Nadat ik den Heer de Bussv had medegedeeld, wat ik tegen decandida- tuur F. S. gesproken heb, heeft hij inij toegestemd, dat ik zijne geschreven woorden zoo kon en mocht verklaren, als ik in de vergadering deed. Evenwel, hij had ze anders bedoelddie bedoeling zal blijken uit zijne mededeeling in dit blad. Met goedvinden van den Heer de B. zend ik U dit schrijven. Zoo min hij als ik wenschte, dat na lezing van zijn in gezonden stuk, de goede bedoeling van een onzer zou in twijfel getrokken worden. "Voor de plaatsing dezer regelen, M. de R., betuig ik U mijnen dank. Uw dv. J. G. Tuytel. Haarlem, 1 Maart 1888. Mijnheer de Redacteur. In de locale bladen wordt het verwij t van scheuring te maken onder de libe ralen door de leden van het Comité ten volle verdiend, geschoven op de Ver- eeniging Volksbelang. De heer A. C. Waller onderteekent het stuk als voorzitter en mag dus geacht worden er kennis van genomen te hebben. Daar nu bovengenoemd schrijven een geheel scheeve voorstelling van den gang der zaken geeft, voel ik mij verplicht daartegen op te komen. Een week ongeveer vóór de verkie zing van den Heer Huet, 22 Nov. 1887, heb ik den heer Waller gevraagd of hij nog van plan was eene nieuwe kies- vereeniging op te richten, daar ik een organisatie der partijen allernoodzake lijkst achtte. Hij heeft mij toen geantwoord dat bij hem daartoe het voornemen niet bestond, dat hij wenschte af te wachten welken loop de zaken zouden nemen. Toen heb ik hem gezegddoet gij het niet dan doe ik het. Met behulp van de heeren Gosleren Luijten wei den daarop in den loop van December ettelijke personen bijeenge bracht, die tot het vormen eener ver- eeniging van de vooruitstrevenden onder de liberalen besloten en waarvan dan ook al spoedig in de couranten werd gemeld, »dat men plan had tot het op richten eener radicale vereeniging." Den 24 December eindelijk vernam men uit de Haarlemsche Courant, ten eerste dat er eenige ingezetenen een poging wenschten te doen om samen werking te verkrijgen ten einde de herkiezing te bevorderen van Mr. A. J. W. Farncombe Sanders en tegelijk dat er een samenkomst was gehouden onder presidium van den heer L. E. Gerdessen ten einde te handelen over de oprich ting eener kiesvereeniging in radicale richting op initiatief der Heeren W. Meijer, W. Gosler en Luijten. Wat is er sinds dien tijd gebeurd. Het zoogenaamde Comité heeft niets van zich laten hooren, tot in de laatste Ragen van Februari toe. De vereeniging Volksbelang is sedert gevormd en heeft verschillende bijeen komsten en vergaderingen gehouden die ter openbare kennis zijn gebracht. Men heeft (helaas) den Heer Krelage tot candidaat van de Prov. Staten ge steld, iemand die thans mede zich be ijvert, de candidatuur van de vereeniging Volksbelang tegen te werken, niettegen staande hij in de vergadering waarvan hij de leider was, verklaarde ingeno men te zijn met de jonge vereeniging, eene verklaring, die hij thans zeker gaarne weder terug zou nemen. Het zou dan ook niet anders dan consequent zijn van den heer Krelage, als hij nu, evenals de heer Sanders voor de candidatuur van onze vereeni ging bedankte, en het is zeker dat vele leden dier vereeniging dat met het grootste genoegen zouden zien. In Volksbelang heerscht altijd nog het denkbeeld dat men lid zijnde eener Vereeniging, die zich met verkiezingen bemoeit, zich zedelijk verbindt, decan- didaten der vereeniging althans niet openlijk tijdens de verkiezing tegen te 1 werken, een beginsel door Prof. Buis onlangs met zooveel nadruk aangeprezen en verdedigd. Zoo zijn er dan ook nog vele leden, 1 die er tegen opzien iemand anders dan den heer Krelage te kiezen nadat hij openlijk candidaat gesteld is, hoezeer zij zijne houding tegenover Volksbelang ook afkeuren en verooraeelen. De heer Krelage zou dan zeker goed I doen het illustre voorbeeld van den heer Farncombe Sanders te volgen. Behalve de verkiezing van den heer j Krelage tot candidaat heeft Volksbelang besloten ook voor de Tweede Kamer een cadidaat te