BRIDE VAN SCHOTLAND. Uit het Engelsch van Charlotte Yonge. 76) „Hel meisjen is Ie lang ons kind ge weest, dan dal we haar alléén op reis zouden willen laten gaan. En wal be treft, dal zulk eene liefde zwak of dwaas zou wezen, voorzeker, mijnheer, hel was de slem van Eén, die grooter was dan gij of ik, welke een man gebood zijn vader en zijne moeder te verla ten en zijne vrouw aan le hangen." Mi'. Healherlhwayte prutlelde nog iets van„nog zoo jong" en „eene lichtzinnige onderneming," en Mr. Talbot merkte glimlachend op, dal hij, als hij Humfrey gezien had, oor- deelen moest, of hier werkelijk sprake was van eene lichtzinnige onderne ming. Richard zag ondertusschen met eenige bezorgdheid uil naar de komst zijns zoons, die, naar zijne bereke ning, de reis in veel korter tijd kon afleggen, zoodat hij hen bijna wel had kunnen inhalen, indien de nood lottige zaak niet langer was uitgesteld geworden, dat hij reden had meenen le hebben le verwachten. Zoo sprak hij er over, en deze woorden waren hem nog maar juist over de lippen gekomen, toen zich de voetslappen van een man lieten hooren op den harden weg daar buitenhoewel die voetslappen vlug er over gingen, klonken ze toch wat vermoeid, en men kon het hooren, dat de persoon, die naderde, sporen aan de laarzen had. Bijna op hetzelfde oogenblik werd er aan de deur geklopt. Er was ook nog iemand anders op de uitkijk geweestwant toen de voordeur geopend werd kwam Cicely te voor schijn snellen, terwijl Humfrey zijn armen naar haar uitbreidde; en toen zij haar kopjen tegen zijne borst liet rusten, zeide hij, zoodat zij alleen het hooren kon: „hare laatste woorden tot mij zijn geweest: verzeker haar van mijne liefde en breng haar mijn zegen over, en zeg haar, dat de ure mijner vreugde gekomen is eene vreugde, zoo groot als ik er vroeger nooit eene gekend heb." Toen wisten zij, dal hel vonnis voltrokken was, en Richard sprak „God zij barer ziele genadig!" En Mr. Heatherlhwayte verweet hem niets. Er was daarvoor ook geen tijd, want Humfrey riep uit„zij valt in zwijm Hij ving haar in zijn armen op, droeg haar weg, terwijl de anderen hem met licht vergezelden, en legde haar neder op Yreugde-Olie's kleine leger stede; maar zij was niet volslagen bewusteloos, en spoedig kwam zij weder genoegzaam lol zichzelve, om hem een geruststellenden blik te kun nen toewerpen, niet een eigenl- lijken glimlach, maar toch een wonder liefelijken blik, zelfs in de oogen van anderen. Maar toen hel licht der lamp op zijne gestalte viel, sprong zij op eens overeind, en riep, als 't ware al het overige vergelende, uil: „O Humfrey, ge zijl gewond 1 Wat is dal? Ga zitten!" Zij zagen toen, dal zijn aangezicht indedaad zeer bleek was, dat hij er afgemat uitzag, en dal zijne kleederen van het hoofd tot de voeten met modder overdekt waren, terwijl zich op sommige plaatsen sporen van bloed vertoondenmaar terwijl zij hem bijna neerduwde op de kist, die voor het bed stond, zeide hij met eene hee- sche, flauwe slem, die een erge mate van vermoeidheid verried: ,,'t Is niets, 't is niets, Cis; mijn paard is slechts met me gestort bij hel afdalen van een heuvel, en ten gevolge van dien val was hel dier kreupel geworden, zoodal ik het de laatste vier of vijf mijlen bij den teugel heb moeten leiden. En die snede over mijn hand is zeker open gegaan en moet in 'l duister meer gebloed hebben dan ik wist, anders had ik je geen schrik aangejaagd, door zoo toegetakeld hier le komen en hij zag haar nu op zijne beurt met een geruststellenden blik aan, terwijl zij daar over hem stond en hem met groote bezorgdheid aanzag, alsof zij het nauwlijks dorst gelooven, dal, hoewel hij afgemat en gekneusd was, het toch niets te beteekenen had. Toen verzocht zij om een beker wijn voor hem, en stuurde zij Olie om water en linnen, en Humfrey moest zijn hand aan haar overlaten, om gereinigd en verbonden te worden en geen van hen beiden sprak een woord meer dan bepaald noodzakelijk was, terwijl zij daar op de knieën bij de kist lag, en haar werk met bedreven hand verrichtte, ofschoon er nu en dan een rilling over hare geheele gestalte liep. „Nu, beste meid," liet thans Richard zich hooren, „moet ge hem met ons laten medegaan, om droge kleederen aan te trekken; als hij dat gedaan heeft, komt hij weer bij je." ,,Rusl en voedsel hij heeft er behoefte aan," sprak Cis, met eene flauwe, trillende stem, ofschoon zij ze met de zelfbeheersching harer vorste lijke natuur trachtte le bedwingen. „Laat