Miss Pew deed alsof zij den uittar- lenden blik van 's meisjes toornige oogen niet zag. Zij wendde zich tot hare hulponderwijzeres, Miss Motley, de Engelsche leerares. „Miss Motley, wil u zoo goed zijn, Ida Palliser eens te laten zien, hoe het in haar lessenaar gesteld is?" sprak Miss Pew met ontzagwekkende beleetdheid. „Dat is niet noodig," zeide Ida op koelen toon, „ik weet zelve zeer goed, hoe het in mijn lessenaar gesteld is. Ik heb geen tijd gehad om orde op mijne zaken te stellen." „Slordig 1" riep Miss Pew uit, met hare schrikwekkende bariton-stem; „slordig is niet het woord, 't Is schan delijk. Miss Motley, heb de goedheid de verschillende artikelen op te noe men, welke gij in Ida Palliser's lesse naar gevonden hebt." Miss Motley stond op, om aan het he vel harer directrice te voldoen. Zij was een geesteloos stuk menschelijke ma chinerie, waarvoor het denkbeeld van verzet legen het over haar gestelde gezag iets ten eenenmale onmogelijks was. Er was geen werk zoo morsig, dat zij niet zonder tegenspraak zou volbracht hebben, als 't haar door Miss Pew bevolen werd. De meisjes wer den het nooit moede, uilteweiden over Miss Motiey's karakterloosheid, maar die dame zelve was zich niet er van bewust, dat zij karakterloos was. Zij was met die eigenaardigheid geboren. Zij liep naar den lessenaar toe, lichtte het houten deksel op en ging met eene doffe, temerige slem aan 't opsommen van de dingen, die zij in die bergplaats vond. „Een roman, getiteld „De Kinderen der Abdy", zonder omslag." „Zoozuchtte Miss Pew. „Eén kous, met een roestige stop naald er in; vijl appels, waaronder twee schimmelige; een stuk hardbak- ken brood. Een oud halslint. Een oneffen manchet. Zeven brieven. Een mes, waarvan hel lemmet gebroken is. Een inktkokerljen met eene pen zeker bqgternd om schetsjens meê te teekenen." „Geel ze mij," beval Miss Pew op ernsligen toon. Zij had vroeger wel eens enkele van Ida Palliser's teekeningen met de pen gezien zij had zich zelve in verschillende bespottelijke houdingen en koslumes uitgeteekend gezien dooi de vaardige pen van dal jeugdige per soontje. Hare grove wangen kregen reeds bij voorbaat een kleur, bij de ge dachte aan de onbeschaamdheid harer kweekelinge. Zij nam het bundelljen verkreukeld papier van Miss Motley aan en haastte zich hel in haar zak te steken. Een zweem van glimlach vertoonde zich op Miss Palliser's vastberaden gelaat; maar zij sprak geen woord. „Een half Nieuw-Teslament waar van de witte randen schandelijk be schreven zijn," vervolgde Miss Motley, op haar onverstoorbaar eentonigen toon. „Drie noten. Een stuk griffel. Een photografie van een klein kind „Van mijn broertjen", haastte Ida zich uitteroepen. „Ik hoop niet, dat ge daarop beslag zult leggen, Miss Pew, zooals ge mijne penteekeningen in beslag genomen hebt." „Ge zoudt het dubbel en dwars ver diend hebben, Miss Palliser, indien ik alles wat in je lessenaar gevonden is, verbrandde," sprak de koslschool- houderes. „Verbrand alles, behalve dat kin derportret. Wellicht kreeg ik nooit een ander weêr. Papa is zoo onna denkend. O, Miss Motley, geef me als 't u belieft dat photogratietje te rug." „Geef haar hel portretje," zeide Miss Pew, die nog wel eenig tnen- schelijk gevoel er op nahield, niet tegenstaande zij aan 't hoofd eener kostschool stond eene betrekking, waarvan gezegd wordt, dat zij eens menschen hart vei hardt, en het vrou welijk gevoel doodt. „En zeg me nu eens, Miss Palliser, wat