antwoorden, en Nau en Curll orn ze te verifieeren." „Wat waarde hebben kopieën, ot wat waarde hebben de bekentenissen van doode en op de pijnbank gefol terde menschen zeide Maria. „Ware Uwe Majesteit een privaat persoon, ze zouden nooit als bewij zen worden aangenomen," merkte Melville op „maar „Maar omdat ik eene Koningin ben en eene Katholieke, is er geen recht voor mij," viel Maria hem in de rede. „Welnu, welke is de verdediging, lot welke gij, mijn eenige geheime raads lieden, wilt dat ik me bepalen zal?" Op dit oogenblik drukte Cis, om te laten merken dat zij wakker was, de hand harer moeder en sloeg de oogen naar haar op; maar Maria, alhoewel zij den blik en den hand druk beantwoordde, stuurde haar niet weg, terwijl Melville krachtig aanbeval, dat de Koningin zou voort gaan met nadrukkelijk te wijzen op het onvolledige en onvolkomene van het tegen haar aangevoerde bewijs; dal, zeide hij, zou misschien zulk een indruk maken op sommigen der rechts geleerden of der kommissarissen, dat Burghley en Walsingham de zaak niet zouden durven doorzetten. Mocht dit haar mislukken, dan moest zij bekennen, dat zij afgeweten had van de samenzwering, in zooverre die op haar eigen bevrijding en den inval Spanjaarden betrekking had, maar zij moest met de uiterste volharding blijven ontkennen, dat haar iels be kend geweest zou zijn van een voor genomen aanslag op Elizabeth's leven. „En juist mijne medeplichtigheid daaraan wenschen zij boven alles be wezen te zien," sprak de Koningin. Cicely's hoofd was in de war. Zeer zeker had zij die brieven in de groole voorzaal hooren voorlezen. Waren ze valsch of echt? De Koningin had daar onvoorwaardelijk ontkend, dal ze van haar afkomstig waren. Nu scheen zij 't als het eenige punt te beschouwen, dat zij moesten trach ten te bewijzen, dat deze brieven niet de oorspronkelijke stukken waren. Dr. Bourgoin gevoelde, naar 't scheen, hetzellde bezwaar." „Mevrouw vergeve mij, dat ik mij er in meng," sprak hij„ik ben niet een van hare geheime raadsmannen geweest, maar kan zij niet op voldoen de wijze bewijzen, dat die twee brie ven die zijn voorgelezen, valsche stuk ken zijn, vervaardigd door hare vij anden „Wat ik zou kunnen doen is dit, mijn goede Bourgoin," antwoordde Maria; „mocht ik maar met Nau en Curll gekonfronteerd worden, dan zou ik kunnen bewijzen, dat de brief, dien ik van Babington ontvangen heb, niets inhield betreffende een aanslag op het leven van mijn onrechtmatige mededingster. De arme, getrouwe knaap was wel een onnoozele dwaas, maar zoo dwaas was hij met, dat hij mij zulke dingen kon schrijven. En bovendien, heeft ooit iemand uwer, mijne vrienden, ooit in mij sporen ontdekt van waanzinnigheid, waaraan ik had moeten lijden, om opgave te kunnen verlangen van de namen dei- personen, die de daad zouden vol brengen? Wat konden mij hunne namen schelen? Mij die slechts wenschte zoo weinig mogelijk van de zaak af te weten!" „Kan Uwe Majesteit bewijzen, dat zij van niets afgeweten heelt vroeg Melville. Maria zweeg een oogenblik. „Zij kunnen nooit op eerlijke wijze be wijzen, dat ik er iels van afgeweten heb," zeide zij toen; „want ik heb er niets van afgeweten. Natuurlijk begreep ik heel goed, dal Elizabeth uit den weg moest geruimd worden, omdat anders de ketters zich weder om haar verzamelen zoudenmaar er is geen gebrek aan lieden, die aar digheid hebben aan zulk soort van werk, en waarom zou ik raijermeê inlaten? Wanneer eenmaal de Prins van Parma zijn intrede in Londen gedaan had, zou zij, indien zij werke lijk den zeldzamen moed heelt, waar op zij zich zoo zeer verheft, wel spoe dig de Spaansche pieken genoodzaakt hebben, korte metten met haar te makenWaarom zou ik me bemoeien met den armen Antony en zijn vijf eedgenooten? Maar 't is nog evenzoo als het twintig jaar geleden was. Wat ik wist dat gebeuren zou.maar waar van ik toch niets verkoos te hooren, wordt mij als mijne grootste overtre ding toegerekend, opdat de werkelij ke bedrijvers er zonder kleerscheuren afkomen En omdat ik niets geschre ven heb, dat zij als bewijs tegen mij kunnen aanvoeren, nemen zij mijne brieven en voegen er wat aan toe, en ziften er wat uil, totdat niemand meer weel, wat men er aan heeft. Ik wenschte, dat we in Frankrijk warenDaar bracht men in eens ie mand een Hinken degenstoot toe, of schoot men een pistool op hem af, en de tegenpartij nam hare kans waar, om dat op gelijke wijze Ie beant woorden, zonder al deze huichelarij