zijn zegen gegeven had aan het tren-
rende jonge meisjen, dat daar in die
sloep over de troebele wateren van
de Humber gleed.
Ze hadden haar spoedig aan boord
geholpen, maar alles was nog niet
gereed voor de reis, en voor het
avondgelijde kon het vaartuig ook niet
naar zee komen, 't Was een bizonder
heldere dag, en er was eene zitplaats
op het dek in gereedheid gebracht
voor de dame, waarop zij plaats nam
met Humfrey naast zich, die haar
mantel om haar heen sloeg, en haar
mededeeldewel was het een vreemd
onderwerp voor een huwelijksdag!
al wat hij meende haar te mogen
mededeelen aangaande die laatste
uren, waarin Maria zich indedaad door
hare langdurige lijdzaamheid gelou
terd getoond had, en opgewonden
door de hoop, dat haar dood eenigs-
zins naar het martelaarschap zweemde.
Zijn vader oefende inlusschen hel
oppertoezicht uit over den arbeid
der bemanning, daar hij er het uilerlse
belang in stelde, geen tijd te laten
voorbij gaan, en hel raadzaam achtte,
nog vóór het vallen van den avond
onder zeil te gaan. Mr. Healherlhway-
te's bezorgdheid had hem genoopt,
nogmaals aan boord te komen,
want hij wilde nog verschillende
dingen vragen betreffende den stand
van zaken te Bridgefield, alvorens
een aanvang te maken met zijn bid
dend beraad betreffende zijne beslis
sing ten opzichte van zijn dochtertjen;
en hij had nog niet voor de laatste maal
alscheid genomen, toen het anker ten
langen leste gelicht werd, en het
schip langs de wonderlijke gevels,
houten huizen en niet overdekte
stapelplaatsen was gedreven, die
langs de haven verrezen, om zoo van
de Huil rivier in de eigentlijke Hum
ber te komen, terwijl de beide Tal
bot's ruimer adem haalden; maar
toen de kille avondlucht zich begon te
doen gevoelen, wisten zij Cicely te be
wegen, zich door haar echtgenoot naar
haar hul te laten geleiden.
't Was op dit oogenblik, terwijl
het al donker begon teworden, dal
het schip gepraaid werd, en eene
boot het schip op zijde kwam, en het
geroep gehoord werd: „in naam der
Koningin !"en een kleine, schrale ge
stalte aan boord klom. Hij was ver
gezeld van een lorsch gebouwd man,
blijkbaar een gerechtsdienaar, 't Duurde
een oogenblik voordat er gesproken
werd, maar toen zeide de pas aan
boord gekomene: „neef Talbot
„Ik houd geene familiebetrekking
aan met verraders,CuthberlLangston,"
viel Richard hem in de rede, op
staande, met de armen over elk
ander geslagen.
„Veracht mij niet, Richard Talbot,"
klonk hel antwoord; „gij hadt fami
liebetrekking met mij aangehouden,
toen geen ander dat deed, en om
die reden heb ik menig kwaad voor
u en de uwen voorkomen. Als ik
het niet verhinderd had, hadt gij al
sedert drie weken in de Londensche
gevangenis gezel en. En ook nu kom
ik niet om u kwaad te doen. Sta
het meisjen af, en uw naam zal nooit
met betrekking lot deze zaak genoemd
worden, daar de zaak geheimgehou
den moet worden. Zie hier een be
velschrift van den Raad, waarin ik
gemachtigd word de persoon van Bride
Hepburn, anders genaamd Cicely" Tal
bot voor dien Raad te brengen."
„Man van verraad en geweld
liet nu Mr. Ilealherlhwayle zich hoo-
ren, terwijl hij naar voren trad een
indrukwekkende gestalte, in zijn zwart
geestelijk gewaad met een witten
kraag verwijder u! Deze dame
zal niet de prooi worden van uwe
valschheid, en ook bestaat er zulk een
persoon als Bride Hepburn of Cicely
Talbot niet meer."
