houden door den advokaat der Kroon,
waarin de bizonderheden der samen
zwering, voor zoover die openbaar
geworden waren, werden medege
deeld, en ook een brief werd voor
gelezen van Babington aan Koningin
Maria, waarin hij zijne plannen be
schreef voor hare bevrijding en voor
den moord, zeggende dat hij „zes
nobele heeren benoemd bad om hare
goddelooze mededingster af te maken."
Richard zag, hoe er een uitdruk
king van verbazing verscheen op het
gelaat van den jeugdigen jonkman,
die echter overging in een uitdruk
king van radelooze wanhoop; en de
rede werd voortgezet, en er werd
eene beschrijving gegeven van de
portretten-groep der samenzweerders
met haar zonderling omschrift, waar
na zij besloten werd met de beschul
diging, dal zij van plan geweest waren,
Londen te plunderen, de schepen te
verbranden, en het geschut te verna
gelen."
Een rilling van afgrijzen liep door
de vergadering, en wellicht gevoelden
maar weinigen, behalve Richard Tal
bot, dat het eigentlijke verhoor der
gevangenen in het openbaar had
moeten plaats hebben. Er werd ech
ter aan den vorm voldaan, in zoo
verre hun gevraagd werd, of zij ook
eenige reden hadden aan te voeren,
waarom zij niet ter dood veroordeeld
zouden worden.
De eerste, die het woord voerde,
was Ballard. Zijn oogen fonkelden
met een ontembare uitdrukking van
minachting en verontwaardiging, wel
ke, zooals Dick fluisterde, lot op zijn
gebeente doordrong. Zooals de man
daar in zijn stoel zat, met gekneusde
en uiteen gerekte leden, maar met
een geest dien men niet had kunnen
temmen, deed hij onwillekeurig den
ken aan een gevangen en verminkten
leeuw.
„Reden, Mylords?" sprak hij. „De
reden, welke ik heb aan te voeren,
zal hier niet gelden, maar zij zal gelden
voor een anderen rechterstoel, waar
de vraag zal zijn, wie de wapens
van verraad gehanteerd heeft, niet al
leen, tegen wie ze zijn aangewend.
Men heelt hier geen onderzoek er
naar ingesteld, wie den priester, Dr.
Gifford, heeft omgekocht om mij over
Ie laten komen van Parijs, opdat wij te
zamen de bezwaren dezer jonge man
nen mochten trachten uit den weg te
ruimen, en hun lot leidslieden moch
ten strekken bij een ontwerp tot be
vordering van de ware godsdienst
en van de rechtmatige en wettige
troonsopvolging. Er is hier bij de
openbare terechtzitting niet naar ge
vraagd, wie de samenzwering ont
worpen heeft, en met welk doeleinde.
Neen, Mylords; het doel, dat gij u
hebt voorgesteld, zou er door verij
deld worden, ja, en de goede naam
van sommige hooggeplaatste personen
zou bevlekt worden, wanneer het aan
't licht kwam, dat het komplot ont
worpen was, niet door de Katholie
ken, die er de werktuigen van moesten
zijn, ook niet door de Vorstin, ten
gunste van wie alles moest gedaan
worden, neen, niet door dezen,
die niets dan slachtoffers zijn, maar
door hem, die door eene meesterlijke
politieke handgreep aldus zijn ver
leiders uilzond om hen allen in zijn
net te vangen, in de allereerste
plaats de vervolgde Vorstin, die alle
ware Katholieken erkennen als de
eenige wettige Soevereine in deze
Koninkrijken. Zulke ontwerpen dra
gen, wanneer zij slagen, den naam
van politiek. Mylords, ik beken, dat
wij naar den maatstaf der Engelsche
wet ons hebben schuldig gemaakt aan
verraad tegen Koningin Elizabeth
maar naar den maatstaf van de eeuwi
ge wet der rechtvaardigheid Gods,
zijn we de slachtoffers van een veel
grooler verraad dan dat, waarvoor
we de doodstraf zullen ondergaan."
