BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. 59) Hij deelde nu verder mede, hoe hij, zich overgevende aan buitenspo righeid en intriges, verkeerd had in een voortdurenden toestand van opgewon denheid; hoe hij aanhoudend onderweg was geweest lusschen Londen en Lich field, om de briefwisseling met Koning in Maria en den Spaanschen ambassa deur in Frankrijk ie bevorderen, en om de bizonderheden van de samen zwering te regelen, waarbij hij voort durend door Gifford en Ballard in de grootste opgewondenheid gehouden werd, terwijl Langston steeds de voor naamste hulp verleende bij al de korrespondentie. Gedurende al dien tijd heette het, dat Sir Francis Wal- singham, die werkelijk met alles be kend, zoo niet de eerste ontwerpei- van de intrige was, volstrekt van niets afwist; hij ontving Babinglon dikwijls ten zijnent, en besprak met hem een plan om hem met eene kommissie naar Frankrijk te belasten, terwijl feitelijk elke brief, die in de biervaten van Burton werd overgevoerd, ont cijferd was door Phillips, en denSlaals- sekrelaris was onder de oogen ge bracht, alvorens gelezen te worden door degenen, voor wie hij bestemd was. In geen dezer, evenwel dat kon Babington Mr. Talbot verzeke ren was Cicely vermeld geworden, zoodal geen ander gevaar dan van de zijde van Langston haar bedreigde. In de maand Juli waren de zaken verder gevorderd, toen men hij Ba bington er op aangedrongen had, dat hij van Maria eene zoo onvoorwaar delijke goedkeuring op zijn plannen zou zien te krijgen, dat zijne eedge- nooten er mede tevreden konden zijnen dientengevolge had hij den brief geschreven en daarop het ant woord ontvangen, waarvan hem bij zijn geheim verhoor afschriften wa ren voorgelezen, die bepaaldelijk een noodlotligen inhoud hadden, zoowel voor hem als voor de Koningin. De brieven waren ongetwijfeld uitgelokt met dat doel, en in de ziel van het slachtoffer was twijfel begonnen te rijzen, ol het laatste antwoord wel werkelijk van de Ko ningin zelve alkomstig was. 't Was hem ter hand gesteld op straat, niet door den.gewonen tusschenpersoon, maar door een bediende met eene blauwe jas aan. Twee of drie dagen later had Humfrey hem mededeeling gedaan van Langslon's bezoek hij Walsingham, waarover hij destijds lachend de schouders opgehaald had, daar hij zich in staat geacht had elke vernomming van dien Proteus te door gronden, en ook stellig gelooid had, dal Langston Walsingham een rad voor de oogen draaide. Hij was zich eerst een dag of wal na Humfrey's vertrek begonnen te verontrusten, en had aan Koningin Maria geschreven om haar te waar schuwen, overtuigd als hij toen was, dat Langston een verrader moest zijn. Ballard zeil werd verdacht, en, na zich hier en daar onder verschillende vermommingen schuil gehouden te hebben, in Babington's eigen woning gearresteerd. Om den argwaan te ontwapenen, had Antony zich naar Walsingham begeven om over de zending naar Frankrijk te spreken, en hij had zooveel mogelijk zijne ge wone levenswijze hervat, maar in een herberg was hij tot de ontdekking gekomen, dat Langston onder een of andere nieuwe vermomming hem be- spionneerde, en, haastig de rekening op tafel smijtende, was hij zonder mantel of zwaard naar de woning van Gage in Westminster gevlucht, waar hij een paard genomen had, zich in St. Johns Wood schuil gehou den had, totdat hij eindelijk, half om komend van honger, gevangen ge nomen was in een schuur te Harrow, toebehoorende aan een pachter, wiens barmhartigheid hem hetzelfde lot had op den hals gehaald. Zoo luidde in hoofdzaak het verhaal van den ongelukkigen jongen man aan Richard Talbot, in wien hij den besten en verstandigslen vriend, dien hij ooit gehad had, erkende als hij zich herinnerde de waarschu wingen, welke hij tweemaal van hem ontvangen had, van dezen inhoud: dat geene zaak gediend wordt door af te wijken van de gerechtigheid, en dat met het dienen van den Duivel geen koninkrijk voor goed te winnen is: „en ik moet erkennen, dat ik den Booze diende, toen ik me aan de lei ding van Gifford overgal," zeide hij. Zijne grootste bezorgdheid was niet vow zijn vrouw en haar kind, voor wie, naar hij zeide, wel gezorgd zou worden door de familie Ratcliffe, en die, helaas 1 nooit zijne liefde gewon nen had. Indedaad was het een troost voor hem, dat het hem niet veroor loofd werd een onderhoud met hel jeugdige schepseltjen le hebben, oók al had zij dal verlangdhet kon haar noch