hem met u medegaan, vader; me dunkt, ik kan er van avond niet meer van hooren. Hij zal me alles mededeelen, wanneer we samen op reis zijn. Ik wilde gaarne alléén en in donker zijn; ik weet nu, dat hij gekomen is, en dat gij voor hem zorgt. Dal is genoeg, en ik heb nog reden om God te danken." Er vertoonde zich een zenuwachtige trek op haar gelaat, en zij verwij derde zich; ook dorst Humfrey haar niet schokken, door nog meer legen haar te spreken, en hij strompelde daarom zijn vader achterna naar de kamer van den predikant, waar hij voorzien werd van een geestelijk ge waad, dal hem vrij dwaas stond, daar hij het aanbod om zijn avondmaaltijd op bed te gebruiken van de hand gewezen had. Mi'. Heatherlhwayte was zeer getroffen door de bedaardheid, waardror de ont moeting lusschen de beide jongelieden zich onderscheiden had, want strenge afgemetenheid stond hoog aangeschre ven in de Puriteinsche wereld, wat eene scherpe tegenstelling vormde met het gebrek aan zelfbeheersching bij de meer wereldschgezinde karak ters. Toen Humfrey nu voor den dag kwam, met zijns vaders mantel over liet hagelwitte overhemd en de klee deren van den predikant, zeide Ri chard „Mijn zoon Humfrey, deze goede heer, die onze Cis gedoopt heeft, wilde gaarne zekerheid hebben, dal het voornemen, 't welk gij ten uit voer wenschl te brengen, niet een uitvloeisel is van jeugdige lichtzinnig heid." „Neen, neen, Mr. Talbot," viel de predikant hem in de rede, „zoo heb ik gesproken, voordal ik dezen lieer gezien had. Al wat ik nu gewaar ben geworden maakt, dat ik er niet meer aan kan twijfelen, dal dit huwelijk wie zij ook wezen moge in den Hemel gesloten is, en dat 's Hemels zegen er op rust." „Ik dank u, mijnheer," sprak Hum frey op ernstigen loon; „hel is de vervulling mijner eenige hoop." Zij spraken nu niet meer, voordal hij gegeten had, want hij was zeer afgemat, daar hij niet meer dan een paar uur rust had genomen en in 't geheel niet geslapen had na zijn ver trek van Fotheringhay. Hij had uit de kleur van het paard, dat te Notting ham voor hem was achtergelaten, opgemaakt, waarheen zij zich begeven hadden, en in het logement te Huil had hij Gillingham aangetroffen, die hem den weg gewezen had naai de woning van Mr. Healherthwayle. Wal hij had mede te deelen betreffende het laatste tooneel op Fotheringhay, het is voor het meeren deel door de geschiedenis vermeld, en we behoeven er hier niet bij stil te_ staan. Toen Bourgoin en Melville achterbleven, omdat het hun onmoge lijk was hunne gebiedster door de voorzaal naar het schavot te ge leiden, had de Koningin zich lol hem gewend en gezegd: „Bewijs gij mij deze laatste dienst!" en leunend op zijn arm was zij de stopvolle zaal doorgeloopen, en van deze gelegenheid had zij nog gebruik gemaakt, om hem die laatste boodschap voor Cicely op te dragen. Zij had in 't openbaar over Jakobus haar zegen uitgesproken, en verklaard, hoe zij er van overtuigd was, dat de zaligheid zijn deel zou zijn, indien hij goed en getrouwelijk leefde in het geloof, dal hij lot het zijne had gekozen. En tegelijk met hem maar in 't geheim had zij ook haar ander kind gezegend. Humfrey was zeer ontroerd toen hij dit verhaalde, en kon ternauwer nood zijne stem beheerschen, om le antwoorden op de vragen van Mr. Heatherlhwayte, maar hij antwoordde zóó, dal de waardige predikant, een voor een van de uitdrukkingen en wendingen afzag, die hij reeds gereed had voor eene preek op den eerst- volgenden Zondag over den tekst: „Siet nu naer die vervloeckte ende begraeftse, want sy is een 's Koninghs dochter," en hij zelfs bij zichzelven begon te overleggen, een tekst te kiezen, die hem aanleiding zou geven zijne gemeente te vermanen, om toch niet te oordeelen naar 'tgeen voor oogen is, noch le oordeelen naar hooren zeggen. Toen Humfrey gegeten en gedron ken had, en de roode kleur zich weder op zijne wangen begon te ver- toonen, gaf Mr. Healherthwayle le ken nen, dat hij dien avond noodzakelijk nog zijn koster spreken moest. Waar schijnlijk wilde hij zich het genot gun nen, de eerste te zijn, die aan zijn ker- kedienaar berichtte, dat hel vonnis aan de Koningin van Schotland voltrok ken was; maar kwam ongetwijfeld ook de gedachte er bij, dat vader en zoon we! gaarne eenige oogen- blikken alleen zouden willen zijn. Hij haastte zich zijn lantaren aan te steken, en nam Stof-en-Aseh mede. Toen had Humfrey meer mede te deelen, wal geen uitstel kon leiden, 's Daags na het vertrek van