dienst te doen uitkomen. Ilumfrey was
van oordeel, dal hij uil de dienst des
ridders ontslagen was, en begon zijne
kleederen in te pakken, terwijl hij
bij zichzelven overlegde, of hij zijn
vader te Londen zou gaan opzoeken,
dan wel of hij naar huis zou gaan
Nadat hij omstreeks een uur in zijne
kamer had doorgebracht, werd hij
naar de groolc zaal ontboden, waar hij
verwachtte Sir AmiasPaulett te zullen
vinden, en van hem te vernemen,
dat hij uit den dienst ontslagen was.
Hij trol er echter alleen Sir Drew
Drury aan, die hem dus aansprak:
„Jonkman, ge zult hel best doen,
met weder uwe taak op te vatten,
Sir Amias wil hetgeen van morgen
heeft plaats gehad over 't hoold zien."
„Ik ben u zeer dankbaar, mijnheer,
maar ik weel niet, dat ik iels gedaan
heb, waarvoor ik vergiffenis zou noo-
dig hebben," zeide Humfrey.
„Kom, kom, brave jongen, ge moet
niet zoo slijthooldig zijn. 't Is waar,
mijn goede ambtgenoot is overdreven
ijverig, en ik zou kunnen wenschen,
dat hij hel over zich had kunnen
krijgen, die arme dame in het bezit
en het genot van deze waardigheids
tekenen te laten, welke niemand
eenigen overlast aandoen. Ik had
niet gaarne er de hand in gehad, en
het verheugt me, dat ook gij u daar
toe niet hebt willen leenen. Hij weel
heel goed, dal hij de macht niet had
om zulk een dienstbetoon van u te
eischen. Hij zal er niet meer over
spreken, en ik vertrouw, dat ook gij
dat niet doen zultwant het zou niet
goed zijn, als er nu verandering moest
komen in het personeel der bewakers.
Een ander zou wellicht niet zoo
aangenaam zijn aan de arme dame,
en ik zou haar gaarne zooveel on
aangenaams willen hesparen als me
maar mogelijk is."
Humfrey boog, en betuigde hem
„zachtmoediglijk" zijn dank, en er
werd verder van dit haastige ontslag
geen notitie meer genomen.
Toen hij kort daarop weder de
vertrekken der Koningin moest bin
nengaan, schokte hem indedaad de
afwezigheid van al de teekenen van
haar Koninklijken rang, gewoon als
hij geweest was, van zijne vroegste
kindsheid af, zich haar nooit zonder
die teekenen voor te stellen, terwijl
hij wist, wal de verwijdering van die
teekenen te beduiden had.
Maria, die zat te schrijven, sloeg de
oogen op, toen hij, met zijn muts in
de hand, de knie voor haar hoog, met
hel hoofd dieper gebogen dan hij 't
vroeger placht, wellicht om den traan
te verbergen, die hem in 't oog kwam
bij hel aanschouwen van haar bleek
gelaal, waarover een uitdrukking van
stille lijdzaamheid lag uitgespreid.
„Hoe nu, mijnheer?" sprak zij.
„Deze eerbiedbetuiging komt haar niet
toe, die volgens de wet reeds zoo
goed als eene doode is. Zet uwe
uwe muls weêr op. Er is hier voor
een Engelschman geen Koningin I"
„O, mevrouw, laat toe, dat ik u
loeit mijn hulde bewijze. De eerbied,
dien ik voor u gevoel, kan niet anders
dan grooter zijn dan ooit te voren,"
stamelde Humfrey, uitsprekend wal
hem op hel hart lag, terwijl hij met
innige aandoening een kus drukte op
de hand, die zij hem toestak.
Maria boog „haar grijs ontkroond
hoofd," gekroond in zijn oogen als
de Koningin der Smarten, en zeide
legen Marie de Courcelles, die achter
haar stond; „is 't niet waar, ma mie
dat ons lijden deze goede zijde heeft,
dat het ons openbaart, wie hel zijn,
wier edelmoedigheid boven allen lol
verheven is? En wat zegt uw goede
vader, vriend Humfrey?"
