HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 16) „O, ik houd wezentlijk heel veel van u, en ik mag gaarne met u over Duitsche literatuur spreken. Spreek meer met mij over Schiller gij zijl zoo bekend met zijne poëzie en over Jean Paul. Ik heb me nooit goed kunnen begrijpen, hoe de Duitschers zulk een afgoderij met hem kunnen plegen. Hij is voor mij te zeer in ne velen gehuld." Al te filozofiesch, bedoelt ge ze ker," zeide Fraulein. „Ik houd veel van filozofie." „Tenzij de filozofie eene Juliet in 't aanzijn kan roepen, brengt zij weinig op," liet nu eene mannelijke stem van de rivier, in de onmiddellijke nabijheid zich hooren, en Brian Wendo- ver wendde zijne boot naar den oe ver, en vertoonde zich als een rivier god te midden van de biezen. Miss Palliser kreeg een kleur als vuur, maar zij behoefde nauwlijks te blozen, om Fraulein Wolf te overtui gen, dat deze jeugdige onbekende een minnaar was. Hare sentimenteele ziel trilde bij de gedachte, dat zij midden in een intrigue terecht was gekomen. Ida's hart klopte geweldig, niet zoozeer van ontroering bij het zien van haar bewonderaar, als wel bij de herinnering aan hare vizioenen van den vorigen nacht. Zij spande zich in om zich kalm en onverschillig voor te doen. «Hoe vaart ge?" zeide zij, een hand druk met hem wisselende. >Mr. Wen- dover, Fraulein Wolf, onze leerares in 't Hoogduilsch." Fraulein bloosde, grinnikte, en maak te eene buiging. «Deze heer is een volle neef van Bessie Wendover, Fraulein," hernam Ida, als om' nad«e opheldering te geven. Ilij was gelogeerd op De Heuvel gedurende den laatslen tijd van mijn verblijf aldaar." «Ja wel, en gij hebt elkander daar zeker vaak gezien en gesproken en zijt dientengevolge boezemvrienden geworden," sprak Fraulein Wolf, een weiwillenden blik op Brian werpende. Brian gaf een welsprekend antwoord in zeer goed Duitsch, waarbij hij zóó zacht sprak, dat hetgeen hij zeide alleen kon verstaan worden door Fraulein Wolf, die in verrukking geraakt was over dezen jeugdigen onbekende. Wat had hij een gunstig uiterlijk, hoe ele gant deed hij zich voor, en wat een zuiver Ilannoveraansch Duitsch sprak hij Hij deelde haar mede, dat hij eigent- lijk te weinig naar zijn zin op De Heuvel met Ida in aanraking geweest was, doch genoeg om te welen, dat zij zijn «Schicksal" was, en bij deze verzekering vatte hij de hand der Friiu- lein en drukte die hartelijk. «Ik houd me er van verzekerd, dat gij onze vriendin zijt," sprak hij. «Bis den Tod," fluisterde Gertrude. Van dit oogenblik af gevoelden zij zich vrijer. Fraulein scheen er geen bezwaar in te vinden, de rol van ver trouwelinge te vervullen. «Wat voert u van middag weder hier heen, Mr. Wendover?" vroeg Ida, die het blijkbaar wilde doen voorko men, alsof zij niet bij de zaak be trokken was. «Mijne leid-ster; dezelfde, die me gisteren herwaarts voerde, en me mor gen wederom herwaarts voeren zal." «Ge deedt beter met u niet weêr hier te verloonenge kunt u niet voor stellen, wat een vreeselijk mensch Miss Pew is. Deze akkers aan den oever der rivier zijn haar eigendom. Hebt ge dat bordtjen niet gezien, waarop te lezen staat: «De overgang is verbo den de overtreders zullen vervolgd worden?"" «Laat haar vervolgen. Al dreigde haar toorn met den dood, ik zou het wagen. Gij weet wal Romeo zegt: «al waart ge zoo ver verwijderd, als dat uitgestrekte land, bespoeld door de verst verwijderde zee, ik zou voor