zijn vader en Cicely was Will Cavendish aan gekomen, en aan Humfrey werd op gedragen, aan de gevangene te ver zoeken, dien heer onmiddellijk ten gehoore te ontvangen. Maria had ge zegd: „dat staal met hel kind in verband. Laat hem binnenkomen Humfrey! En toen Cavendish de wacht passeerde, had hij zijn ouden kame raad op den schouder geklopt en gezegd „Wal streken heeft men in Hal- lainshire uilgehaald?" Hij was woedend uit de kamer der gevangene teruggekomen, en had van Humfrey willen vernemen, of hij iels wist van hel bedrog, dat men tegen de Koningin en legen hen allen gepleegd had, en waarin gindsche halslarrige vrouw nog verkoos te volharden hierin beslaande, dal de kleine Cis Talbot zich uitgegeven had voor de dochter eener Koningin, en dat zij allen, zelfs de ernstige Mr. Richard, zich daardoor hadden laten misleiden, 't Was te veel voor Will Een heer, die in zoo nauwe betrek king stond tot den Geheimen Raad, mocht zich niet laten misleiden, zoo als die onnoozele soldaten en zee lieden, ofschoon het in Koningin Ma ria's kraam te pas kwam, le verzekeren, dat het meisjen werkelijk hare dochter was, en te weigeren haar als zoo danig te verloochenen, 'i Was, ver onderstelde hijmet hel doel om Engeland voor de toekomst in moei lijkheden te wikkelen, dat zij voor haar heengaan dit zaad des onheils had uitgestrooid. En de oude Paulelt was onnoozel genoeg geweest om het meisjen het kasteel te laten verlaten, terwijl aan Cavendish bevolen was de zaak zoo geheim mogelijk te houden, opdat het onheilstichtende vermoeden van 't bestaan van zulk eene persoon niet verder verspreid werd, en haar te arresteeren en naar Londen over te brengen, zoo spoedig het vonnis vol trokken zou zijn, als wanneer, naar hij zeide, haar geen kwaad zou ge schieden, op voorwaarde dat zij de aanspraken, welke men haar op be- driegelijke wijze had doen maken, opgaf. „'iZou voor u beiden veiliger ge weest zijn," had de arme Koningin Maria daarna tegen Humfrey gezegd, „indien ik haafr verloochend had; maar mijn arm kind verloochenen en haar zóó verhinderen, ooit hare koninklijke aanspraken te doen gelden, dat mocht ik niet. Buitendien heb ik de Talbots genoeg leeren kennen, om te welen, dat gij uwe veiligheid niet te danken zoudl willen hebben aan de leugen eener stervende vrouw." Maar de waan, waarin Will ver keerde, zou geheel dezelfde uitwerking hebben. Men had hem gelast, met niemand over de zaak te spreken, behalve met hen die er reeds kennis van droegen, en daar hij vóór alles verlangde getuige te zijn van de vol trekking van het vonnis, dat naar zijn oordeel het merkwaardigste schouwspel was, 't welk hij waarschijn lijk van zijn leven onder de oogen zou krijgen, en daar hij in de mee ning verkeerde, dat Cicely veilig en wel te Bridgefield was, achtte hij hel onnoodig verdere slappen le doen, voordat de exekulie was afge- loopen. Humfrey had alles met een effen gezicht aangehoorden zoo weinig laten blijken als maar moge lijk was. Maar toen het treurspel was afge- loopen, en hij het schoone hoofd had zien vallen, en hij zelf de arme kleine Byou, die zich onder de kleederen zijner doode meesteres verscholen had, weggehaald en het diertjen aan Jean Kennedy oveihandigd had terwijl afgrijzen hem nog het bloed in de aderen deed stollen was hij ter stond naar den stal geloopen, had zijn paard gezadeld en was weggereden. Men zou zonder twijlel tot eene vervolging overgaan, zoodra het zich openbaarde, dal Richard en Cicely niet te Bridgefield warenmaar er was nog eenigen tijd beschikbaar, waarin zij konden handelen, en Mr. Talbot zei de terstond„de Bulhond is nagenoeg zeilree. Je huwelijk moet morgenoch tend gesloten worden, en dan moet gij beiden onverwijld aan boord gaan." Zij oordeelden het beter, met de arme bruid, die haast verpletterd was onder hare bittere smart, hierover niet te spreken; en Humfrey, toen hij van hunne kleine gastvrouw gehoord had, dal Miss Cicely zeer rustig en stil lag, en hem haar hartelijke groeten liet overbrengen, stemde er in toe, zich le behelpen met het bed van den gastvrijen predikant, hopende, gelijk hij in vertrouwen tot zijn vader zeide dat zijne vermoeidheid uitwerken zou, dat hij niet aanhoudend het blok, de bijl en het stuiptrekkende gelaat voor oogen zou hebben, zooals dat het geval geweest was bij de eenige ge legenheid, dat hij, na zijn vertrek van Fotheringhay getracht had de oogen te luiken, Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6