hem iets baten, alhoewel hij toch een brief geschreven had, dien zij aan de Koningin moest ter hand stellen, waarin hij haar in llarer Ma- jesleil's genade aanbeval. Ilij had liefde gevoeld voor Cicely, en zelfs die liefde was, zooals Richard merkte, nooit zulk eene reine, zell- verloochenende genegenheid geweesi, als die van Humfrey was. Zij was half romanesk, half een soort van uitvloeisel van den eenen groolen hartstocht, die zijne geheele ziel in beslag nam, den hartstocht van innige verknochtheid aan de Koningin der Schotten, die nog even krachtig hij hem was als ooit. Hij droeg aan Richard op, zijne nederige aanbeve ling aan haar over te brengen, en trachtte rust te vinden in het geloof, dal, gelijk zoo menige samenzweerder vroeger zooals Norfolk, Throck morton, Parry voor hare zaak het leven gelaten had, terwijl zij onge deerd gebleven was, dit ook waar schijnlijk weder gebeuren zou, en dat men hem dus zeer zeker, als hare zaak voor hel Hol gebracht werd, in 't leven zou sparen, omdat hij als getuige zou moeten optreden. Om de eigenaardige gewoonte van die dagen hij vervolgingen van Staats wege, om de getuigen op te knoopen, voordal de zaak aanhangig werd ge maakt, had hij niet gedacht. Maar hoe stond het met Cicely? „Is wat die kerel vermoedde inde daad de waarheid?" vroeg Antony. Richard maakte een toestemmend gebaar en zeide: „is het alleen maar een vermoeden zijneizijds?" Rabington geloofde, dat Langston niet ten eenen male zeker van de zaak was, ofschoon hijzelf veiklaard had reden te hebben om te gelooven, dal de gevangen Koningin te Loch- leven aan een kind het leven ge schonken had; en als dal werkelijk zoo was, waar elders kon dat kind zijn? Wachtte hij met het leveren van het volle bewijs, omdat hij hel geheim eerst bekend wilde maken aan den Raad? Had hij wellicht het plan gevormd om er winst meê te doen, en oin hel meisjen als een voorwerp eener nieuwe intrige te ge bruiken Werd hij teruggehouden door een zeker ontzag voor Richard Talbot, bij wien hij, zooals Babington verzekerde, indien men gelooven kon, dat zulk een schurk voor iemand eerbied had hoog opzag als fa milielid, en voor wien hij een innige dankbaarheid gevoelde, omdat Richard zijn vriend gebleven was, toen de geheele familie hem, uit verbolgen heid over zijne verandering van doel en meening, verslooten had? „In allen gevalle had hij Cycely's geluk en vrijheid in zijne macht, zoo niet het leven harer pleegouders, daar in den legenwoordigen stand van zaken, en bij den algemeenen argwaan, hel verhelen van het bestaan van iemand, die zoo na aan den troon stond, lichtelijk kon worden opgevat als hoogverraad. Waar was hij? Niemand wist het. Terwille van den schijn was Gifford gevlucht naar de overzijde der zee, inaar gelukkig was hij door den Hertog van Guise gevangen genomen; en zij moesten hopen, dat Langston denzelfden weg zou zijn ingeslagen. Inlusschen zou Richard niet anders kunnen handelen dan hij tot dusverre gedaan had, daar Cicely thans bij haar eigen moeder was. De erkenning van haar als de dochter der Koningin moest voor het tegenwoordige afhankelijk gesteld worden van de beslissing van haar, die het recht had in dezen eene beslissing te nemen. „Ik vvenschte wel, dat ik hoop kon voeden voor ieder, die ik hier ach terlaat," sprak de arme Antony. „Ik vermoed, dat gij geene boodschap voor mij aan hel meisjen zult willen overbrengen, want ge zult het mij waarschijnlijk als zonde toerekenen, dat ik haar bemind heb, en haar -alléén, lot den einde toe, ofschoon ik bedrog gepleegd heb ten opzichte van al hel overige. Zeg aan Humirey, hoe vurig ik vvenschte, dat ik als hij geweest ware, olschoon ook hij moest beminnen, zonder te mogen hopen." Hij verzocht zijn hartelijke groeten over te brengen aan de goede Mrs. Susan Talbot, en hoopte, dat zij zijner in hare gebeden zou gedenken, En dan had hij nog een andere zorg op het hart, namenlijk aan Mr. Talbot een ouden lijfknecht aan te bevelen, Harry Gillingham genaamd, die liern te Sheffield, toen hij nog een jongsken was, opgepast had, en verder zijn leven laRg hem gediend had, en thans zelfs vergunning had gekregen, om onder oppertoezicht van de bewakers, hem te bedienen bij het kleeden en aan tafel. Het hart van den armen man was gebroken, en hij was der wanhoop zoo nabij, dat zijn meester wenschte, dat hij uit Londen kon verwijderd worden, voordat de dood straf aan hem voltrokken