BRIDE VAN SCHOTLAND. dat mooi en doortastend, M. de R. De werklieden kregen hier veel meer. De enquête wenscht hij spoedig voort te zettenleerplicht is noodigtoezicht op kinder- en vrouwenarbeid is noodig. Zie, dat wil de heer Levy al spoedig hebben, terwijl de heer Sanders nog wii wachten met dat alles. Laten we toch in Godsnaam maar eens met een en ander beginnen, dat sluit nader onderzoek niet uit. Maar, niet langer alles uitstellen. De heer Levy hoorden we, is een volbloed vrijhandels- man, hetgeen van geloofswaardige zijde ook van den Heer Farncombe Sanders verzekerd werd. Maar Levy is onvoor waardelijk voor eene inkomstenbelasting en dat schijnt van den Heer F. S. lang niet zeker te zijn. Levy en Sanders zijn voor persoonlijken dienstplicht, maar van Levy kan men verwachten, dat hij zelfs nommerverwisBeling, zoo die in eene wet werd toegestaan, bij amendement zal trachten er nit te lichten en F. S. zal de wet met nommervermisseling aanvaarden. Zie, M. de R., alles pleitte voor Levy, daar die alles stellig beloofde, wat de Heer Sanders half toestond. En nu heb ik een klein boekje, waarin een versje staat, waaraan ik dacht, toen ik de lezing hoorde van mijnheer Sanders; Zoo'n middelman Wat heb je er an Zoo'n sukkelaar Zoo'n modderaar. Een werkelijk indrukwekkend oogenblik was het, M. de R., toen een eenvoudig man nit het volk zijne stem tegen Mr. F. S, verklaarde, omdat deze verleden jaar tegen art. 194 gestemd had, dat hij noemde den hoeksteen van onze nationaliteit, ver draagzaamheid en vrijheid. Dat was het ware. Door die houding heeft de heer Sanders zich vijanden gemaakt en daar mede dient men te rekenen. Mr. Sanders is dan ook in »Volksbelang« gevallen. Niets werd in zijn voordeel aangevoerd, wat men niet ook van Levy kon zeggen. Dat hij bijzonder geleerd en knap is, mag ook van Levy gezegd worden, maar die geleerdheid is de hoofdzaak niet. Levy laat ieder duidelijk zien, wat hij noodig en nuttig vindt, bij Sanders moet men er naar raden. Nn Levy de candi- daat is van de eenige liberale kiesver- eeniging, mag men verwachten, dat alle liberalen op hem zullen stemmen, maar wat zie ik thans in de conrant, M. de R. De Heer F. S. wordt toch aanbevolen en waarom Schijnt het een personenkweBtie? Als men van verdeeldheid zaaien spreekt, dan zijn het toch deze Heeren, die de beslissing der Vereeniging niet willen eerbiedigen. Onder hen is ook een lid van «Volksbelang,die voor samenwer king pleitte, en nu verdeeldheid voorstaat. Maar wij twijfelen niet, of de kiezers znllen den candidaat stemmen, die de vereeniging na beraadslaging heeft geko zen, en stemt men dan allen op Mr. J. A. Levy, dan zal het best gezorgd worden voor het Volksbelang. Uw dv. dn. Castor en Pollux. Mijnheer de Redacteur. Naar aanleiding van het stuk inge zonden door de heeren A. C. Waller c. s. van den 29 Februari j.l., wenscht het bestuur der Vereeniging «Volksbelang" het volgende op te merken: Wat betreft het onder 4e behandelde, meenen wij, dat het eerst daarin ver melde wel voldoende wederlegd wordt, door het gesprokene in de vergadering van 2 Feb. 1888 door Mr. A. C. Waller «Als tijdelijk bestuur van eene tijde lijke niet bestaande kiesvereeniging, wilden wij den heer F. S. uitnoodigen in eene openbare vergadering te komen spreken, dus hetzelfde wat «Volksbe lang" nu doet." In diezelfde vergadering zeide de Heer Dr. II. Brongersma«Wat de aanbeve ling van den Heer Farncombe Sanders door de 9 Heeren betreft, dit geschiedde alléén omdat deze niet wisten, of er eene liberale kiesvereeniging zou komen en daar zij meenden, dat een man als F. S. eene plaats in de Staten-Generaal toekomt, hebben zij eenvoudig die mee ning geuit en medewerking verzocht" Aan wie moet nu den naam van scheur makers gegeven worden Volgens hunne woorden loste toch deze niet bestaande kiesvereeniging zich op in onze veree niging. Wat punt 2 betreft moeten wij alleen opmerken, dat ons niets bekend is van eene dergelijke gegeven vrijheid van handelen. Omtrent punt 3 brengen wij in het midden, dat er geen candidaat was ge steld voor de Tweede Kamer, vóórdat onze Vereeniging den Heer Levy stelde, tenzij men de kennisgeving dat negen Heeren den Heer F. S. zouden kiezen als lid der Tweede Kamer wil beschouwen als candidaatstelling. Punt -4. Het