zulk een koopwaar het wagen."" «Wees zoo goed niet zulk een on zin te spreken," sprak Ida op dringen den toon; «Fraulein zal u voor een zeer dwaas persoon houden." Maar Miss Wolf beweerde, dat zij er volstrekt niet zoo over denken zou. Voor haai' was dergelijke sentimenta liteit gezond versland. „Ik heb mijn intrek genomen te Penton Hook," zeide Brian. „Ik leef op het water, en de eenige gedachte mijns levens is nabij u te zijn. Ik zal eiken knotwilg elke bieze kennen, voordat ik een maand ouder ben." „Maar ge zijl toch niet van plan een maand lang te Penton Ilook te blijven", riep Ida uit, „levend be graven in die kleine sluiswachterswo ning „Dagelijks zal ik mijn opstanding hebben, wanneer ik u zie." „Maar ge zult je toch niet verbeel den, dat ik iederen middag hier zal komen wandelen, om je hier te zien aan land slappen, en onzin te hoo ren uitkramen!" riep Ida uit. „Ik verbeeld me slechts, dat dit pad uwe dagelijksche wandeling is, en dal ge niet zoo hardvochtig zult zijn van verandering in uwe gewoonten te bren gen, ten einde mij te berooven van den zonneschijn uwer tegenwoordig heid," antwoordde Brian, en hij wierp op haar een teederen blik, alsof het bijzijn van Miss Wolf niets beleekende, en alsof zij beiden daar alleen ston den te midden van de knotwilgen en de biezen. „Ge zult daardoor eenvoudig deze wandeling voor mij onmogelijk maken, 't Is iets dat van zelf spreekt, dat ik me hier niet weêr verloonen zal, zoolang ik het waarschijnlijk acht, dat gij mij hier beloert. Is 't niet zoo, Fraulein? Gij zijt bekend met Miss Pew's wijze van denken, en weet, hoe zij zulk een handelwijze zou beschouwen." Fraulein schudde droefgeestig het hoofd en stemde loe, dat in Miss Pew's maatschappelijk wetboek zulk een in breuk op maagdelijke waardigheid, in zekeren zin, eene doodzonde zou zijn eene zonde, welke niet vergeven kon worden. Laat Miss Pevv naar den drommel loopen!" riep Brian uit. „Al ware Miss Pew Minerva zelve, gesteund door al de macht en den invloedvan haarva der, den Dondergod, ik zou haar tar ten. Erken nu, waarde Fraulein lieb- ste Fraulein" hoe teeder klonk dat uit zijn mond in hel Duitsch! „dat gij er geen kwaad in ziet, dat ik de dame, die ik bemin, éénmaal per dag gedurende eenige weinige overgeluk kige oogenblikken zie!" Fraulein verklaarde, dat het de na tuurlijkste zaak van de wereld voor hen was, aldus eene samenkomst, te hebben, en dat zij harerzijds het ver rukkelijk zou vinden, bij zulke gele genheden de gezellin harer liefste Ida te zijn, en dat noch duimschroef noch pijnbank haar het geheim dezer min- narij zou doen verraden. «Onzin!" riep Ida uit; „voortaan zal ik altijd in den moestuin wandelen; de muren zijn tien voet hoog, en ge zoudt als Perseus er een paard op moe ten nahouden, dat vliegen kon, om daar bij me te kunnen komen." „Ik zal me een vliegend paard aanschaffen," antwoordde Brian. «Tart me niet. Bedenk, dat er dingen zijn, waarvan men in oude liefdesgeschie denissen vaak gehoord heeft, en die men ladders noemt." Vervolgens werd hun gesprek zoo luchtig en zwevend als het zaad van de kaarslichtbloem, dat door elk zo- merbriesjen over hel land verspreid wordt. Zij waren alle drie jong, geluk kig in het bezit van gezondheid en hope, in weerwil van hunne lotsbe schikking. Ida begon te- meenen, dat Brian Wendover, al beantwoordde hij dan ook geenszins aan haar ideaal, een zeer aangenaam jongmensch was. Hij