werd. En daar Mr. Talbot voornemens was van hel getijde van den volgenden dag gebruik te maken, om met de Bulhond naar Hull le zeilen, beloofde hij den armen knecht mede terug te nemen naar Bridgefield. Met al deze gesprekken was veel tijd verloopen. Antony scheen niet geneigd le zijn meer aan zijn eigen gevoel lucht te geven in het korte tijdsverloop, dat hun nog overbleef, maar hij nam een papier van de tafel, en, op Tichborne wijzend, die zich nog altijd aanstelde alsof hij sliep, vroeg hij, of het er meê door kon, dat een man, die zóó schrijven kon, op het sciiavol moest sterven om eene samenzwering, tegen welke hij altijd geprotesteerd had. Richard las de volgende treffende regels De bloeitijd mijner jeugd is slechts een gure dag, Miju feestmaal niets dan een gerecht van bittre smart; 't Is onkruid slechts, dat op mijn koren akker groeit, Een ydle hoop op winst is al wat ik bezit. De dag is weêr voorbij; toch zag mijn oog geen zon. Mijn leven spoedt ten eind, voordat het recht begon. Weg is mjjn lentetijd, die niets ontlui ken zag; Al zijn de blaadren groen, gestorven is de vrucht. Al ben ik nog maar jong, voorbij is mijne jeugd De wereld mocht ik zien, maar mij, mij zag ze niet; Mijn draad wordt afgesneên, alvorens men hem spon Mijn leven spoedt ten eind, voordat het recht begon. In 's levens bloeitijd reeds vond ik des levens eind; Toen ik naar't leven greep, bleek'1 leven maar een schim, 'k Betrad den grond en wist, dat op mijn graf ik stond: Ik ben een bloem, die sterft, voordat ze ontluiken mocht, Een beker, pas gevuld, die ledig loepen kon; Mijn leven spoedt ten eind, voordat het recht begon. Weinig gewoon aan poëzie als hij was, vulden de oogen des goeden mans zich met tranen, terwijl hij daar staarde op die twee goedhar tige jonge mannen, wier levensdraad zoo spoedig zou worden afgesneden waarvan de een ja indedaad schuldig was, maar het slachtoffer van een goddeloos, met rijp overleg gepleegd verraad. Ilij vroeg, of Mr. Tichborne hem wellicht ook wilde belasten met iels, dat hij met den inond kon over brengen, en eenige kommissies wer den hem opgedragen. Toen verzocht Antony hem zijn dank te beluigen aan Lord en Lady Shrewsbury voor alles wat zij voor hem gedaan had den, en vooral hiervoor, dat zij Mr. Talbot tot hem gezonden hadden, en tevens hun om vergiffenis le vra gen voor het feil, dat hij de uitne mende opvoeding, die zij hem ge geven hadden, te schande gemaakt liad. De in den lande heerschende ver deeldheid betreffende den godsdienst was zijn verder! geweest; hel bevel zijner moeder om heimeljjk haar ge loof te volgen, was hel begin ge weest en toen was gevolgd het be koorlijke, dat er voor hem in gelegen had, zich inet allerlei listen en lagen ten behoeve van Koningin Maria af te geven. Wellicht behoedde, bij slot van rekening, zijn dood als een be rouwhebbend, nog altijd oprecht man hem voor hel gevaar om te vervallen tol de dubbele laaghartigheid van de oudgediende intriganten, wier prooi hij geworden was. „Ik beveel mij aan in de genade van Hem, die mijn hart kent en door grondt," sprak hij. Thans kwam de gevangenbewaar der weer binnen, die op Rabinglons verzoek Gillingham riep, een forsch gebouwd man met grijze hairen, aan wiens gelaat de droefheid eene norsche uitdrukking gegeven had. Babington deelde hem inede, wal alspraak er gemaakt was, en dat hij den volgen den morgen in de vroegte met Mr. Talbot Londen verlaten moestmaai de man viel onmiddellijk op de knieën en verklaarde met een plechtigen eed, dat niets hem zou kunnen bewegen, deze plaats te verlaten, zoolang zijn heer ademhaalde. „Dwaze kerel die ge zijt," sprak Antony; „ge kunt me niet van dienst zijn, en zult je zeiven nog rampzali ger maken dan ge reeds zijt. Wel, hel is uit lielde voor u, dal ik je hel gezicht wilde bespaard hebben." „Ben ik dan een klein kind, dat me iels bespaard moet worden, omdat hel akelig is?" pruttelde de trouwe knecht. En de eenige belofte, die men hem afdwingen kon, was, dat hij naar Bridgefield zou terugkeeren, zoodra alles algeloopen zou zijn „tenzij" voegde hij er aan toe, ik een van die vervloekte schurken mocht tegenko men, en dan zou ik me gaarne aan den strop wagen, indien ik eerst met hen had mogen afrekenen." „Stil, Harry, anders zal het niet lang duren, of de cipier brengt je achter slot," zeide Antony. Wordt vervolgd). Gedrukt hij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6