Hij had het niet durven wagen
den brief naar de vertrekken der Ko
ningin mede te nemen, maar hij
gaf hel grootste gedeelte van den
inhoud weêr, zonder echter de hoop
der Koningin veel aan te wakkeren,
ofschoon het haar blijkbaar aange
naam aandeed, dat hare zaak noch
door haar zoon, noch door haar zwager
verwaarloosd werd.
„Zij, en vooral mijn arm meisken,
zullen zich getroost voelen door hel
bewustzijn, dat zij hun uiterste best
gedaan hebben," zeide zij„maar ik
bekommer mij er nauwlijks om, of
zij slagen. Gelijk ik aan mijne nicht
Elizabetn geschreven heb, ben ik haar
zeer dankbaar, dat zij een einde wil
maken aan mijne langdurige gevan
genschap, en boven alles hiervoor,
dat zij mij de zaligheid en de glorie
doet deelachtig worden van eene, die
sterft voor haar geloof, mij, onwaar
dige die ik ben!" En zij vouwde de
handen, en een uitdrukking van inni
ge verrukking vertoonde zich op haar
gelaal.
Haar voornaamste wensch scheen
te zijn, dat noch Cicely, noch haai'
pleegvader om harentwil in gevaar
zou geraken, en zij betreurde het
zeer, dat zij aan lluinlrey niet bood
schappen met die bedoeling had kun
nen opdragen, voordat hij aan zijn
vader terugschreef, met de bezorging
van welken brief hij Cavendish belast
had.
„Denkt ge niet nogmaals te schrij
ven?" vroeg zij.
„Ik twijlel, of dat wel veilig zou
zijn," antwoordde Humfrey. „Ik heb
zelfs in hel kleine brieljen, dat ik
gisteren verzonden heb, mijn gevoelen
niet open en rond durven uitspreken.'
Toen trachtte iMaria gebruik te ma
ken van de vrijheid, die hij had, om
Sir Andrew Melville en den Aalmoe
zenier, den Abhé de Préaux te bezoe
ken die opgesloten waren in den
Fetterlock-toren, en verzocht hem zich
te belasten met de bezorging van een
brieljen, dal zij aan laatstgenoemde
geschreven had. Dal verzoek viel den
jonkman koud op hel lijf. „Met uw
verlofzoo begon hij.
„ik verzeker u," viel Maria hem
in de rede, „dat in dit briefjen over
niets gehandeld wordt, dan over de
belangen mijner eigen ziel. llel is van
niet hel minste belang voor den Staat,
maar het is alles voor mij, een arme
vrouw, die den dood voor oogen
heelt."
„O, mevrouw! Laat me eerst daar
voor de noodige vergunning zien te
verwerven 1"
„WatlZoudt ge lot Paulell willen
gaan en hem in de gelegenheid stel
len mijn gelooi te lasteren en mij te
beleedigen!" riep de Koningin geër
gerd uil.
„Ik zou lot Sir Drew Drury gaan,
die een ander soort van man is,"
zeide Humfrey
,Maar die geen vinger durft ver
roeren, uil vrees dat hij het zijn
ambtgenoot niet naar den zin zal ma
ken," viel Maria hem in de rede, en
zij liet zich moedeloos achter in haar
stoel vallen.
„En dit is dus de liefde van dezen
jonker voor Uwe Majesteit 1" riep Jean
Kennedy uit.
„Gij vergeet, madame," zeide Hum
frey, diep gegriefd, „dal ik door den
eed gebonden ben, dien ik heb moeten
zweren, toen ik hier mijne betrekking
aanvaardde
„Laat hem loopen, Jeanie!" zeide
Maria. „Hij is evenals al de Engel-
schenzij welen niet te onderschei
den lusschen den geest en de letter!
Ik begrijp het heel goed, ofschoon ik
gedacht had, dat er in hem liefde ge
noeg was voor mij en hel mijne, om
hem de overtuiging te schenken, dat ik
onmogelijk iets zou kunnen vragen, dat
schade zou kunnen doen aan zijn eer
ol aan zijne goede trouw. Ik die
eene bijna moederlijke liefde voor hem
gevoeld, een bijna moederlijk ver
trouwen in hem gesteld heb!"