stellen. Vele leden van het Comité zijn ge- durende den laatsten tijd, tijdens de debatten daarover, lid van Volksbelang geweest. Toen daar eens in ironischen zin van de Kiesvereeniging Farncombe Sanders werd gesproken, deelde men ons mede, dat dit niets anders was dan eenige heeren die die candidatuur voorstonden, en zooals reeds gezegd is hoorde men niets van het Comité tot dat de vereeniging Volksbelang, de gewezen Afgevaardigde der liberalen niet zoo maar had losgelaten, zooals het Comité het wil doen voorkomen, maar totdat men den heer Farncombe Sanders had gehoord, totdat uitvoerige en zakelijke debatten over zijn optre den in de Kamer waren gehouden, tot dat hij eindelijk over den heer Levy bij stemming in de minderheid gebleven was. Toen hebben ettelijke leden van Volksbelang alle beginselen van politieke eerlijkheid op zijde gezet, hebben zich gevoegd bij het plotseling wakker ge worden Comité en werken nu met alle kracht voor den heer Farncombe Sanders en tegen den candidaat van Volksbelang. Dit is eén onzedelijke politiek en het doet ons leed, onder deze agitatoren, mannen en namen aan te treffen, die als geroepen waren, vooral in den tegen- woordigen tijd, de goede manieren ook onder de kiezers te helpen handhaven. Dat de liberale partij, hare strijdpun ten heeft in eigen boezem, dat daar vaak over hoofdvragen vex-schil bestaat, dat is, zegt Prof. Buis, terecht een bewijs van leven, een zaak waarover men zich moet verblijden, maar dat men zonder aangegeven verschil van beginselen, en dan nog wel na een geheele campagne te hebben medegemaakt met zijne poli tieke medestanders, uit spijt over de nederlaag van eigen candidaat, de ver deeldheid overbrengt bij de stembus, dat is onverantwoordelijk. Als het Comité zijn plan aan het Bestuur van Volksbelang heeft kenbaar gemaakt, dan betreur ik het, dat daar over later niet in een vergadering is gesprokenhet zou de eerste plicht zijn geweest van dat Bestuur, de handelwijze dier heeren openlijk te wraken, of al thans de leden daartoe in de gelegenheid te stellen. Het sophisme, dat het handhaven der candidatuur in het belang zou zijn dei- liberale partij, strekt slechts ter opluis tering van de rest. Het is gelukkig dat de kiesvereeniging Farncombe Sanders niet langer behoeft te blijven bestaan dan tot 6 Maart a.s., want waar menschen willen samenwei- ken, die kortelings geleden de duide lijkste blijken hebben gegeven zich niet aan den wil der meerderheid te onder- werpen, daar is elke duurzame organi satie onmogelijk, dewijl deze immers op vertrouwen is gebaseerd. Mochten de Katholieken, aan bovenge noemde club de eer aandoen zich bij haar aan te sluiten, en de Heer Sanders, door deze combinatie in de Kamer ge raken, dan is hij een van die weinige leden, die niet door een partij zijn ge kozen, die enkel om hun persoonlijke hoedanigheden als vertegenwoordiger zijn afgevaardigd. Hij zal dan een zeer gemakkelijke houding in de Kamer kunnen aannemen en eigenlijk over de partijen staan. Of zulk eene positie in het Parlement evenwel gewenscht is valt te betwijfelen. Mijnheer de Redacteur! Dit opstel is tot mijn spijt, wat breedvoeriger ge worden dan ik wel wenschte, ik verzoek u echter ter wille van het beginsel door mij voorgestaan, er een plaats voor te willen inruimen in uw blad, waardoor ge ten hoogste zult verplichten Uw Dw. Dienaar, W. Meijer. Mijnheer de Redacteur. In uw laatst verschenen nommer komt onder het opschrift „Bedenkelijk" een artikel voor van een ongenoemden schrijver, die daarin mijn naam noemt in verband met dien van den heer H. J. Waller, met de ontbinding der Vrij zinnige kiesveroeniging en met het op treden van leden der voreeniging „Volks belang" voor de candidatuur van den heer Farncombe Sanders. Ik wensch daarop voor het oogenblik alleen dit te antwoorden, dat ik het met den ongenoemden schrijver en den heer H. J. Waller eens ben, dat het bedan ken voor het lidmaatschap van zulk eene vereeniging, zoodra deze besluiten neemt tegen den zin eener