HET GOUDEN KALF door M. E. Bhaddon. 11) >Yoor u niet," antwoordde Dr. Ry lance op ernstigen loon, en zijne blauw grijze oogen staarden mei ongeveinsde bewondering het aanvallige meisjen aan. Die oogen hadden ongetwijfeld iets schoons, als ze niet de wreede uitdrukking hadden, die zich vaak er in vertoonde. „Voor u niet. Niets kan u vernederengij zijl verheven boven den toevalligen stand van zaken in uw omgeving." bUw oordeel is zeer welwillend, maar het is met dat al onwaar," sprak Jda. „Vindt ge Napoleon, als hij op St. Helena zit te kibbelen met Sir Hudson Lowe, een even waardige fi guur als Napoleon in de Tuilerieën, op het toppunt zijner macht? Maar ik mag niet morren over mijn lot. Ik heb me gedurende zes zonnige weken ge lukkig gevoeld. Al werd ik honderd jaar oud, nooit zou ik kunnen verge ten, hoe goed de bewoners van King- thorpe voor me geweest zijn. Ik zal naar mijne slavernij terugkeeren, en teren op de herinnering aan dien gelukkigen tijd." b Waarom zoudt ge terugkeeren naai'uweslavernij?" vroeg Dr. Rylance, terwijl hij haar hand in de zijne nam en zoo krachtig vast hield, dat zij ze niet dan met geweld had kunnen terug trekken. ïEr is te Kingthorpe een tehuis, gereed om u te ontvangen. Zoo ge u daar gedurende de laatste zes weken gelukkig gevoeld hebt, waarom zoudt ge niet willen beproeven, ol ge u altijd daar gelukkig zoudt kunnen gevoelen? Er is een huis op Cavendish Square, welks meester trotsch zou zijn, als hij u tot de meesteresse van dat huis kon maken. Ida, we hebben elkander nog maar sedert kort leeren kennen, en ik laat misschien den schijn op me, dal ik met te veel overijling het waag u dit aanbod te doenmaar ik heb u even lief, als had ik u een halfmen- schenleven lang gekend en ik geloof waarlijk, dal ik u gelukkig zou kun nen maken." Ida Palliser trilde over haar ge- heele lichaam, en een huiverig gevoel van afgrijzen en afkeer maakte zich meester van haar hart. Zij had on bezonnen genoeg gespioken van hare bereidwilligheid om een huwelijk om geld aan te gaan, en zie, hier was een door de lortuin gezegend man, die twee fraai gemeubelde huizen aan hare voeten neêrlag een man van gedistingeerde manieren, met een goed voorkomen, goed ontwikkeld, welbe spraakt, wiens goed gekonzerveerde gestalte en gelaat geen sporen van den ouderdom vertoonden; een man, wien iedere vrouw, die zonder vrien den, zonder middelen op de opper vlakte der aarde rondzwierf, een speel bal van alle winden die er waaien, met fier heid en vreugde als haar man moest begroeten. Neen, zij was al le haastig geweest met zich te beklagen over het noodlot. Zij had gezegd, dat zij wilde trouwen met den eersten den besten eerlijken man, die baar wilde opheffen uit den modderpoel der armoedemaar zij was voorbereid geweest, op het aan bod van Dr. Rylance hoe edelmoedig het ook klonk. Zij wilde liever terug keeren naar den ouden tredmolen, en haar ouden strijd met Miss Pew weder aanvangen, dan hel opperge zag voeren in de keuiige villa te Kingthorpe en in hel fraaie huis op Cavendish Square. Haar tijd was nog niet gekomen. Dr. Rylance was niet bepaald wel sprekend geweest, toen hij zijn voor stel had gedaan. Ida's antwoord was in de eenvou digste en duidelijkste woorden vervat. „Het spijt me zeer," stamelde zij. jlk ben er van doordrongen, dal het zeer vriendelijk van