't Verwondert me, dat ze den ke
rel dat alles laten zeggen," merkte
Will Cavendish op.
„Ja, maar is het waar wat hij zegt V'
vroeg Dick met een verbaasd gezicht.
„Stil! Ge raoet nog leeren wat
politiek is," antwourdde zijn vriend.
Het waarschuwend gebaar van zijns
vaders hand had nog bijtijds den
knaap weêrhouden om iets uilteroe-
pen, dal zeer zeker Westminster Hall
in verbazing zou hebben gebracht, en
ten gevolge zou hebben gehad, dal
hij door de deurwaarders uit de zaal
verwijderd zou zijn geworden. 'I Is
niet te verwonderen, dat er geen
verslag van de toespraak des priesters
is bewaard gebleven
De naam van Antony Babington
werd toen opgeroepen. Waarschijn
lijk was hij al te zeer verdiept ge
weest in de ellende van zijn toestand,
om aandacht te schenken aan de
voorafgaande toespraak, want de zij
ne was ten eenenmale onafhankelijk
van deze. Hij smeekte de Lords te
gelooven, en ook Hare Majesteit te
overtuigen, dat hij met afgrijzen hel
plan om haar te vermoorden had
vernomen, en dat hij er alleen door
de overreding van dezen Ballard toe
gebracht was, dien moord als eene
vreeselijke noodzakelijkheid te be
schouwen.
Thans barstte Halton met mede
lijden en verontwaardiging uit:
„O Ballard! Ballard!" riep hij uit,
„wat hebt ge gedaan! Een jongeling,
braaf in zijn soort, anders toegerust
met goede gaven, hebt ge door uwe
verleiding in hel vreeselijkste verderf
gestort!"
Dit gaf blijkbaar aan Babington
eenige hoop, want hij antwoordde:
„Ja, ik betuig, dat, voordat, ik dezen
Ballard leerde kennen, het nooit bij
me is opgekomen, dat ik nooit het
voornemen heb opgevat om de Ko
ningin te vermoordenmaar hij heeft
mij er toe gebracht te gelooven, dal
het, daar zij geëxkommuniceerd is,
wettig was haar te vermoorden."
Voor de eerste maal verried Bal
lard eenige smart. „Ja, Mr. Babing
ton," sprak hij, „werp alle schuld
maar op mijmaar ik wenschte wel,
dat het storten van mijn bloed het
behoud uws levens mocht worden.
Hoe het ook kome, zeg wat ge wilt,
ik zal geen woord meer spreken."
„Hij is de moedigste van hen allen
morkte Dick op.
„Is hel je niet bekend, dat hij vroe
ger onze spion geweest is?" antwoord
de Cavendish met een grijnslachen
inlusschen antwoordde Sir Christo
pher, belust om, gelijk dat gewoon
lijk aan bekrompen karakters eigen
is, den verloren man nog een ha
telijkheid naar het hoofd te smijten
„neen, Ballard, ge moet meer
zeggen, want ge moet geen verraad
plegen en er later een sluier over
trachten te werpen. Is dit uwe Re-
liqio Calholica? Neen, zij is eene Dia-
bolica."
't Was Ballard te min, daarop te
antwoorden, en de Griffier ging toen
over tot Savage, die bij zijn soldaten-
fatalisme bleef volharden, en slechts
hel hoofd schudde, Barnwel ontken
de nogmaals, dat het zijne bedoeling
geweest was iels ten nadeele van de
Koningin te doen, en toen Halton
zijne verschijning in Richmond Park
ter sprake bracht, zeide hij, dat hij
alles gedaan had, om aan den eisch
zijns gewetens te voldoen. Zoo sprak
ook Henry Donne, maar met veel
meer gemoedelijkheid en waardigheid,
en hij liet er op volgen„Fiat vo
luntas Dei-," en Thomas Salis
bury was de eenige, die om vergiffenis
smeekte.
