clericale partij
af staat, het liberalisme volsti-ekt niet
wil vereenzelvigen metanti-clericalisme;
dat, hoe warm zijn liefde voor de volks
school is, hij ruim genoeg is om waar en
voor zoover het kan te gemoet te komen
aan wat naar zijn oordeel rechtmatige
eischen van de kerkelijken zijn.
In overeenstemming hiermede was
de houding van Mr. Sanders bij de
herziening der Grondwet.
sin de weglating van artikel 194
zie ik geen bezwaar, en ik ben het
geheel eens met den heer Gleichman,
dat wanneer op deze wijze een blijk
van toenadering onzerzijds kan gegeven
worden, zonder aan beginselen ontrouw
te zijn, zonder een offerfeest van be
ginselen te vieren, deze Kamer een
werk zal verrichten, dat getuigt van
een wijze politiek." (2 Juni).
Index-daad, de kiezers kunnen het
zeer goed weten en mogen er zich wel
rekenschap van geven, wien zij stem
men, wanneer zij meenen aan mr. Farn-
combe Sanders hun vertrouwen niet te
xnoeten ontzeggen. Wij zullen het dan
in zijn toekomstig staatkundig leven
zien gebeuren, dat hij, evenmin als in
zijn gesclxx-iften of zijn vroegere houding,
geen liberaal is, die alles meent te
moeten verwerpen wat door de tegen-
partij voorgesteld wordt, omdat het van
de andere zijde" komt; geen liberaal,
die het vermogen mist om zich op het
standpunt van anderen te verplaatsen
en meent, dat aan de rechterzijde alleen
bekrompenheid en onwaarheid te vinden
zou zijn; geen liberaal die onvoorwaarde
lijk den jammerlijken schoolstrijd wil be
stendigen, waardoor ons staatkundig le
ven in de laatste jaren verlamd is gewor
den geen liberaal, die de hoogste be-
teekenis en de eer van zijn partij ge
legen acht in de bestrijding van de
kerkelijke pax-tijen; maar dat Mr. F. S.
is een libex-aal, tot wiens beginselen
het behoort op staatkundig gebied aan
alle partijen recht te doen, opdat in
ons volk bij al zijn vei-deeldheid en ver-
bx-okkeling, levend blijve het gevoel
onzer nationale eenheid.
»Hoog boven het tijdelijk belang
van personen en partijen; hoog bo
ven de geschilpunten van den dag;
hoog boven alle censusx-egelingen, ja
zelfs hoog boven alle batige saldos staat
het historisch levensbeginsel van ons
onafhankelijk volksbestaan, staat de
oude, echt Nederlandsche overlevering
van verdx-aagzaamheid en geoxdende
vrijheid, dat we als een kostbaar erfgoed
van onze voorvaderen hebben ontvangen,
en voor onze nazaten onverzeerd hebben
te bewaien.''
Het libex-ale beginsel staat bij Mr. San
ders te hoog, dan dat hij in de theorieën
van het liberalisme het einde van alle
staatkundige wijsheid zou zien. Dit is
ten deele een gevolg van zijn buiten-
gemeene bekwaamheid, ten deele de
vrucht van zijn praktischen zin. Zijn
bekwaamheid wordt zoo algemeen, door
geestverwant en tegenstanders erkend,
dat ik daaromtrent alleen zeggen wil
hij is geen geleerde, wiens hoofd een
bergplaats is van tallooze wetenswaar
digheden; zijn bekwaamheid is van een
beter allooi. Geen onderwerp wordt
door hem met eenige uitvoerigheid be
sproken, of hij stelt het in een helder
licht, of hij doet het zien in samenhang
met hetgeen er mee in verband staat,
en met de gevolgen, die er uit voort
vloeien. Daarom is hij naar mijn oordeel
een praktisch staatsman bij uitnemend
heid, die van de eene zijde het goede
niet verwerpt omdat hij het betere niet
verkrijgen kan, en van de andex-e een
ingewox-telden afkeer heeft van schitte
rende leuzen, fraaie theorieën en aanlok
kelijke programma's, waarmee burgers
en boeren worden gesticht, maar die
met het oog op de werkelijke toestanden
en op de gevolgen, die er aan verbon
den zijn, weinig kans hebben ooitvex--
wezenlijkt te worden. Volkomen juist
is er gezegd, dat Mr. Sanders tot de
Haarlemsche kiezers gespx-oken had als
zijn denkbeelden in werkelijkheid om te
zetten. Theoriën te verkondigen en te
zeggen: zoo moest de wex-eld en zoo
moest ons vadex-land ingericht wezen,
dit moest geschieden en dat zal ik tot
stand bx-engen, laat de heer Sandex-s
gaarne aan andex-en over; op die;wijze
wil hij de gunst der kiezei-s niet ver
werven. Zou het ook wel waar zijn,
dat hij, die de meeste heerlijkheden
voorspiegelt, het meeste zal doen?
In 't afgetx-okkene zijn heel veel dingen
heerlijk en wenschelijk, maar het is betel
en praktischer te vragen wat in gegeven
omstandigheden en in een gegeven toe
stand werkelijk kan wox-den gedaan.
»Ik tracht de werkelijkheid en de mo
gelijkheid nimmer uit het oog te ver
liezen." (13 Dec. '87) Naar mijn oordeel
is Mr. Sandex-s als lid van de Kamer
aan deze bewering evenmin ontrouw
geweest, als hij dat naar mijn overtui
ging ooit geweest is of worden zal ten
opzichte van dit woord: «tracht naar
het volkomene, maar maakt intusschen
het best mogelijke gebruik van de rie
men, die gij hebtdat is altijd een goede
leus."