„Met uw verlof," zeide Langslon
met een valschen grijnslach. „Ik zie,
hoe de vork in den steel zitBi zal
Uw Eerwaarde ook gevankelijk moe
ten medevoeren, wegens eene verra
derlijke handeling, beslaande in het
sluiten zonder vergunning van de
Koningin van een huwelijk, waarvan
een der beide partijen een persoon
van Koninklijken bloede is."
Op dit oogenblik liet zich van de
voorplecht een nooit te vergeten kreet
van zegevierende haat en woede
hooi en, met een sprong als dien eens
tijgers, sprong Gillingham op hem
los, gillend: „denk aan Babington
en sleepte hem worstelend achteruit
naar de verschansing. Richard en de
politieagent trachtten beide zich van
de met de kracht der woede worste
lende gestalten meester te maken,
maar te vergeefs. Zij tuimelden in een
oogwenk over boord, en men hoorde
een vreeselijk geplas in hel modderige
water van de lluraber, dat gevoed rnet
het water van gezwollen kleinere ri
vieren, door den vloed naar boven
gestuwd werd.
Hinfrey kwam verschrikt van bene
den en vroeg, wie er over boord ge
vallen was, gereed om, in weerwil
van de duisternis, eene poging aan
te wenden om den ongelukkige te
redden, door hem na te springen
maar zijn vader hield hem terug, en
er was ook werkelijk geen beweging
in 'i water te zien, en men hoorde
geen geluid.
„'t ls een openbaring van het oor
deel Gods," sprak Mr. Ilealherlhwayle
met eene zachte, ontstelde stem.
Maar de pohtie-agent schreeuwde
luide, dat er een moord gepleegd was,
bij geweldadig verzet tegen het bevel
der Koningin.
De predikant haastte zich nu, Hum
frey aan het verstand te brengen, dat
hij moest zorgen, dat zijne vrouw in
haar nut bleef, en Richard riep tege
lijkertijd Mr. Ilealherlhwayle en al de
aanwezigen tol getuigen, dat, olschoon
er indedaad moord gepleegd was,
deze niet was gepleegd bij verzet te
gen liet bevelschrill der Koningin,
maar eene persoonlijke wraakneming
geweest was van den kamerdienaar
Harry Gillingham, omdat deze meen
de dal zijn meester Babington dooi
den heer, op wien de moord gepleegd
was, verraden was.
liet bleek nu, dat de politie-agent
niet bekend was met den naam van
dien heer, en evenmin wist, wie liet be
velschrill lot gevangenneming betrol.
Hij was slechts opgeroepen in naam der
Koningin om aan boord van de Bul-
hond te gaan en daar de behulpzame
hand te bieden bij het airésteeren
van eene jonge dame; maar wie zij
was, en waarom zij gearresteerd moest
worden, dat wist de man niet. Hij
zag geene dame op het dek, en hij
scheen er volstrekt niet op belust te
zijn nadere opsporingen in 'i werk
te stellen, terwijl ook de aanwezigheid
van Mr. lleatherthwayte hem in 't
geloof bracht, dat er op de heeren
niets te zeggen viel.
Natuurlijk zou het zijn plicht geweest
zijn beslag te leggen op de Bulhond, om
een nader onderzoek mogelijk te ma
ken; maar de arme man voelde zich
alles behalve op zijn gemak aan boord
van het schip en onder de dienaren
van Lord Shrewsbury, en waarschijn
lijk hadden zij allen wel bij eene mis
daad van veel erger gehalte kunnen
betrokken zijn geweest, zonder dat
hij hel gewaagd had, tusschen beiden
te treden. Hij zag niemand om te
arresleeren, hel bevelschrift was ver
loren gegaan, de moordenaar was dood,
en hij was zeer dankbaar, dat hij naar
zijne boot mocht terugkeeren, met de
verzekering van Mr. Richard Talbot,
dat er hoogstwaarschijnlijk geen on
derzoek zou worden ingesteld, maar
dat, indien zulks wel mocht gebeuren,
de loods daar zou zijn om als getuige
voor zijn onschuld op te treden, en
dat hijzelf over eene maand op zijn
laatst met de Bulhond zou terugko
men.