Er volgden nu toespraken van den
Prokureur-Generaal, en van Sir Chris
topher Hatton, en toen sprak de
Lord-Voorzilter van het Gerechtshof
het vreeselijke vonnis uit.
„Gods wil geschiede."
Richard Talbot zat met zijn hoofd
gebogen tusschen zijn handen. Zijn
zoon was met wijd geopende oogen
en mond begonnen te luisteren, zoo
als jongens al hun aandacht schen
ken aan wal maar vreeselijk is, en
met al de ongevoeligheid van een
hardvochligen tijd, die maar al te
licht medelijden en zwakheid met
elkander verwardemaar toen zijn
oog viel op den man, die als een
oudere speelkameraad uit vroeger da
gen zijne belangstelling wekte, en toen
hij zich al de ijselijkheid van het von
nis voorstelde, toen verbleekte zijn
gelaat, en hij wist later nauwlijks,
hoe zijn vader hem uit de zaal ge
kregen had.
't Was duidelijk, dat er geen hoop
was. De vorm van het rechtsgeding
was van dien aard, dat er geen kans
over bleef, om te ontkomen aan de
uiterste stral. Geen getuigen waren
verhoord, geen verschillende mate van
schuld erkend, geen verzachtende
omstandigheden in aanmerking geno
men. Misschien ook verdienden man
nen, die d; Spaansche furie over hun
vaderland hadden willen brengen,
en die hunne soevereine hadden wil
len vermoorden, geen medelijden.
Geheel Londen dacht er blijkbaar zoo
over; en toch, als Richard Talbot
acht sloeg op hun toon van spreken
en op hun voorkomen, en als hij
bedacht, hoe zij waren misleid en
verleid, en hoe men hun voorgehou-
ken had, dat hunne daad eene ver
dienstelijke daad was, dan kon hij on
mogelijk anders dan hel innigste me
delijden gevoelen voor de vier jongste
beschuldigden. Ballard, Savage en
Barnwell mochten met recht gevon-
nisd zijnzelfs Babington had, volgens
zijn eigen schuldbekentenis een vree
selijk goddeloos voornemen gekoes
terd; maar de andere drie hadden
zich blijkbaar veel minder diep in
het komplot gedompeld, en Tichuor-
ne had enkel uit vriendschap de zaak
verheeld. Toch was over allen zonder
mededoogen hetzellde vonnis geveld
En waartoe? Om een nog wreeder
slag te rechtvaardigen! Geen wonder,
dal het den eerlijken Richard Talbot
haast te benauwd om 't hart werd.
HOOFDSTUK XXXU.
In den Tower.
„Hier is een brief van mijnheer-
den Sekretar'is aan den luitenant van
den Tower, Mr. Richard, waarin hij
dezen gelast u een onderhoud met
Babington toe te staan," zeide Will
Cavendish. „Hij was niet zeer genegen
u die toestemming te geven, maar
Hylord Shrewsbury's belangstelling
heeft hem er toe bewogen, en mijne
Plechtige verzekering, dat gij een wijs
en voorzichtig man zijt, die reeds
gedurende vele jaren met deze aan
gelegenheden bekend zijt geweest."
„Ja, en dat wel lang voordal gij
er mede bekend waart, Mr. Will,"
zeide Richard, die het altijd verma
kelijk vond, als deze jeugdige heer
zich het voorkomen gaf, alsof hij een
soort van beschermheerschap over
hem uitoefende. „Maar met dat al, ik
ben u zeer dankbaar voor uwe be
moeiing."
„Dal raoogt ge ook wel zijn, want
gij zijt de eenige persoon, aan wien
toegang tot de gevangenenverleend is."
„Hunne vrouwen zelfs niet?"
„Mrs. Tichborne is op haar buiten
goed dal is ook het beste vóór
haar en Mis. Babington heeft er
nooit om gevr aagd. Ik geloof niet, dat
er genoeg liefde tusschen hen beiden
bestaat, om hen vurig naar zulk een
ontmoeting te doen verlangen, 't Was
een der huwelijken, door mijn moeder
gesmeed. Miss Cicely zou zeker inni
ger aan hem gehecht geweest zijn,
ofschoon hel me verheugt, dat ge den
snaak te goed doorgrond hebt, om
baar aan hem tot vrouw te geven. Zij
zou eene weduwe zonder grondbezit
geweest zijn, terwijl deze oude me
vrouw Ralcliffe een mooi erfdeel vóór
haar kind heeft."