bestuur herinnert zich zeer goed dat aan een paar van zijne leden deze mededeeling is gedaan door den heer Mr. A. C. Waller, maar dit was eene mededeeling gedaan na het sluiten der vergadering en dus een pro test van het bestuur als zoodanig kwam niet meer te pas en werd het gezegde door de aanhoorende bestuursleden voor kennisgeving aangenomen, meenende zij overtuigd te zijn, dat de HeerSanders niet op de wijze zooals thans geschiedt zou worden aanbevolen. Punt 5. Het bestuur hoopt, dat de voorspelling omtrent het opkomen dei- liberalen bij de stembus zal vervuld worden en ziet met goed vertrouwen den uitslag der stemming te gemoet. Wat de bewering betreft, dat er zoovele kiezers vóór Mr. F. S. en tegen Mr. L. zijn, de beslissing hierover zal ons de stembus leveren. Wij zeggen U dank voor de opname dezer regelen. Het bestuur der vereeniging Volksbelang D. de Clercq, Voorzitter. Mr. A. J. van Thiel, Secretaris. A. Rutgers, Secretaris. C. Witteveen Cz., Penningm Volksbelang. Woensdagavond trad in Volksbelang als Sprekei1 op de Heer Mr. J. A. Levy, kandidaat voor de Tweede Kamer der S. G. Bij deze vergadering was voor niet-leden de toegang tegen betaling van een gering entree opengesteld. De vergadering werd geopend door den heer C. Prins met een woord van waardeering tot de vergaderden en den heer Levy, waarna deze on- middelijk aan het woord kwam. Spreker gevoelde zich vereerd met de uitnoo- digiag tot blootlegging zijner beginselen. De ver houding van den kiezer tot den kandidaat behoort naar het voorbeeld van Engeland, beter te zijn. Rekenschap vragen door den kiezer is gewettigd; rekenschap geven voor den kandidaat aangewezen. Onomwonden blootlegging van beginselen acht spreker noodzakelijk. Het tegendeel maakt eene verkiezing onkenbaar en mat van toon. Het belang eener deugdelijke partijverhouding doet Spreker vervolgens uitkomeniedere partij is toch de uiting eener gemeenschappelijke levens opvatting en het niet bekennen van kleur heeft belemmering ten gevolge. Vervolgens acht spre ker een beslist optreden der partijen noodig voor kabi nets form ati e. Een imperatief mandaat aan den vertegenwoor diger te geven, acht spreker niet goed. Eens ge kozen, behoort de vertegenwoordiger los te zijn van zijn kiezers, en slechts toegankelijk te zijn voor gemeen overleg, m. a. w. zijne zelfstandigheid behoort te worden geëerbiedigd. Zijne Staatsrechterlijke opvatting verklaarde Spreker lijnrecht te staan tegenover de kerkelijke partijen en de soc. democratie, doch wee over hem, die de hand slaat aan de godsdienstige be grippen des volks. De Kerk moet verdeeldheid zaaien, doch de Staat heeft behoefte aan eendracht De Sociaal-Democraat predikt revolutie, loopt storm op iedere instelling, acht het Volksleven een onbeschreven blad papier en leidt tot anarchie. Ook door de verloochening van het begrip: Va derland, pleegt zij geweld aan de voorkeur die ieder ander geeft aan de plek gronds waar bij geboren en opgevoed is; daarom heeft deliberate partij met deze partij niets gemeen. Toch be hoort het oog geopend te blijven voor de bestaande toestanden, die niet rooskleurig zijn en de slaats- tusschenkomst dus vereischen Een algeraeene rechtsorde scheppen, noemt Spre ker mede de taak der liberale partij. De Staatsschool behoort regel te blijven. Spre ker noemt de welbekende grieven tegen de open bare school, doch de sekteschool be vordert den haat jegens anders denkendeu. Daarom behoort het instandhouden der openbare school het stre ven te zijn. Het subsidie- en restitutiestelsel ver deelt de natie naar secten en de openbare gezindte- school bevordert van staatswege de tweedracht. Bereikt het openbaar Onderwijs zijn doel niet om op te voeden tot alle maatschappelijke en christe lijke deugden, dan wijt Spreker dit aan den on derwijzer; niet aan de wet. In het algemeen acht Spreker de school iu de hand der kerkelijke partijen een voortdurende bron van agitatie. Verder behoort de liberale partij de zorg voor den arbeid aan den Staat tot roeping te stellen. De gehouden euquête heeft aanvankelijk al zoo veel doen in het licht treden, dat het werkdadig optreden van den Staat noodzakelijk is, daarom behoort in de eerste plaats de euquête voortgezet te worden, de verzekering in geval van ziekte of ouderdom