Mr. Heatherthwayle troostte den poli
tie-agent verder nog door te zeggen,
dat hij met hem in zijne boot zou
terugkeeren, en dat hij zijne voorspraak
zou zijn, bij aldien er eenig onderzoek
inocht worden ingesteld naar den an
deren passagier.
„Ik moet hier afscheid nemen,"
sprak hij thans, „en ik vertrouw dat
u geen onaangenaamheden zullen
wachten bij uwe terugkomst, Mr. Ri
chard."
„Ware zij er niet," zeide Humfrey,
„ik zou niet kunnen dulden, dal mijn
vader alleen zich aan hel gevaar ging
blootstellen. Maar wanneer zij eenmaal
in veiligheid is, dan
„Stil, jongen," spiak zijn vader,
„samenzweerders, zooals die arme el
lendeling er een was geworden, zijn
niet zulke uitverkoren voorwerpen, dat
men er een opzettelijk onderzoek naar
instelt. De inenschen zijn slechts te
blijde, wanneer ze van hen afzijn, als
zij hun vuil werk hebben verricht."
„Vaarwel dan, goede Mr. Ilealher
lhwayle," liet llumlrey er op volgen,
„ontvang mijn dank voor de dienst,
ons dezen dag bewezen. Ik heb gele
zen van goede of booze geniussen of
engelen, wat ze ook wezen mogen,
die ons ons leven lang omzweven en
elkanuer de heerschappij betwisten. Me
dunkt, mijne Gis heelt beide gevon
den op deze zelfde Humber, die haar
tot ons gebracht heelt."
„Neen, ga niet voort met Ilei-
densche of Paapsche dwaasheden te
verkondigen, jong mensch," sprak Mr.
Ilealherlhwayle, maar bid liever, dal
de zegen van den Alleen-Heilige, den
God van Abraham, Izaiik en Jacob, den
God uws vaders, met u en de uwe
moge zijn, in dat land der vreemde
lingschap, en u op den door Hem
bestemden tijd veilig huiswaarts moge
terug voeren. Dit is zeker: den ge
trouwe zal Hij zegenen."
En Richard Talbot zeide Amen
daarop.
HOOFDSTUK. XXV.
TIEN JAAR LATER.
't Was tien jaar latei onder de re-
gcering van Elizabeth, toen Jacobus
VI onder een der talrijke eklipsen
van zijn voorspoed verkeerde, en toen
de vereenigde Engelsche en Neder-
landsche violen heldendaden verricht
hadden bij Cadix en Tercera, dat er
verlof voor een alwezigheid van eenige
weken werd aangevraagd voor een der
luitenants van Harer Majesteits lijf
wacht, Mr. Richard Talbot.
„En waartoe dat?" vroeg de Koningin
aan Sir Waller Raleigh den Kapi
tein harer lijfwacht, die het aanzoek
deed.
„Om naar Den Haag te gaan, en
daar, zoo het Uwer Majesteit behaagl,
te zorgen voor de weduwe en den
eigendom zijns broeders, antwoordde
Raleigh."
„Zijns broeders weduwe?" herhaal
de de Koningin.
„Ja, mevrouw. Want het is te vree
zee, dat de jeugdige llumlrey Talbot
ik weet niet of Uwe Majesteit hem
ooit ontmoet heelt, maar hij was hel
petekind van mijn braven broeder llum
lrey Gilbert, en hij heeft omstreeks zes
tien jaar geleden met ons de reis naar
de West mede gemaakt. Hij was een
zoo dapper zeeman als er ooit een den
voet op een dek gezet heelt, en ik
heb me nooit kunnen begrijpen, wat
hem genoopt kan hebben dienst te ne
men bij de Stalen. Maar hij heelt
goed werk gedaan in de dagen van
de Armada, en ik ben er getuige
van geweest, hoe hij in de voorste
gelederen streed bij den aanval op
Cadix. Ja, hij was een dergenen, die
van Mylord Essex den ridderslag ont
ving op het marktplein aldaar. Toen
is hij met Mylord van Cumberland
naar de Azoren gezeild, nu zes maan
den geleden, en sedert heeft men taal
noch leeken van hem vernomen,
zooals zijn broeder mij mededeelt, en
daarom is het, dat Talbot deze gunst
van Uwe Majesteit verzoekt."