„Zal dus Dethick verbeurd verklaard
worden
„Ja. Naar men zegt, heeft de Ko
ningin het aan Raleigh beloofd."
„En is er geen hoop op genade
„Geen tittel voo wien hunner ook
Ja, het is er zooverre van verwijderd,
dat Hare Majesteit zelfs gevraagd
heeft, of er niet een erger of onge
woner doodstraf was, die zij konden
ondergaan."
„Dat zou ik niet van haar gedacht
hebben."
„Hare Majesteit is ontsteld, Mr.
Richard, vreeselijk ontsteld door het
voorgevallene, ofschoon zij zulk een
fier gezicht er bij vertoonde, en er is
niets, dat eene vrouw, die zich ver-
helt op haar moed, zoo weinig kan
vergeven."
Zoo nam Richard, bedroefd van hart,
plaats in eene boot en voer de Theems
op, om zijn treurig bezoek te gaan
alleggen. De poort werd bewaakt door
een kloeken schildwacht, met een
hellebaard in de hand, die hem staande
hield, terwijl de officier van de wacht
geroepen werd. Toen hij den brief
van Sir Francis Walsingham getoond
had, werd Mr. Talbot door dezen per
soon over de eerste binnenplaats naar
het verblijf van den luitenant geleid,
zoo nauw bewaakt, dat het hem te
moede was, alsof hij zelf in den ker
ker zou opgesloten worden, en hij
moest daar in een soort van wacht
kamer wachten, terwijl de brief werd
algegeven.
Thans verscheen de luitenant, Sir
Owen Hopton, een beschaafd, hoffe
lijk ridder, en begroette hem, zich
ver ontschuldigend omdat hij hem zoo
lang had laten wachten en zooveel
voorzichtigheids maatregelen nam;
hem was gelast, zeiJe hij, strenge
wacht te houden en alle gemeen
schap met de buitenwereld ie ver
hinderen, zoodat dan ook alleen deze
brief den brenger toegang kon doen
verkrijgen, wien hij verder verzocht
zijn naam en betrekking voluit op te
schrijven. Toen, nadat hij gevraagd
had, hoelang de bezoeker bij de ge
vangenen wenschte te blijven want
Tichborne en Babington waren op
gesloten in hetzelfde vertrek riep
hij een bewaker en vertrouwde Mr.
Talbot aan diens geleide toe, die
vergunning gekregen had, om twee
uren in den kerker opgesloten te
blijven.
„Mijnheer," voegde Sir Owen er
nog aan toe, „'t zal overbodig zijn
u te zeggen, dal ge, een van beiden,
mij op uw eerewoord moet verzekeren,
dal ge niets van de gevangenen met
u voert, of anders u moet onder
werpen aan een onderzoek."
Richard glimlachte en merkte op,
hoe hij gewoon was, dat men ver
trouwen stelde in zijn woord van
eer, waarop de ridder op harleliiken
toon antwoordde, dat ook hij hem
niet in 't minst wantrouwde; en toen
volgde hjj den bewaker, de sleenen
trappen op en overwelfde gangen
door, waar de galmende klank hun
ner voetstappen hem den angst om
't hart deed slaan. De gevangenen
waren in den Witten Tower, het
middengedeelte van het sombere ge
bouw, en de bewaker, nadat hij de
deur opengesloten had, kondigde zijne
komst aan, volstrekt niet op noodeloos
ruwen toon, maar eer alsof het hem
verheugde, dat hij den aan zijne zorg
toevertrouwde personen eenige ver
troosting kon bezorgen. „Hier, heeren,
is een heer, die u een bezoek komt
brengen."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.