was levendig en geestig; hij sprak bewonderenswaardig Duitsch. De door Fraulein aangebeden Schiller zweefde hem voortdurend op de lippen. Hij haal de Heine's teederste minnedichten aan. Alles te zamen genomen, was zijn gezel schap veel geestrijker en aangenamer, dan er op Mauleverer Manor iets te vin den was. Miss Wolf kostte het moeite van hem te scheiden, en zij vond, dat Ida onred lijk was, toen Ida er op aandrong hem te verlaten, nadat zij een hall uur, al babbelend, het pad langs den oever der rivier hadden op en neêr gewandeld. „Ach, wat een gunstig voorkomen heeft hijWat is hij talentrijkWal een verrukkelijk mensch is hij!"riep Miss Wolf uil, toen zij terugkeerden naar het erf van Mauleverer Manor, langs den stoffigen grintweg, welken langs te gaan een zeker soort van genot opleverde, omdat men daar voor een oogenblik tenminste in de buiten wereld ademde. „Hoe trotsch moet ge er op zijn, dat hij u tot het voor werp zijner liefde heelt uitverkoren „Dat is toch niet het geval," ant woordde Ida op openhartigen toon. „Ik verbaas me er slechts over. We hebben elkander nog maar zoo weinig gezien en gesproken; 't is nog maar zoo kort geleden, dat we met elkander li ebben kennis gemaakt." „Ik geloof niet, dal liet voor hen, die elkander beminnen, er op aan komt, hoe lang het geleden is, dat zij elkander hebben leeren kennen,"be toogde de romaneske Gertrude. „De eerste ontmoeting is doorgaans be slissend, en men verbaast zich slechts er over, dat men lot op dat oogen blik heeft kunnen leven, daar het leven zonder hem zoo eenzaam en ledig moet geweest zijn." „Hebt ge vaak zoo iels aan de hand gehad vroeg Ida, op ietwat cynie- schen toon. „Ge spreekt, als ware liet eene dagelijksche ervaring van u." Fraulein Wolf bloosde en lachte verlegen. „Er is er een geweest," mompelde zij, „toen ik nog zeer jong was. Hij was voor mij als een schitterende ster, die opzettelijk voor mij scheen. Zijn vader was winkelier, maar o, zijne ziel zou in harmonie zijn geweest met den hoogsten rang in het land. Ilij was in de Landwehr. Indien gij hem eens gezien had in zijn uniform ach, llimmel! Hij trok uit in den Fransch- Duitschen oorlog. Ik stortte tranen om hem; ik dacht aan hem, zooals Leonora oin haar Wilhelm dacht. Ilij kwam terug. Ach!" „Was hij een geest? Voerde hij u mede naar het kerkhof?" „Noch naar het kerkhof, noch naar de kerk," antwoordde Gertrude met een diepen zucht. „Hij was trouweloos Hij trouwde met de keukenmeid zijns vaders eene vette Zwabiesche meid, met roode wangen. Al wal er fijns en verhevens in zijn aard was, elke poëliesche aandoening zijner ziel was als het uil ware hem gedreven in dien helschen oorlog!" ^Vermoedelijk was hij hongerig geworden, na zoolang alleen van worst te hebben geleefd," merkte Ida op, „en in dat geval sprak het van zelf, dat hij zich tot de keuken meid aangetrokken voelde." Na deze ontmoeting gebeurde hel vaak, dat Fraulein en Ida des namid dags wandelden op het pad over het weiland langs den oever der rivier, en zoo vaak zij daar wandelden, altijd vertoonde zich daar het roeischuitjen, en kwam Miss Palliser's getrouwe minnaar aan land, om haar zijn op wachting te maken. Somtijds, wan neer om een of andere reden Ida aarzelde en geneigd scheen thuis te blijven, kwam de sentimenteele Frau lein er bij haar op aandringen om toch de gewone wandeling te doen. Niet slechts was Mr. Wendover's ge zelschap welgevallig