behoort staatszorg te worden cn ar beidsraden moet ingesteld worden, bestaande uit patroons en werklieden om de regeering te dienen van adviesdezen raden behoort evenwel een gróote vrijheid van beweging te worden gewaar borgd; zij behooren te zijn van economischen, niet van politieken aard. De zorg voor den arbeid sluit aan bij de leerplicht. Waar 70 a 80 duizend kinderen in ons Vaderland volstrekt geen onder wijs ontvangen en bovendien het schoolverzuim nog zooveel kwaads brouwt, acht Spreker wette lijke leerplicht eene behoefte en wanneer een wet in dien geest in Engeland om niet eens van Duitscbland te sprekengunstig werkt, waarom, vraagt Spreker, is dit dan bij ons onmogelijk? Het punt dienstplicht besprekende verklaarde de heer Levy zich beslist voor algemeen e dienst plicht zonder mogelijkheid tot afkooping? Het belastingstelsel behoort te worden inge richt naar ieders draagkracht. Spreker zou de belasting op het personeel aan de gemeenten wil len zien toegewezen, de grondbelasting behouden maar gezuiverd, geen mutatierechten, nfschafllng van overgangsbelasting, terwijl de patentbelasting door niemand beklaagd mag ten grave dalen. De accijnsen op de eerste levensbehoeften, op zout, zeep, bier en suiker afschaffen; zij drukken de armen. Voor al deze in de plauts wenscht Spre ker een progressieve inkomstenbelasting. Het V rij handelsstelsel was van oudsher bij ons in eer. Het behoort behouden te blijven. Spreker ziet zijne opinie in deze gestaafd door mannen van gezag. Verder uit Spreker zich beslist voor de uitbrei ding van het Kiesrecht. De bekwaamheid tot kiezen moet worden verondersteld zoolang de rech ter niet van iemand het tegendeel bewijst. Al gemeen stemrecht komt Spreker niet wenschelijk voor en het is de roeping der liberalen de grootst mogelijke uitbreiding van het kiesrecht te bevorderen. Verder wenscht de heer Levy vrijheid van iedere overtuiging en gelijkheid voor de wet voor allen. Aan het 'einde van zijne rede spoorde Spreker de kiezers aan tot concentratie der krachten, bij de stembus. Kiest wien gij volgens Uwe over tuiging behoort te kiezen, zeide Spreker, doch bedenkt, dat de eenheid des vaderlands de inzet is tegen reactie en bandeloosheid. In de pauze deden zich drie personen inschrij ven tot deelneming aan het debat. De eerste, de heer C. Verstraate, sociaal-demo craat, bracht de bekende grieven zijner partij ter sprake, op de gewone wijze geformuleerd. De heer Levy kon met dezcu Spreker niet in dis cussie treden, aangezien alle punten van aanra king tusschen hem en den heer Verstraate ont braken. Vervolgens wenschte de heer W. Meijer te weten, waarom de heer Levy bij de belastin gen door hem veroordeeld, niet tevens de grond belasting was genoemd, aangezien de beer Meijer deze belasting als de hoofdoorzaak der tegen woordige malaise beschouwt. De heer Levy, dezen Spreker beantwoordende, noemde iedere belasting goed, die draagkracht naar vermogen tot grond slag heeft. De belastingen door hem genoemd waardig afgeschaft te worden, drukken het meest degenen die de geringste draagkracht hebben. Uitgangspunt moet worden een progressieve in komstenbelasting; het roerend kapitaal, bet ka pitaal in portefeuille moet opgezocht en getroffen worden, maar dat roerend kapitaal verschuilt zich voor een groot deel. De heer W. Gosler wenscht te weten hoe vol gens den heer Levy de verhouding behoort te zijn van het Moederland en Indie en wenscht teveus eene nadere verklaring omtrent de meening van den heer I.evy in zake algemeen stemrecht. De heer Levy was met den heer Erausen v. d. Putte van meening, dat Indië nog niet rijp is voor zelfregeering. De liberale partij behoort voor Iudië te verkrijgen: individüeel grondbezit, be vordering en uitbreiding van het onderwijs en afschaffing van allen dwangarbeid. Wat het tweede punt betreft, is Spreker den regel toegedaan, dat ieder burger goed is voor het uitoefenen van stemrecht, zoolang door den rechter niet het tegendeel is bewezen en dat betaling der census geen vermoeden van be kwaamheid insluit. Hij is dus voor het toe kennen vau het kiesrecht aan een getal kiezers zoo groot mogelijk, maar toch niet uitgestrekt tot degenen, die door de wet ongeschikt worden geacht. Met dank aan den heer Levy voor de eerlijke en loyale wijze, waarop hij zijne begin selen had uitgezet, werd de vergadering gesloten. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. 52) „Als het moet, dan moet het, maar 't zou me pijnlijk aandoen, wanneer ik, zonder er bij noodig te hebben, als toeschouwer daarvan getuige moest zijn." „Ik wenschte alleen maar," zeide Humfrey „verzekerd te zijn, dat zij de bewijzen van Cicely's geboorte niet aan het licht brengen." „Wat dat betreft kunt ge gerust zijn, mijn zoon. De Koningin heeft ze gezien en erkend, en heeft toen uwe moeder verzocht ze te bewaren, zeggende, dat ze in onze handen veiliger waren dan in de hare. Uwe moeder smartte het zeer, Humfrey, dat zij u niet te zien kreeg; maar zij zendt u haar zegen, en zegt, dat gij goed doet met te blijven, om een wakend oog over de arme kleine Cis te laten gaan." ,'t Zou uitmuntend zijn, bijaldien ik een wakend oog over haar kon laten gaan," sprak Humfrey; „maar zij is opgesloten op Tixall, en ik kan slechts een wakend oog laten gaan over de arme Miss Sealon en de anderen." „Hebt ge haar gezien en gespro ken?" „Ja, en zij was veel meer ons ei gen lief meisken, dan loen zij bij ons te Bridgefield terugkwam." En Humfrey deelde nu aan zijn vader mede alles wat hij mede te deelen had aangaande, hetgeen hij gezien en gehoord had, zoolang hij op Chartley geweest was. Van zijn avonturen in Londen had Dick reeds verslag gedaan. Mr. Talbot was ver baasd over 't geen hij hoorde, het m est van alles nog over de ont dekking, dat zijn neef Culhbert Langston een dubbele verrader was. Van Roomsch-Katholiek standpunt beschouwd, was er geen verraad ge weest in zijn vroegere kuiperijen ten behoeve van Maria, indien zij wer kelijk in zijn oogen zijne wettige soevereine was; maar het schenden van het in hem gestelde vertrouwen was zoo afgrijselijk, dat de goede Mr. Richard er niet aan wilde ge- looven, totdat hij herhaaldelijk de bewijzen voor dat verraad had hooren opsommen; en toen riep hij uit: „Dat zoo'n Judas zich een neef van ons noemen mag!" Er bestond, gelijk beiden erken den, maar weinig hoop, om de on gelukkige slachtoffers te reddenmaar Richard achtte zich des te meer ver plicht, den last van Lord Shrewsbury te volbrengen, en voor Babington te doen wat hij kon. Wat Humfrey be trof, 't zou beter zijn, dat hij bleef waar hij was, opdat Cicely een be schermer in hare nabijheid mocht hebben, in geval Maria's gevolg op een of andere wijze plotseling uiteen mocht gaan. „Arm meiskensprak haar pleeg vader; „zij is in zekeren zin de onze, en wij zijn verplicht haar zooveel mogelijk onder onze hoede te nemen maar hij slot van rekening twijfel ik er aan, of het niet beter voor haai en voor ons geweest ware, indien haar jeugdig levenljen omgekomen was in de golven, voordat ik haar thuis haalde." „Zij is de vreugde mijns levens geweest," zeide Humfrey, half {luis terend met heesche stem. „En ik vrees, dat zij ook de smart uws levens worden zal. Niet door hare schuld, arm meisken dat zij is maar wat hoop kunt gij koesteren, mijn zoon?" „Geene, mijnheer," antwoordde Humfrey, „behalve dat ik alles hoop te doen, waardoor ik haar zal kun nen verdedigen tegen hel kwaad dat haar bedreigt." Hij zeide dit op zulk een kalraen, vastberaden toon, dat zijn vader niet kon nalaten een on derzoekenden blik te werpen op zijn ernstig gelaat, welks uitdrukking kalm was, als had hij niets nieuws gezegd, maar waarop toch ook te lezen stond, dat de jonkman bij zichzelven een vast plan gevormd had, dat hij ter gelegener tijd ten uitvoer dacht te brengen. Maar, ofschoon Humfrey zijn oudste zoon en erfgenaam was, poogde Ri chard Talbot toch niet te weten te komen, wat hij zich voorgenomen had. Hij vroeg vergunning om Cicely te zien en te spreken, voordat hij zich naar Londen begaf; maar Sir Amias zeide, dat zij in dat geval niet zou mogen terugkeeren naar de Ko ningin, en dat, indien hij omgang gehad had met de gevangenen, hij hetgeen hij in Londen wenschte te verrichten onmogelijk zou makenen daarom bepaalde hij zich er toe hare belangen aan Humfrey aan te beveien, en hij vertrok, een pol met verschen honig en een voorraad naar lavendel riekende zakdoeken, welke Mrs. Susan medegegeven had, voor haar achter latende. (Wordt vervolgd.) Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 8