van wet en gerechtigheid, waarmeê men iemand een langzamen dood doet sterven, en mannen lot dubbe le verraders maakt." „liet kwam me voor, dat Walsing ham woedend was, toen Uwe Majes teit dit punt met hem behandelde," merkte Bourgoin op. En hebt gij wal hij er tegen aan voerde zonder tegenspraak kunnen aanhooren?" sprak Melville. „Zeei zeker brandde mij de vraag op de tong, over welke praktijken mijnheer de Staals-sekretaris zich in zijne beirekking, niet als privaat persoon zou schamenmaar het kwam me voor, dal ze deze vraag aan viouwelijke spijtigheid zouden toeschrijven, en lot zoo iels zal de Koningin der Schotten zich nooit ver nederen!" „Als we Babington's brief maar hadden 1 Dan konden we hem in ver legenheid brengen, door te bewijzen, dal men er wal aan toegevoegd heeft," zeide Melville. „Dat is niet mogelijk, mijn waarde vriend. De brief ligt op den bodem van den ouden pul van het Kasteel; is het niet zoo, mignonne? Laat u dat niet te zeer spijten, Andrew, 't Zou weinig gebaat hebben, en er kwamen in dien brief ook mededee- lingen voor, om welke te weten, mijn heer de Sekrelaris misschien zijne kostelijke betrekking zou willen op offeren, en die voor verscheiden on zer noodlottig konden zijn. Ik had gehoopt, dal door de vernietiging van dat pakjen Babington ook bui len gevaar zou geweest zijn, daar ik nooit iets vermoed heb van de schur kerij van dien bierbrouwer te Burton, noch van die dergeunn, die hem er toe hebben aangezet. Kom, 'l is tol niets nut, of we ons al langer ergeren. Ik moet antwoorden, als mij daartoe de gelegenheid wordt aangeboden, sprekende niet zoo zee>' tot Elizabeth's Kommissie, die mij reeds veroordeeld heeft, als wel tol de geheele Chris tenwereld, en lot de Schotten en En- gelschen van alle eeuwen, die mijne rechters zullen zijn." Hare rechters? Ja! maar hoe? Met dezelfde opgewonden deernis en ver ontwaardiging, gemengd met denzelf den argwaan, die haar eigen dochter koesterde. Niet ten ecnenmale onschul dig, niet ten eenen male schuldig, maar toch veel minder schuldig dan zij, die haar hun eigen misdaden op de schouders gelegd hadden, of dan zij, die saamgespannen hadden om haar zich vast te laten werken in gedeeltelijk door haar zelve in Enge land vervaardigde strikken. Het kwaad haar aangedaan was ijselijk, maar het zou machteloos geweest zijn, in dien zij geheel zonder schuld geweest ware. Helaas! Gaat het ons allen niet zoo? De tweede dag van het verhoor brak aan. Mary Seaton was zoo over stuur tengevolge van de spanning, waarin zij verkeerd had, dat de Koning in haar niet naar de groote voorzaal wilde medenemen, maar Cicely in ha re plaats aan hare voeten liet zitten Op dezen dag nam geen der advoka- len van de Kroon deel aan de werk zaamheden van het Hol; want; zoo als Cavendish llumfrey in het oor fluisterde, er waren hooge woorden geweest lusschen hen, en den Lord Thesaurier en mijnheer den Staats- sekrelarisen zij hadden verklaard, niet in staat té zijn eene vervolging te leiden, zoo in strijd met de wet telijke vormen, aan welke zij gewoon waren. Die pedante snaken vei langden meer afdoende bewijzen, zeide Will, en Humfrey achtte hen daarom hoog. Lord Burghley leidde toen hei pro ces, dat daardoor een meer persoon lijk karakter kreeg. De Koningin even wel handelde naar den haar door Mel ville gegeven raad, en hield niet langer vol, dat zij in 'l geheel niets had af geweten van de samenzwering, maar bleef verzekeren, dat haar niets be kend geweest was van den ontwor pen aanslag op Elizabeth's leven, en betoogde op de voegzaamste wijze, dat eene kopie van een ontcijferd cijferschrift, zonder het oorspronke lijke stuk, in '1 geheel geen bewijs was, terwijl zij verder den wensch uitsprak, dat Nau en Curll in hare tegenwoor digheid zouden ondervraagd worden. Zij herinnerde den Kommissarissen, hoe hunne Koningin zelve ook be schuldigd was geworden in zake den opstand van Wyatt, niettegenstaande zij daaraan geheel onschuldig ge weest was. „De Hemel is mijn getuige," liet zij er op volgen, „dal, hoewel de vei ligheid en de glorie der Katholieke Kerk het voorwerp mijner vurigste wenschen is, ik die toch niet zou willen bevorderen ten koste van bloed. Ik zou liever de rol van Esther dan die van Judith willen spelen." Zij eindigde hare verdediging met den ring van den vinger te nemen, dien Elizabeth haar te Lochleven ge zonden had. „Dit," sprak zij, den ring omhoog houdende, „heeft uwe Koningin mij gezonden, als