„Mevrouw," riep Humfrey uit, „gij
weel, dal ik mijn leven voor u ten
offer zou willen brengen, maar ik kan
mijn eed niet breken."
„Je eed breken, dwaze knaap!"
riep Mrs. Kennedy uit. „Men zou
waarachtig denken, dal de Koningin
van je vergde, dat ge een brief aan
Mendoza zoudl overbrengen, met het
verzoek om hier te komen branden
en moorden, terwijl zij niets anders
van je verlangt, dan dal ge een brief
jen zult overbrengen aan den goeden
abhé, waarin zij hem verzoekt voor
haar te bidden ol iels dergelijksMaar
gijlieden zijl allen gelijkge wilt geen
vinger uilsteken ten behoeve van haar
arme ziel."
„Vergeef me, madame," hernam
Humfrey op smeekenden toon. „De
kwestie is niet, wat mogelijk de in
houd van hel brieljen is, maar hoe
ik gebonden ben door mijn eed! Ik
heb moeten zweren, dal ik geenerlei
geschiift uit deze kamer naar elders
zou overbrengen, ol van elders hier
zou binnenbrengen. Dal was eigentlijk
de reden, waarom ik den brief mijns
vader niet medegenomen heb, toen ik
me herwaarts begal. O mevrouw, zeg
me, dat ge 't mij vergeeft!"
„Natuurlijk vergeef ik het u," ant
woordde Maria op koelen toon. „Ik
heb zoeveel te vergeven, dal ik ook
wel de lauwheid en bekrompenheid
kan vergeven, die zóó in uw aard
liggen en zóó bij u zijn aangekweekt,
dat ge 't niet helpen kunt, dat ze u
eigen zijn. Ik vergeef hel onrecht,
dat men mij aandoet, en ik mag dus
ook wel trachten teleurstellingen te
vergeven, welke men mij doet onder
vinden. Vaarwel, Mr. Talbot; moogt
ge van Sir Amias Paulelt uw loon
ontvangen voor uwe getrouwheid!"
Humfrey moest wel hel vertrek
verlaten, maar aan zijn hart was op
wreedaardige wijze eene pijnlijke
wonde toegebracht, en somtijds kwam
de vraag hij hem op, of misschien
werkelijk een hardvochtige en zelf
zuchtige nauwgezetheid aan zijne wijze
van handelen ten grondslag gelegen
had, toen hij de stervende vrouw
verhinderd had, zicli de vertroostin
gen der godsdienst te verwerven, en
alzoo éèn lijn getrokken had met
hare vervolgers, terwijl hij toch het
bloed zijns harten voor haar veil had.
Somtijds kwam hel hem voor, ol hij
op het punt geweest was, hare toe
stemming te verwerven voor zijn
huwelijk met hare dochter, en dat
hij die thans verbeurd had; en op
andere oogenblikken bekroop hem de
vrees, dal hij bezig was zich te laten
verblinden, gelijk de arme Antony
vóór hem verblind geweest was. En
als hij hel in hem gestelde vertrouwen
schond en zijn eed brak, hoe zou hij
dan zijn vader weder onder de oogen
durven komen? Toch was zijne ge
negenheid voor de Koningin te groot,
om te blijven meencn, dal zij hem
trachtte te vet blinden, terwijl het den
eenen dag voor en den andere na
voor hem eene vernieuwing van smart
en droefheid was, door haar behan
deld te worden met de minzaamste
en meest bestudeerde hoffelijkheid,
maar niet meer als een, die bijna
deel uitmaakte van haar eigen, het
innigst aan haar verbonden kring van
vrienden en vertrouwelingen.
En daar weinige dagen daarna Sir
Andrew Melville vergunning kreeg, om
zijne betrekking bij haar weder te
aanvaarden, werd hem veel minder
vaak het overbrengen van boodschap
pen opgedragen, ol hel verrichten
van kleine diensten in de vei trekken
der gevangene, en hij gevoelde zich
buitengesloten en afgesneden van de
vertrouwelijke verslandhouding, die
voor hem zeer genotrijk geweest was,
en hem zelfs een weinig hoop had
doen voeden, wal betreft den vurig-
sten wensch zijns harten.