u is, mij zulk een voorstel te doen, maar ik kan het niet aannemen." „Heeft wellicht een ander aanspraak op uw hand?" vroeg de dokter; „is uw hart niet meer vrij." „Neen," antwoordde zij op sombe ren toon; „mijn hart is als een ledig graf." „Waarom zou ik dan niet mogen hopen, u te overreden? Ik ben wat haastig geweest, dat is zoo, maar ik wenschte, indien het mogelijk ware, uw terugkeer naar die hatelijke school te voorkomen. Indien ge mij geluk kig hadt willen maken, door mij het ja-woord te geven, dan hadt ge bij uwe welwillende vrienden op De Heuvel kunnen blijven, tot op den dag, die u meesteresse van mijn huis maakte. We hadden kunnen trouwen, tjjdig genoeg om de Novembermaand in Italië te kunnen doorbrengen, 't Is de aangenaamste maand voor een verblijf te Rome. Gij zijt misschien nooit in Italië geweest, is het wel?" „Neen; ik heb nog maar weinig gezien van 't geen bezienswaardig is." „Ida, waarom wilt ge niet ja zeggen? Twijieit ge er aan, of ik mijn uiterste best zou doen, om u gelukkig te maken?" „Neen," antwoordde zij op ernstigen toon; „maar ik twijfel er aan, of ik wel geschikt ben voor dat soort van geluk." Dr. Rylance gevoelde zich zeer pijnlijk aangedaan. Hij was er aan gewoon geworden, gedurende de tien jaren van zijn weduwnaarschap, door vrouwen te worden geliefkoosd en bewónderd, overal was hij veler gun steling geweest. Hij had na rijp be raad besloten dit onbemiddelde meis jen le huwen. Uit liet oogpunt eens wereldlings beschouwd, scheen hel misschien bij den eersten oogopslag, een alles behalve schillerend huwe lijk te zijn; maar Dr. Rylance's blik overschreed den horizon der publieke opinie, en hij overlegde bij zich zeiven, dal eene zoo beminnelijke vrouw als Ida Palliser onvermijdelijk opgang zou maken in de kringen, welker oordeel bij Dr. Rylance hel meest ge wicht in de schaal legde; en eene vrouw, die naam maakte door hare schoonheid en haar aanvalligheid, zou voor een geneesheer, die zijne praktijk in de voorname wereld had, meer voordeel aanbrengen dan eene viouw met geld. Dr. Rylance had veel met geld op, maar alleen met het oog op het geen men er voor krijgen kon. Hij had geen zoons, en hij hield te veel van zich zeiven, om hard le werken, alleen om aan zijn dochter een groot fortuin na te laten. Hij had zich het vruchtgebruik van zijn huis in Lon den verzekerd gedurende zijn leven van de villa te Kingthorpe had hij den eigendom gekocht, en hij leefde van zijn inkomen. Wanneer hij kwam te sterven, was de opbrengst van de ameublementen van twee huizen, van hel zilverwerk, de schil derijen, de paarden en rijtuigen, be nevens die van de villa te Kingthorpe, voor Urania bestemd. Hij schatte deze opbrengst ruw weg op een bedrag van zes a zeven duizend pond, en hij beschouwde zeven duizend pond als een voldoend vermogen voor zijn eenige dochter. Urania verkeerde in een gelukkige onwetendheid wat betreft haars vaders plannen. Zij verbeeldde zich, dat zij de aanstaande erfgename van een veel grooter ver mogen was. Zich zeiven als echtgenoot aan te bieden aan een meisjen, dat geen duit in de wereld bezat, aangaande wier familie hem totaal niets bekend was, en zijn aanzoek op zoo besliste wijze algewezen te zien! Dr. Rylance kon nauwlijks gelooven, dat zoo iels mo gelijk was. Het meisjen dreef zeker haar spel met hem, zooals de visch met het aas, met het vaste doel om ten langen leste toe te bijten. 