„Stuur den jonkman bij me," ge
lastte de Koningin.
Dick we zullen hem bij zjjn ouden
naam noemen was niet zoo arge
loos meer, als toen zijn vader hem voor
de eerste maal in Londen achterliet.
Olschoon hij zeer geschokt was door
'l geen een pas uil Holland ontvan
gen bericht hem gemeld had betreffen
de de geringe hoop die men koester
de dal men de Ark der Fortuin en
haar kapitein ooit zou weêrzien, had
de droelheid hem toch niet in .zulk
eene mate overweldigd, dat hij niet
opgewonden was over de eer, die hem
te beurt viel, van een onderhoud met
de Koningin, en hij looide zich op
in zijne rijke uniform van scharla
ken met goud, om zooveel mogelijk
eene goede verlooning te maken, en
te zorgen, dal men hem „een net man"
mocht noemen.
Koningin Elizabeth was nu een
jaar of wat over de zestig, en haar
neus en haar kin begonnen elkander
te nadeien, maar voor het overige
was zij nog even hecht als ooit, en
even bij de hand, en nog altijd
spreidde zij dezelfde waardigheid
ten toon. Toen Dick binnenkwam,
was hij nog meer verrast, toen hij
zag, dat zij alléén was, en daar zij
een weinig doof was, liet zij hem
vlak bij haar zetel nederknielen.
„Zoo, Mr. Talbot," zeide zij, „gij
zijl, als ik me niet vergis, de zoon
van Richard Talbot van Bridgefield."
„Ja, om Uwe Majesteit te dienen."
„En vraagt gij van ons verlof 0111
naar Den Haag te gaan?"
„Om Uwe Majesteit te dienen,"
zeide Dick nogmaals, benieuwd naar
't geen er nu volgen zou; en daar
zij bleef zwijgen om hem verder te
laten spreken, vervolgde hij: „er zijn
onrustwekkende geruchten in omloop
betreffende het schip mijns broeders,
die in llollandsche dienst is, en ik
zou gaarne willen weten, wat er van
aan is, en zien, wat er voor zijne
vrouw gedaan kan worden."
„Wie is zijne vrouw?" vroeg de
Koningin, hare scherpe, glinsterende
oogen op hem vestigendemaar hij
antwoordde zonder aarzelen
„Zij was eene weeze, grootgebiacht
door mijn vader en mijne moeder."
„Jonkman, spreek openhartig. Geen
knutselen kan hier baten. Zij is het
meisjen, dat hier gekomen is, 0111 de
zaak der Koningin van Schotland te
bepleiten."
„Ja, mevrouw," antwoordde Dick,
wel merkende, dal rechlslreeksche
antwoorden van hem verwacht wer
den.
„Deel me de volle waarheid mede,"
hernam de Koningin. „Zeg me, op
uw eerewoord en niet vergelende,
dat gij trouw gezworen hebt aan
uwe Koningin is zij dat, waar
voor zij zich uitgegeven heelt?"
„Naar mijn overtuiging is zij dat
werkelijk, mevrouw," antwoordde hij.
„Ge moet weten, mijnheer, dat
Cavendish ons hel bericht heelt ge
bracht, dal hel allemaal een ver
nuftig verzinsel was, 't welk uw va
der, uwe moeder en het meisjen
zelf op een dwaalspoor had gebracht
en dit laatste is j waarlijk geen
wonder, daar de Koningin van Schot
land het lot hel laatste oogenblik
haars levens heeft volgehouden."
Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.