ge lot veront schuldiging van je slordigheid hebt aan te voerenl" „Niets," anlwoorde Ida, „behalve dat ik geen tijd heb om netjes te zijn. Gij kunt geen netheid verwach ten van zoo'n slavin als ik ben." En na zich aldus op koelen loon verantwoord te hebben, keerde zij Miss Pew den rug toe, en verliet zij hel vertrek. „Hebt ge ooit zulk een vermetel heid gezien?" fluisterde Miss Cob, wier hart op haar tong lag, haar buurmeisje in 't oor. „Zij behoeft niet te schromen ver metel te zijn," antwoordde het buur meisje. „Zij heeft niets te verliezen. De oude Pew kan haar onmogelijk harder behandelen dan zij doet. Als zij 't waagde, hel erger te ma ken, dan zou de politie zich er meê bemoeien." Toen Ida Palliser in het kleine por taal buiten het schoolvertrek stond, haalde zij het kinderportretje uil haar zak en kuste hel hartstochtelijk. Toen liep zij naar boven, naar een kamertje op het trapportaal, dat ledig en kaal was, en waar een oude versleten vierkante piano stond, en daar ging zij zich een uur zitten oefenen. Men had haar altijd afge scheept met de slechtste piano's, die in huis waren. Zij haalde een boek te voorschijn met studiën voor de pi ano van een professor te Leipzig, legde h t op den lessenaar en toen, op 'l oogenblik dat zij was begonnen te spelen, begon hare geheele gestalte te trillen als een bieze bij een plot seling opgekomen wind; zij liet haar hoofd nedervallen op den lessenaar en barstte uil in tranen, heele, harts tochtelijke tranen, die zich met ge weld een weg baanden, niettegen staande zij zich vast voorgenomen had niet te schreien. Wal scheelde Ida Palliset Niet veel, misschien. Alleen armoede, en wal gewoonlijk met armoede samengaat, gebrek aan vrienden. Zij was het mooiste meisje van de school en eene der bekwaamste leerlingen, zoo buitengewoon be kwaam dat zelfs de onverschil- ligslen haar moesten bewonderen. Ha re positie op deze kostschool was niet dezelfde als die der andere meisjes; zij was kweekelinge, of eigentlijk eene leerlinge, die onder bepaalde voor waarden was opgenomen. Haar vader, een officier, die in 'i buitenland op wachtgeld leclde, met eene nog jeug dige tweede vrouw en een klein jongsken, had aan Miss Pew ineens eene som van vijftig pond betaald, en voor die vijftig pond had Miss Pew zich verbonden gedurende drie jaren in Ida Palliser's onderhoud en opvoe ding te voorzien, haar hel genot te gunnen van hel onderwijs, dat door de aan de school verbonden onderwijze ressen gegeven werd, en haar geschikt te maken voor de schitterende en winst gevende betrekking van goevernante bij eene vooi name familie. In vergelding van deze voorrechten had Miss Pew volle vrijheid om van Miss Palliser alle diensten te eischen, welke het haar goed dacht. Miss Pew had blijkbaar geen gering denkbeeld van 't geen hare kweeke linge vermocht, 't Was hare theorie, dal geen opeenstapeling van geeste lijken arbeidgepaard met verschil lend soort van handenarbeid, zooals bijvoorbeeld het medehelpen aan de wasch, hel schoonmaken van haii borstels, en het repareeren van kleederen, Ie hard kon aankomen voor een gezond jeugdig vrouwspersoon van negentien jaar. Als zij van Ida sprak, noemde zij haar altijd een jong vrouws persoon. De andere leerlingen van denzelfden leeftijd noemde zij meisjes; maar van Ida sprak zij altijd als van een „jong vrouwspersoon." „0, wat haat ik ze allen," sprak Ida snikkend. „Ik haat iedereen, en mezelve het allermeest." Toen