'l Was meisjensaard, op zoo'n manier te handelen. „Waarom wijst gij mijn aanzoek van de hand vroeg hij op ernstigen toon; „is het omdat ik oud genoeg ben om uw vader te kunnen zijn?" „Neen, ik zou willen trouwen met een man, oud genoeg om mijn vader te kunnen zijn, indien ik hem be minde," antwoordde Ida met hard vochtige oprechtheid. „En moet ik begrijpen, dat uw afwijzing onherroepelijk is?" vroeg hij met aandrang. „Ten eenenmale onherroepelijk. Maar gij zult me, hoop ik, gelooven, als ik u mijn erkentelijkheid be tuig voor de eer, die gij mij door uw voorstel bewezen hebt." „Zoo behoort men te spreken bij zulke gelegenheden," antwoordde Dr. Rylance op koelen loon; „'t zou me niet verwonderen, of deze zinsneden hebt ge opgeschreven in uw kopie-boek, onder een aantal van die zedelijke aforismen, die later van zoo weinig waarde blijken le zijn." „Deze woorden mogen veel ge bruikt worden, maar in mijn geval hebben zij eene meer dan gewone beteekenis," verzekerde Ida; „een meisjen, dat noch geld noch betrekkin gen heeft, heeft indedaad alle reden om dankbaar te zijn, wanneer een lalsoen- lijk man haar voorstelt zijne vrouw le worden." „Ik wenschte, dat ik dankbaar kon zijn voor uwe dankbaarheid," hernam Dr. Rylance; „maar 'l is me onmo gelijk. Wat ik verlang, hel is uwe liefde en niets anders. Is 't misschien om Urania, dat ge me afwijst?" vroeg hij dringend. „Indien ge meent, dat zij aan uw geluk in den weg zou kun nen slaan, wat ik u bidden mag, laat die gedachte toch varen. Indien zij zich niet blijmoedig wilde schik ken naar mijne keuze, zou zij elders een goed heenkomen moeten zoeken. Ik zou geen verzet dulden." Dr. Rylance's oogen hadden nu we der hunne wreede uitdrukking gekre gen. Ilij was radeloos boos. Hij was verbaasd, hij voelde zich vernederd, hij was verontwaardigd. Geen oogen- blik had hij het mogelijk geacht, dal hij afgewezen zou worden. Aan hem had de beslissing gestaan, of hij al ol niet dil meisjen tot vrouw zou nemenen na zich behoorlijk beraden le hebben ten aanzien van hare goede eigenschappen en van de omstandig heden, had hij besloten haar tot vrouw te nemen. „Is mijne dochter het struikelblok?" vroeg hij nogmaals op dringenden toon. „Neen," antwoordde zij, „er is geen struikelblok. „Ik zou morgen met u trouwen, indien ik overtuigd was, dal ik u zou kunnen beminnen, zooals eene vrouw haar echtgenoot behoort te beminnen. Ik heb eenmaal gezegd 't is nog maar kort geleden dat ik om geld zou trouwen. Ik ontdek, dat ik niet zoo laaghartig ben, als waarvoor ik me zelve gehouden heb." „Misschien is de verzoeking niet groot genoeg," zeide Dr. Rylance. „Ware ik Brian Wendover geweest en de eigenaar van de Abdij van King thorpe, ge zoudt me wellicht niet op zoo luchthartige wijze afgewezen heb ben." Ida kreeg eene kleur als vuur. De pijl had getroffen, 't Was of Dr. Ry lance een blik had geworpen in het binnenste harer ziel, en bekend was met al het dwaze gemijmer, waaraan zij zich had overgegeven in de zoele middaguren, die zij onder het lommer der cederboomen, of aan den oever van hel meirljen in het Park van Kingthorpe had doorgebracht. Voordat zij tijd had hare gevoeligheid over 's Dokters woorden te uiten, kwam een grocpjen jeugdige Wendovers op haar toesnellen, en