een tee- ken van vriendschap en bescherming. Gij weet best, hoe dat pand is in gelost geworden." Tevens eischte zij, dal het verhoor op een anderen dag hervat zou worden, dat haar dan een advokaat terzijde gesteld zou worden, of anders dat men haar, daai zij eene Vorstin was, op haar vorstelijk woord zou gelooven. Daarmede eindigde hare verdedi ging, behalve in zooverre zij, toen Burghley in eene zeer lange rede antwoordde, hem voortdurend in de rede viel en hem punt voor punt bestreed, altijd op den voorgrond stel lende het krachtige punt van hel onvoldoende bewijs, en de omstan digheid, dal men haar de gelegen heid onthield, om de beschuldigin gen te wederleggen, die tegen haar waren ingebracht. 'l Was laat op den middag, toen Burghley zijne rede eindigde. Daarna werd er pauze gehouden, als om den Kommissarissen in de gelegenheid te stellen hun vonnis gereed te maken. In plaats daarvan, rees Maria over eind en herhaalde haar eisch om te recht te slaan voor het parlement van Engeland te Westminster. Zij ontving daarop geen antwoord, en de zitting van het Hof werd opgeheven. HOOFDSTUK XXXIV. Een waagstuk. „Moeder, lieve moeder, luister toch naar mij!" „Ik moet wel luisteren, kind, wan neer ge me zoo van harte moeder noemt; maar het kan tot niets leiden, mijn arm klein meisken. Ze hebben de zaak naar de Slerrekamer verwe zen, opdat zij daar kunnen beslissen met gesloten deuren en zonder inacht neming van de vormen der wet. Gij kunt niets doen I En zou ik het kun nen vertrouwen, dat gij daar zoo de reis naar Londen ondernaamt, even als het meisje in de ballade, geheel alleen „Neen, mevrouw, ik zou niet alleen gaan. Mijn vader ik wil zeggen Mr. Talbot, zou mij geleiden." „Kom meisken, nu maakt ge toch wat al te veel rekening op de wel willendheid van den goeden man." „Ik spreek zoo niet zonder hel te mogen doen, mevrouw. Ik heb hem medegedeeld wat ik zoo vurig ver langde te doen, en hij zeide, dat het wellicht mijn plicht was dat te doen, en dat hij, indien dat werkelijk hel geval was, geene pogingen wilde aan wenden om mij er van te doen afzien, maar dat hij me niet alléén kon la ten gaan, en mij dan zou vergezel len. En hij kan me waarschijnlijk toegang verschaffen bij de Koningin. Hijzell heelt haar gezien en gespro ken, en Humfrey ooken Dick is in wonend kamerheer." „Er zijn al genoeg waagstukken voor mij ondernomen," zeide Maria; „ik wil niet meer getrouwe hoofden in gevaar brengen." „Wilt gij dus uwe toeslemming niet geven, moeder? Hij is van plan morgen het kasteel te verlaten, en ik zal hem in den loop van den och tend zien en spreken, en hem dan mijn antwoord geven. Indien gij mij wilt laten vertrekken, dan zal hij vergun ning vragen om me mede naar huis te nemen, bewerende, dat ik er blee- ker uitzie dan ik gewoonlijk doe." „En dat is ook werkelijk waar, kind. Indien ik er zeker lan kon zijn, dat ik u ooit zou wederzien, zou ik hebben voorgesteld, dat gij u tijdelijk naar huis begaaf^ otn u daar te laten verplegen dooi' d'egbè- de Mrs. Susan. Maar er kan niet aan gedacht worden. Ik kan u of welk ander eerlijk, liefderijk hart ook, niet blootstellen aan gevaar, u onmogelijk zulk een bedenkelijk waagstuk laten ondernemen, lerwille van eene zoo wanhopige zaak als de, mijne! Ik heb u, mijn eigen trouw meisken, er des te liever om, en ik gevoel voor hem de grootste achting, maar hel kan niet gebeurenVraag me niet langer." Maria werd nu verhinderd verder over deze zaak te spreken, doordat Sir Christopher Hatlon haar om een onderhoud liet vet zoeken een dier talrijke afmattende gesprekken, waar mede men haar lastig viel gedurende de op hel verhoor volgende dagen, toen de uitspraak van het vonnis was uitgesteld, tengevolge van een nadrukkelijk bevel van de weifelen de Elizabeth, en de zaak verwezen was naar de Sterrekamer. Lord Burghley beschouwde dit weifelen en aarzelen als een uitvloeisel van gerechtelijke verblindheid zoo uitermate had den haat en vrees voor de toekomst hem blind gemaakt voor alle rechtvaar digheid en eerlijkheid. Cicely gevoelde al de teleurstelling, welke de jeugd gevoelt, wanneer hare grootsche plannen worden van de hand gewezen. Maar tot hare verba zing sprak Maria haar des nachts we der aan „mijne dochter," zeide zij, „heelt die trouwhartige pleegvader van je waarlijk gemeend wat hij zeide." „Als hij iels zegt, meent hij het altijd," antwoordde Cicely. Wordl vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6