trachtte zij met inspanning zich te bedwingen, droogde met haas tige gejaagdheid hare tranen af, en begon hare pianostudie. „Ik zou wel eens willen weten," sprak zij bij zichzelve, „of ze, indien ik leelijk en dom geweest ware, mij een weinig meer barmhartigheid zou den betoond hebben." Miss Palliser's bruikbaarheid had op Mauleverer Manor eene zeer ongun stige uitwerking voor haar gehad. Toen Miss Pew ontdekte, dat hel meisje slag van onderwijzen had, had zij haar meer te doen gegeven, en in plaats van haar alleen met het onderwijs in de laagste klasse te belasten, zooals het geval geweest was met vorige kweekelingen, mocht Miss Palliser aan het hoofd slaan van de tweede en derde klassen, waardoor zij aan de directrice veertig pond in 't jaar uit spaarde. Onderlicht te geven aan twee klas sen, elk beslaande uit vijftien a twin tig leerlingen, 't was op zichzelf reeds eene zware taak. Maar behalve dal, was Ida belast met hel opzicht over de kleederen van de meisjes dierzelf- de laagste klasse, aan welke zij had opgehouden onderwijs te geven, en wier studies nu gesteld waren onder de leiding van Miss Pillby, een mager jeugdig persoontje, dat er uitzag, of ze niet genoeg te eten kreeg, en die aan eene chroniesche griep leed. Zij studeerde zelve druk en was er zeer op uit hare bekwaamheid te vermeer deren, want de betrekking van goe vernante bij eene voorname familie was de eenige toekomst, die voor haar open stond. Zij placht getrouw in het bijblad van de Times de kolom te lezen, waarin de aanvragen om goe vernantes gedrukt stonden, en 't was voor haar eene verkwikking, als zij las, dat er eene zeer bekwame onder wijzeres gevraagd werd op eene be looning van tachtig a honderd pond 's jaars. Honderd pond 's jaars was naar Ida's, beschouwing een onbegrensde rijkdom. Wal zou zij veel kunnen doen met zoo'n som! Zij zou zich keurig kunnen kleeden, genoeg geld kunnen opsparen voor een uitstapje in de zomer-vakantie naar Normandije, waar zij dan eenigen tijd zou kunnen door brengen bij haar zorgeloozen vader, hare zwakke, weinig gedistingeerde stiefmoeder, en hel kleinen jongsken, waarvoor zij meer liefde gevoelde dan voor eenig ander wezen ter wereld. De gedachte, dal zij nog eens een maal zoo gelukkig worden zou, schonk haar kracht. Zij spande zich in, en zette zich moedig aan het ontwarren van de moeilijkheden eener nocturne van Ghopin. „Ik moet maar ijverig voort werken," sprak zij bij zich zelve; „dan zal er eindelijk wel een einde komen aan mijne slavernij." En terwijl zij onwillekeurig begon te lachen, sprak zij zachtkens: „Ik ben benieuwd, of de oude Pew mijne karikaturen zal bekeken hebben, en of zij mij daarom nog erger be handeling zal aandoen." Toen het voor haar piano-studie bestemde uur voorbij was, legde zij hare muziek weder in hare portefeuille, welke zii wegbergde in een ouder- wetsch kastje onder de ouderwel- sche piano, en begaf zich naar ha e slaapkamer, vergezeld van zeven ande re meisjes, die even ontevreden en ontstemd waren als zij. Mauleverer Manor was niet gebouwd voor eene school, anders zou het ook zeker den naam van manor (heeren huis) niet gedragen hebben. Er waren geen van die kille, kale slaapvertrek ken, expresselijk ontworpen om er een dertigtal slapers of slaapsters in te bergen geen dier kazerneachtige zalen, waarin men zich zoo akelig verlaten voelt. Met uitzondering van hel groote schoollokaal, dat aan de eene zijde van het huis was aange