aanzienlijke 1 minderheid, afkeuring verdient. Was dat verleden najaar niet gebeurd, veel verwarring en verdeeldheid ware voor komen. Eene andere vraag is het, in welke gevallen leden van zulk eene vereeni ging gebruik mogen maken van de vrij- j heid, die haar reglement hun laat om hare besluiten openlijk tegen te werken. Mijns inziens alleen in zeer buitenge wone gevallen. In hoever de omstan digheden der laatste weken werkelijk zóó buitengewoon waren hetgeen zij in mijne oogen ongetwijfeld waren dat het gerechtvaardigd was te doen wat de ongenoemde schrijver bedenke lijk noemt, daarover en over andere punten in zijn artikel zal ik gaarne met hem in debat treden, zoodra hij met zijn naam voor den dag komt. Want tegen een onbekende treed ik niet in het strijdperk met mijn naam. Dat zou een ongelijke strijd zijn. Wil hij dus zijn naam in uw blad noemen en gij uwe kolommen daarvoor openstellen, dan ben ik bereid tevens een paar on juistheden te rectificeeren, die hij over de ontbinding der „Vrijzinnige" in het midden heeft gebracht. Hoogachtend Haarlem, UEd. dv. 1 Maart 1888. A. C. WALLER. Mijnheer de Redacteur! We hebben weer een brief voor U in de pen, natuurlijk handelende over de vergaderingen van »Volksbelang.« Twee belangrijke vergaderingen hebben we weer gehad, eene openbare en eene gewone. Wat waren die zalen vol menschen 1 In de eerste trad op Mijnheer Farncombe Sanders en de vergadering werd geleid door een ander dan den Voorzitter. Het was de Heer Krelage, die er de orde bewaarde en maar wat goed ook. Hij mag het weer doen. Die Heer hield eene lofrede op onze jonge Vereeniging, die ze ten volle ver diende. Hij had met genoegen hare op richting begroethij bracht hulde aan de mannen, die den stoot tot de oprichting hadden gegeven en hij hoopte, dat de vereeniging in bloei mocht toenemen. Dat deed ons goed, M. de R., dat was nu juist, wat wij u ook vroeger geschreven hebben. Na die toespraak, die iedereen heel mooi vond, kreeg mijnheer F. S. het woord. Wat viel me dat mee Ik zat nog al wat achteraan, maar kon toch zeker zoo goed hooren als mijn kameraad, die vroeger was gegaan en betere plaats had. De man spreekt best en mooi; ik geloof dat hij verbazend knap en geleerd is. Ik werd er jaloersch op en Pol ook, maar die was het nu nog meer, zegt hij, op die reizen, die onze afgevaardigde zoo ieder jaar maken kan. Dan naar Zwitser land, dan naar Duitschland en ook En geland, 't is me een lust. Men wordt zoo doende een wereldburger en let dan nog eens op wat meer, dan op ons lieve landje alleen. Nn, zijne redevoering begon hij dan ook over het buitenland. Daar zul len we u maar niet veel van vertellen. Het was wel mooi, maar we verlangden naar |i het tweede punt; dat zou de defensie wezen. Dat begon ook weer prachtig. De spreker zeide, dat wij allen, ieder per soonlijk, het land moesten helpen verde digen, in geval van nood. En dat wist hij netjes uit leggen met te zeggen, dat daardoor de verschillende standen in de maatschappij meer tot elkander zouden komen. Nu, dat is te wenschen. Maar, M. de R., het eind van dat punt was weer niet zoo mooi. De Heer Farncombe Sanders zeide, dat hij voor persoonlijken dienstplicht was; maar dat hij toch niet tegen eene wet zou stemmen, waarin toe gestaan werd van nommer te verwisselen. Wat is dat voor half werkVerder heb ben we nog gehoord over arbeidswetge ving en onderwijs. Veel zekers en secnurs werd daar evenwel niet van gezegd De spreker meende, dat daar vooreerst niet veel aan te doen was. Hij zeide, dat we eerst nog veel meer onderzoek moes ten doen naar het lot en de behoeften en I de belangen der werklieden en dan afwach- ten om te zien, wat andere landen met arbeiderswetgeving doen. Hij wou dat in ternationaal hebben en toch had hij er ook bezwaar tegen, want ons klein landje zou zoo weinig by die wetgeving te komman deeren hebben. En het onderzoek naar het lot der werklieden, wou hij ook heel an ders hebben dan door de enquête. Dat moest gaan als in Engeland. Daar, zeide hij, was het veel beter en hier konden we het zoo krijgen, als er maar eerst eene wet gemaakt werd, om dat alles zoo in te richten, 't Is maar jammer, dat men er hier niet zoo vlug mee is om van die wetten te maken en daarom is het ook jammer, dat de Heer Farncombe Sanders tegen het instellen der euqnête heeft ge stemd, en er nog niet voor is, dat onder zoek weer door zoo'n euqnête-commissie als van verleden jaar, verder te laten doen. 