eene minuut daarna hing Blanche weer met het geheele gewicht haars lichaams aan haar arm, „Lieve Ida," riep Blanche haar half buiten adem toe, „ik kan je wat nieuws meêdeelen: Brian is gekomen on ze neef Brian hij is toch gekomen, niettegenstaande hij meende niet te kunnen komen. Maar hij heeft zijn uiterste best gedaan, en hij heeft dien geheelen afstand afgelegd, zoo haastig 't hem mogelijk was, om op Bessie's verjaardag hier le kunnen zijn. Vindt ge 't niet aardig?" „Heel uit Noorwegen?" vroeg Ida. „Ja," zeide Urania, die met de bende Wendovers den heuvel was komen afloopen, „heel uit Noorwegen. Vindt ge 't niet lief van hem?" Blanche's openhartig gezichtjen was één glimlach al glimlach. De jongens deden niets dan lachen. Wat deed het hun een genoegen, dal Brian ge komen was 1 Ida zag hen met eenige bevreem ding aan. „Wat zijt gij allen in uw schik," zeide zij. „Ik wist niet, dat uw neef zoo hoog bij u aangeschreven stond. Ik meende, dat het de ander was, van wien gij zooveel hieldt." „O, wij houden veel van alle beiden," riep Blanche, „en ik vind het zoo aardig van Brian, dat hij overkomt voor Bessie's verjaaidag. Ga meê, dan kunt ge kennis met hem maken. Hij staal boven op den heuvel met Bessie te praten; en het water kookt, en we zullen zoo dadelijk gaan theedrinken. We sterven allen van honger." „Na zulk een middagmaal!" riep Ida uit. „Een mooi middagmaal indedaad! Twee of drie palrijzenboutjens, en een stukjen pastei!" riep Reginald op minachtenden toon uil. „Een kwar tier na den maaltijd begon ik al weêr honger te krijgen. Ga nu meê, om kennis te maken met Brian." Ida staarde met eenige bevreemding om zich heen, en 't was haar te moede alsof zij droomde. Dr. Rylance had zich verwijderd. Urania zag haar met een vriendelij ken glimlach aan, vriendelijker dan zjj gewoon was Ida Palliser aan te zien. „Men zou waarlijk denken, dat zij het weet, dat ik haar vader afge wezen heb," daeht Ida bij zich zelve. Zij klommen allen den heuvel op de monden der kinderen stonden niet stil, maar Ida sprak buitenge woon weinig. In de nabijheid van hel Druieden-allaar, steeg uit een kuil de rook van een Zigeuner-vuur omhoog, en naast het altaai stonden twee gestaltende een een jonkman, met zijn arm leunend op de granie ten plaat, en die het hoold gebogen hield, terwijl hij, naar hel scheen in allen ernst stond te praten met Bessie Wendover. Hij wendde zich nu tol hel genaderde groepjen, en Bessie stelde hem voor aan Miss Palliser. „Mijn neef Brian mijn liefste vriendin, Ida," sprak zij. „Zij is opgetogen over de Abdij." zeide Blanche, »en daarom hoop ik, dal zij ook met u zal ophebben. bZoo ge van mij houdt, houd dan van inijn hond," zegt hel spreekwoord, en even zoo zou men, dunkt me kunnen zeg gen als ge van mijn huis houdt, dan houdt ge ook van mij."" Ida stond zwijgend te midden van hare woordenrijke vriendinnetjens, terwijl zij den vreemdeling met een soort van bevreemding aanzag. Neen, dit was niet de figuur, die zij zich in hare verbeelding had voorgesteld. Mr. Wendover had een zeer goed, zelfs belangwekkend voorkomen zijn gelaat was van het soort, dat de vrouwen gemeenlijk mooi noemen een blee- ke gelaatstint, droomerige grijze oogen, dunne lippen, een goed gevormde neus, een hoog voorhoofd. Wordt vervolgd) Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6