bouwd, was hel huis nagenoeg geheel in denzelfden toestand gebleven, waar in het geweest was in de dagen der Mauleverers, een geslacht, dat geheel uitgestorven was, evenals dal der Dodo-familie, 't Was een ruim, onre gelmatig gebouwd huis uit de dagen der Stuarts, en menige onmiskenbare eigenaardigheid openbaarde, uit welk tijdvak het afkomstig was. Er waren beneden vijf kamers, met fraaie schoor steenmantels, en met eikenhouten pa neelwerk beschoten. Boven waren klei ne lage vertrekken, wonderlijke oude gangen, die een soort van doolhof vormden, hier een trap en daar weêr een trap verschillende opkamers, on regelmatigheden van allerlei aard, terwijl hel er, naar het gevoelen van al de dienstboden, die in 't huis ge woond hadden, stellig spookte. Al de jonge dames van Miss Pew geloofden vast aan het beslaan van een geest, die daar omdoolde; en er bestond eene legende van een kroeshairig meisje van Barbadoz, dat den geest gezien had, en dat daarna onophou delijk zenuwtoevallen had gehad, tot dal haar vader met een rijtuig geko men was vermoedelijk van Bar badoz en haar voor goed meege nomen had naar haar vaderland, waar zij lot aan 't einde haars levens eene lijderes aan zenuwtoevallen gebleven was. Van degenen die thans op Mau leverer Manor verblijf hielden, herin nerde niemand zich de jonge dame van Barbadoz, en ook had geen der tegenwoordige leerlingen ooit den geest gezien. Maar het algemeene geloof in zijn bestaan was ongeschokt gebleven. Hij werd beschreven als een oud man, met een snuif-kleurigen, vierkant gesneden rok, een korte broek en zijden kousen, die hem tot over de knieën zaten. Men veronderstelde, dal hij een der uilgestorven Maule verers was; 't was een onschadelijke en zelfs vriendelijk gezinde geest, die er veel van hield bij donker bloemen in den tuin te plukken, en door de gangen te zweven, en op wel wal spookachtige manier op de trappen te blijven slaan. De stoutmoedigste onder de meisjes zouden er wel een jaar zakgeld voor over gehad hebben, om hem eens te zien te krijgen. Miss Pillby daarentegen verklaarde, dat het zien van dien snuifkleurigen onbe kende haar den dood zou aandoen. „Ik ben wat week van 'art, moet je weten," sprak Miss Pillby, die niet bijzonder nauwgezet was in hel uit spreken van de letter h zij deed wel soms haar besi om ze uittespre- ken, maar dikwijls ontkwam het haar „dat hebben de dokters al gezegd, toen ik nog maar een klein kind was." „Zijt ge wel ooit een klein kind ge weest, Pillby?" vroeg Miss Rylance, met hooghartige minachting neêrziende op de tegenwoordige Pillbydie lang en schraal was. En het kleine troepjen, dat er naar zat te luisteren, barstte in lachen uit, zooals schoolmeisjes dat zoo gaarne doen, als een ander bespottelijk ge maakt wordt. Tusschen de verschillende slaap- vei trekken op Mauleverer Manor was evenveel verschil van stand, als tus schen de squares van Londen, maar in dit geval waren het de bewoonsters, die hel karakter gaven aan het lokaal. De kamer met vijf bedden ter rech terzijde van de voortrap diende tot slaapvertrek -voor de stijfste en voor treffelijkste leerlingen der eerste af- deeling en stond gelijk in rang met Grosvenor-Square of met Lancaster Gate. Er waren kamers op de tweede verdieping, waar meisjens van de tweede en derde afdeeling sliepen, sombere, weinig elegante vertrekken, te vergelijken bij Bloomsbury en Camden Town. Wordl vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6