aan haar poëlie sche ziel, maar hij bracht ook van tijd tot tijd een of ander stoffelijk bewijs zijner genegenheid mede, in den vorm van lias-druiven of van jersey-peeren, die der schoone Duit sche jonkvrouw nog meer welgevallig waren. De eigentlijke sekondantes, Miss Motley, Miss Pilby, en Mademoiselle, moesten altijd des namiddags, als het mooi weêr was, met de kostleerlingen gaan wandelen dat waren dan wan delingen langs vervelende stoffige groo- te wegen en zoo geschiedde het, dat de beide kweekeling-onderwijzeressen, Ida Palliser en Fraulein Wolf, het pad over de weide langs de rivier lot hare vrije beschikking hadden. Veertien dagen verliepen, zonder dat er iels voorviel, wat haar ook maar eenigszins kon verontrusten. De rivieroever scheen een soort van Pa radijs, zonder de mogelijkheid, dat zich daar een slang ophield. Ida's aan bidder had haar nog geen kategoriesch en formeel huwelijksvoorslel gedaan. Hij was dan ook indedaad nooit ook maar gedurende één enkele minuut al leen met haar geweest, sedert hun eer ste samenkomst; maar hij sprak, als wa re het eene vastgestelde zaak, dat zij in 't vervolg man en vrouw zouden wor den. Hij sprak er niet over, alsof hun huwelijk eene zaak was, die in de naaste toekomst zou plaats hebben; en dal bevreemdde Ida wel een weinig, daar zij wel begreep, dat de eigenaar van Wendover Abdij zijn voorgenomen huwlijk niet behoefde uittestellen, zoo als nog al eens vaak het geval is met onbemiddelde jongelieden, 't Was zon derling; want hij beminde haar harts tochtelijk, daaraan viel niet te twijfe len. Iedere blik, elk woord van hem gaf haar daarvan honderdmaal in een uur de verzekering. Ook kwam zij er op geenerlei wijze legen op, wanneer liij van haar als van zijn aanstaande vrouw sprak, niettegenstaande het tusschen hen nog niet tot eene for- meele trouwbelolte gekomen was. Zij veroorloofde hem te spreken zooals 't hem behaagde over hare toekomst; en het eenige, dat haar bevreemdde, was, dat hij in al zijn gesprekken zoo weinig gewag maakte van het huis, waarin l^j geboren was, en zoo weinig sprak over zijn omstandigheden in 't algemeen. Eens weidde zij tegen Fraulein Wolf, in tegenwoordigheid van Brian, uit over de schilderachtige schoon heden van de Abdij. „'l Is het verrukkelijkste, statigste oude gebouw, dal ge u kunt voor stellen," zeide zij; «en de ouderwel- sche tuin en het park zijn boven alle beschrijving schoonmaar ik geloof, dat Mr. Wendover niet den minsten prijs stelt op het landgoed." «Och, ge weet, hoe het gaat, als men aan iets gewoon raakt," antwoordde Brian op onverschilligen toon. «Ik heb de Abdij te veel gezien, om telkens in verrukking te geiaken over de Gothie- sche bekoorlijkheden van het gebouw, zoo vaak ik het weder zie, na er een tijdlang van gescheiden te zijn ge weest." „Maar zoudt ge daar gaarne wil len wonen?" „Ik zou oneindig liever overal elders wonen, 't Is me daar al te ver ver wijderd van de beschaafde wereld. Voor iemand van over de zestig is het mis schien een niet onaardig verblijf; maar ieder verstandig man, als hij nog jong of in den bloei zijner jaren is, moet een afkeer hebben van een leven in afzondering. Men moet elke neiging om tot een plantenleven te vervallen met kracht bestrijden." „Fox is geen plantaardig wezen ge worden," merkte Ida op; „en hoe innig veel had hij loch met St. Ann's Hill op!" Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6