't Is jammer, dat is 't. En over onderwijs hoorden we ook veel goeds, maar ook weer veel halfs. We vernamen, dat volgens sommigen 70000 en meer, volgens anderen maar 30000 kinderen van 6—12 jaar geen onderwys kregen. Nu zou men den ken, dan zou die man er sterk voor zijn om de nalatige ouders te dwingen, hun kinderen onderwys te laten geven en liefst zoodra mogelijk. Neen, M. de R., we hoorden, dat wij daar eerst maar eens een paar jaar mee moesten wachten, dan zouden er misschien wat meer scholen zijn. In de pauze zeide Pol, en ik moest hem gelijk geven, ze moesten maar be ginnen met leerplicht, dan zou je eens zien, dan kwamen de scholen er eerder, dan men het nu verwachten kan. Nadat nu nog over kiesrecht gesproken was, eindigde de Spreker. Dat kiesrecht, M. de R., zooals het nu geregeld is, is groo- tendeels het werk van mijnheer F. S. Wij hebben daar dus niet veel van te vertellen. Ge kunt tegenwoordig genoeg zien uit gemeenteraadsbesluiten en pro cessen, hoe mooi of dat geregeld is. Hoe jammer dat het al zoo laat was geworden; de Heer F. S. kon niet spreken over andere punten, die we ook gaarne hadden gehoord, vooral over belasting. Maar dat kon nu niet. Ik kan toch niet begrypen, hoe iemand het spreken zoo lang vol houdt en dan zoo mooi en zoo luidEene pauze was dan ook wel noodig. Daarna debat. Als dat nu bestaat uit vragen en antwoorden daarop, dan had het weinig te beteekenen. De eerBte, die het woord kreeg, was een Sociaal-demooraat uit Amsterdam. Die man vroeg niet, maar wist de liberale partij heel wat te ver wijten, dat was geen nieuws. Een ander vroeg hoe de Heer Farncombe Sanders dacht over uitbreiding van kiesrecht, zoo dat de werklieden dit ook hebben, weer een derde, of hij van mynheer San ders mocht aannemen, dat hij tegen het ondersteunen met rijksgeld van scholen met den bijbel en andere kerkelijke scho len was en dan, ja, dan spraken er nog heeren over kiesrecht en over enquête. De antwoorden beteekenden niets. De Sociaal-democraat was weg, dus die kon geen antwoord krijgen en de andere heeren moesten over het algemeen hooren, dat ze niet heel goed hadden geluisterd of hadden gelezen in sommige van mynheer Sanders' boekjes. Het is waar, het was laat, maar ik vind, dat beleefdheid iets anders eischt, en Pol vindt dat ook. Zoo konden we naar huis gaan, maar we waren toen niet zeer in ons schik. En dat waren nu meer van onze kennissen niet en den volgenden dag hoorden we van andere menschen, die ook niet tevreden waren en nog van andere, die even als Pol al van verleden jaar niet met onzen afgevaardige op had den. Hoe dat gaan moest, konden we niet begrypen, want we konden toch den Heer Prins niet stemmen, die zelf gezegd had, dat hij het nu zoo'n groot pleizier niet vond om afgevaardigde te zyn. Maar op de tweede vergadering kwam het uit. De werklieden hadden een candidaat ge vonden, die hun beter beviel en die man scheen aan de voorstanders van openbaar onderwys ook goed te bevallen. Maar eerst, mijnheer de Redacteur, werd de Heer Krelage onze candidaat voor de Provinciale Staten. Dat was gauw afge stemd. Alles liep nog al ving van stapel en dat dankten we aan de flinke leiding van onzen president. Die heeft dat in korten tijd goed geleerd. Nu werden twee nieuwe eandidaten aanbevolen, de Heeren Levy en de oud-minister Kappeijne. Algauw merkten we, dat van die twee, de heer Levy wel de meeste kans zou hebben. Hij had juist den vorigen dag eene lezing te Alkmaar gehouden en daarvan werd veel voorgelezen. Wat was

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 7