HOOFDSTUK XXI.
Hake koninklijke hoogheid.
Cicely had te Londen in bijna even
groole spanning verkeerd als hare
moeder op Folheringhay. Veiligheids
halve had Mr. Talbot haar aan boord
van de Balhond laten blijven, totdat
hij een onderhoud gehad had met
M. d'Aubépine ChAteauneuf, en hem
den brief van Koningin Maria lei
band gesteld had. De Ambassadeur,
een bij uitnemendheid beschaald en
bevallig Franschman, was uiterst ver
baasd, en in 't eerst ongeloovigmaai
bij kon niet anders dan den brief
der Koningin als echt beschouwen,
en riep den raad in van zijn Sekre-
laris De Salmonnct, een man op leel-
tijd, wiens vrouw, eene Schotsche
van geboorte, aan het gezelschap
baars echlgenoots de voorkeur gal
boven de vermakelijkheden van Pa
rijs. Zij was een Hamilton van zich-
zelve, die pensionnaire geweest was
in de Abdij van Soissons, en hel
was haar bekend, hoe indertijd de
verwachting bestaan had, dat er een
kindeken van Lochleven aan de Abdij
zou worden toegezonden maar dal dal
kindeken nooit gekomen was, en
dat er, na vele maanden wachtens,
berichten waren ontvangen, dal het
schip, waarmede het kind den over
tocht zou doen, was vergaan op zee.
M. de Chateauneuf vertrouwde daarop
het onderzoek aan haar en haarechlge-
noot toe. Richard Talbot bracht hen
eerst naar de woning, waar Mrs. Barba
ra Cui'll haar intrek genomen had,
teneinde in de nabijheid van haai
man te zijn, die nog altijd gevangen
gehouden werd in Mr. Walsingham's
huis. Mrs. Curll bevestigde ten volle
alles wat Mr. Talbot gezegd had aan
gaande het leit, dal de Koningin Cis
onvoorwaardelijk als hare dochter er
kend en aangenomen had, en ver
klaarde zich bovendien bereid om
met de Salmonnets en Mr. Talbot aan
boord van de Bulhond te komen,
om aan de jonge dame een bezoek
te brengen.
Dienovereenkomstig voeren zij te
zamen in Mr. Talbot's boot de rivier
af, en vonden Cicely, goed in haar
mantel gehuld, onder een soort van
zonnetent op het dek zitten, onder
de hoede van den ouden Goalley,
die haar behandelde als eene kleine
Koninginen bezig was met haar
inlichtingen te geven betreffende al
de verschillende vaartuigendie in
groolen getale in de rivier lagen.
Zij sprong uiterst verblijd overeind,
toen zij Mrs. Curll gewaar werd, en
wierp zich in haar armen. Er volgden
nu van weerszijden eene menigte vra
gen en medcdeelingen, die daar de
ontmoeting geheel onverwacht was
den toehoorder wel moesten overtui
gen, op welken voelde jonge dame met
Koningin Maria en haar gevolg ver
keerd had.
Eenige oogenblikken later nam
Cicelcy de twee dames mede naar haar
hul, een net, zeer klein verliekjen,
maar voor iemand met hare gewoonten
niet ongeriefelijk ingericht; en daar
liet zij zich door Barbara overhalen,
om aan Madame de Salmonnet toe te
staan, de figuren op hare schouders
te zien. Laatstgenoemde dame keerde
naar hare woning terug, overtuigd,
dat Cicely werkelijk was wat men
beweerde, en den volgenden dag
kwam zij weder, vergezeld van een
heer, met een hoed met neergeslagen
randen op bet hoofd, een masker
voor hel gelaat, en in een mantel
gehuld.
Toen Cicely opstond om hem te
ontvangen, gaf hij met een luiden
kreet lucht aan een onvveêrstaanhare
verbazing, waarop hij terstond liet
volgen: sUwe Koninklijke Hoogheid
vergeve het mij 1 Precies in dezellde
houding heb ik hare Koninklijke moe
der zien slaan, toen ik te Calais af
scheid van haar nam.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.