«Het groote geheim van de duurzaam
heid en levenskracht der Engelsche
staatsinstellingen ligt, geloof ik, hierin,
dat men er daar van doordrongen is,
dat binnenlandsch staatsbeleid een zaak
is van compromissenvan geven en ne
men. (School enz.)
Er is, geloof ik, ook in ons staat
kundig leven een wanverhouding. Het
is een goede zaak, dat de afgevaax-digden
bij tijd en wijle voor hun kiezers op
treden en hun denkbeelden ontwikke
len over de algemeene richting van
staatsbestuur, of over bepaalde punten,
die aan de ox-de van den dag zijn of belxoo-
ren te komen. Maar is het gewenscht, is
het goed, is het te rechtvaardigen, dat
de kiezei's, wier overgx-oote meerder-1
heid van de vele aanhangige quaesties
niet meer dan een zeer oppervlakkige j
kennis heeft en ze misschien niet eens?
uit tijdschrift-opstellen maar alleen van
hooren zeggen kent, inplaats van te 1
luisteren om voorgelicht en onderwezen
te worden, als rechters gaan zitten
j en in den waan verkeeren, dat zij ge
roepen en instaat zijn om te onderzoeken
of hun afgevaardigde wel op alle punten
rechtzinnig is in de leer. Van de 109
volksvertegenwoordigers, die weldra op
het Binnenhof zullen plaats nemen is ex-
zeker geen enkele, die ook maar de helft
van de vraagstxikken, die ter sprake
zullen komen, volledig begrijpt en door
ziet er is geen enkele in ons land, aan
wien wij de oplossing aller vraagstukken
zouden willen toevertrouwenzullen
dan de kiezei's niet wijs doen bovenal
te vertrouwen op de bekwaamheid en
den ernst van hun afgevaardigde, wan
neer zij weten, dat hij met hen over
eenstemt in algemeene beginselen?
Zullen wij alleen iemand steunen,
met wien wij het eens zijn? In een
onbewaakt oogenblik heb ik mij eens
laten ontvallen, dat ik in dat geval alleen
mij zeiven zou kunnen stemmen, maar
ik heb van die uitdrukking bex-ouw
gehad. Neen, ik zou mij zeiven xxiet
kunnen stemmen, omdat ik het met mij
zeiven op zoo menig punt oneens ben,
en maar al te vaak ontdekte, dat ik
van meening veranderde, wanneer ik
door voorlichting een anderen blik op
de zaak gekregen had.
Maar deze meening staat bij mij pal
de kiezex-s (al kan het op een gegeven
oogenblik gebeuren, dat zij ooi'deelen
moeten over een bepaald punt van staats
bestuur, over een quaestie die x ijp is om
beslist te wox-den) behoox-en in de tegen
woordige dagen allereei-st te vragen naar
de bekwaamheid, naar den ernst-, en naar
de beginselen van hem, aan wien zij hun
stem geven.
Wanneer de nieuwe kiezers van Haar
lem dat doen, dan zullen zij den afge
vaardigde, aan wien de vroegere kiezers
hun vex-trouwen hebben geschonken, hun
verti-ouwen zeker niet ontzeggen.
Ik heb oxn begrijpelijke reden zeer
geschroomd dit te schrijven; maar nu
zoovele stemmen zich tegen zijn kan
didatuur hebben verheven, heb ik
als voormalig kiezer van het district
Haarlem, wiens naam ook ditmaal in
den verkiezingsstrijd is genoemd, niet
geaarzeld mede te wei ken met de velen,
die zijn kandidatuur willen handhaven;
al ware het, dat ik ook maar eenige
stemmen kon winnen, ik zou geen ijdel
werk hebben gedaanen wanneer ik op
die wijze iets zou hebben bijgedragen
.la Ira„7ö van MR. FAIX^JCOMBE SAN-
ders, ik zou er mij van harte in ver
heugen om de nieuwe kiezers van Haar
lem, en van geheel ons volk, dat zijn
groote mannen in zijn vex-tegenwoordi-
ging niet missen kan.
I. J. de Bussy.
Mijnheer de Redacteur!
Heden middag had ik het genoegen,
een bezoek te ontvangen van den Heer
I. J. de Bussy van 's Gravenhage. Hij
deelde mij zijn plan mede, om in uw
Haarl. Adv.-blad een stukje te plaatsen
tot aanbeveling der candidatuur Farn-
combe Sanders, maar wenschte voox-af
nog eens den brief in te zien, dien hij
mij 8 Febr. j.l. schreef. Met toestemming
van den Heer de B. heb ik op 10 Febr.,
in de vergadering van «Volksbelang"
dien brief in zijn geheel voox-gelezen, en
bovendien heb ik er een paar zinnen
uit aangehaald, toen ik in eene volgende
vergadering dier zelfde vereeniging mijne
stem motiveerde tegen de candidatuur
F. S. Een gedeelte van dien bx-ief wil ik
hier mededeelende bovenbedoelde zin
nen zal ik cuisiveeren.
Ik geloof waarlik, dat hij (F. S.)
weinig vatbaar is voor onzedelijke in
schikkelijkheid; veeleer nog zou ik de
vx-ees van sommigen deelen, dat hij te
weinig meegaande zal zijn met de partij.
7 Is zeer waar, dat Mr. F. S. een
geheel ander man is, dan ik mij hem
uit zijne geschriften had voorgesteld en
in de kamer eene andere houding aan
neemt, dan ik verwachtte; 't is ook waar,
dat ik zijne verdediging van de houding
der zeven heeren in zake art. 494 anders
had gewenscht; evenzoo, dat het mij
leed doet, dat hij zich zoo vierkant af
maakt van het vraagstuk «nationalisatie
van het grondbezit," waaraan ik zeer veel
gewicht hecht, hoewel hij mogelijk
daarin toont een zeer practisch staats
man te zijn, enz"...