het is waar; ik ben weggejaagd, Eliza;
de wereld ingestuurd zonder getuig
schrift, omdat ik Mr. Wendover ver
oorloofd heb, met Fiaulein Wolf en
mij gedurende een halfuur op het
weiland aan den oever der rivier te
wandelenMr. Wendover is de volle
neef mijner beste, mijner eenige vrien
din. Dat is wel hard, vind geniet?"
„Hard? 't Is schandelijk," riep hel
meisjen uit. „Oude Pew moest hel
eens wagen mij zoo te behandelen,
omdat ik mijn vrijer wat gezelschap
gehouden had! Maar dal durft zij niet.
Goede dienstboden zijn tegenwoor
dig moeielijk te krijgen; ofeigenllijk
gezegd, kan zij bijna in 't geheel
geen meiden krijgen voor het schrale
loon, dat zij laat verdienen."
„Én van onderwijzeressen is de
markt overvoerd," sprak Ida op bit
teren toon. „Vaarwel, Eliza!"
„Waar gaat ge heen, miss? Naar
huis
„Ja, vermoedelijk tenminste."
De onverschillige toon, waarop zij
dit zeide, verontrustte de goedhartige
dienstmaagd.
„O, miss, ga toch naar huis
waar uw tehuis ook wezen moge. Gij
zijl eene te mooie jonge dame, om
alleen onder vreemden te gaan. De
wereld is goddeloos miss, goddeloozer
dan ge misschien weet. Hebt ge geld
genoeg om zonder bezwaar thuis te
kunnen komen P"
„Ik zal eens zien," antwoordde zij,
en zij haalde Miss Cobb's kleine porte-
monnaie voor den dag en keek er in.
Er was daarin twee sovereigns en
een aantal zilverstukjens een ont
zaggelijk vermogen voor een kost-
schoolmeisjenmaar men zeide ook,
dat de Gebroeders Cobb munt sloe
gen uil hel verstandig gebruik van
cocculus indicus, zoethout, quassia,
en andere stoffen, die bij de bier
brouwerij worden aangewend.
„Ja, ik heb geld in overvloed voor
mijne reis," antwoordde Ida.
„Zijl ge daar welzeker van, miss?"
vroeg het dienstmeisjen dringend;
„want mocht dat niet het geval zijn,
dan heb ik nog een pond in mijne
latafel liggen, dal ik van plan was
naar de postspaarbank te brengen,
en ge zult me het grootste genoegen
van de wereld doen, als ge 't van
me wilt aannemen."
„God zegene je, Eliza I Indien ik
werkelijk gebrek aan geld had, zou
ik gaarne een sovereign van je leenen
maar Miss Cobb heeft me veel meer
geleend dan ik noodig heb. Vaarwel!"
Ida stak haar haar hand toe, welke
het dienstmeisjen, na haar eigen hand
met haar voorschoot te hebben afge-
wischt, hartelijk drukte.
„God zegene u, Miss Palliser," zeide
zij op innigen loon; „ik zal het ge
zicht van zoo'n schoon gelaal missen,
wanneer ik aan tafel bedien."
Eene minuut later stond Ida op den
breeden rijweg, met haar rug gekeerd
naar de deftige oude huizinge, onder
welker dak zij zoolang verblijf ge
houden had, en binnen welker muren
zij, in weerwil van haar afhankelijk
heid en haar armoede, toch ook wel
prettige uren had doorgebracht. En
waar zou zij thans heen gaan En
wat zou zij uitrichten? Zij stond daar,
terwijl de herfstwind haar om't hoofd
woei, en de gevallen kastanjebladeren
voor haar voet opstoven, te peinzen
over die vraag.
Was zij Brian Wendover's ver
loofde, of was zij het niet? In hoe
verre kon zij op hem vertrouwen,
op hem steunen onder deze zware
beproeving?" In de wijze, waarop hij
haar het hof gemaakt had, was zoo
veel kortswijl geweestde toon, waarop
hij had gesproken, was voor het mee-
rendeel zoo luchtig en dartel geweest,
dat zij thans, nu zij daar als het ware
stond van aangezicht lot aangezicht
tegenover het noodlot, nauwlijks wist,
hoe over hem te denken, of zij hem
mocht beschouwen'als een rots, waar
op zij steunen kon, dan wel als een
rietstengel, die haar begeven zou, als
zij hem aanraakte. Maar 't zij rots,
't zij rietstengel, haar vrouwelijk in
stinkt zeide haar, dat zij zich niet tol
dezen vurigen bewonderaar van haar
moest wenden om hulp, of ook maar
om raad. Zij behoorde onmiddellijk
zich naar huis te begeven het Ka
naal over te steken, indien het mo
gelijk was, tegelijk met den brief,
dien Miss Pew ongetwijfeld aan haar
vader zou schrijven.
Zich voorgenomen hebbende dat
te doen, liep zij den sloffigen grooten
weg langs de rivier op, in de rich
ting van sporweg-station. Dit station
was meer dan twee mijlen van daar
gelegen zij moest eerst een lang recht
eind langs de rivier loopen, en dan
een mijl of zoo over het veld en
door smalle lanen, naar een dorre
plek gronds, waar eenige nieuw-ge-
bouwde huizen verrezen rondom een
akelig klein stations-gebouwtjen.
Zij had omstreeks drievierde ge
deelten van een mijl afgelegd, toen
zij het geluid hoorde van vlugge riem
slagen, als ware het om haar te ver
volgen, alsmede eene bekende slem,
die haar riep.
't Was Brian, die bijna leefde in
zijne boot, en die haar van verre reeds
in 't oog gekregen had, en haar nu
volgde, zoo vlug roeiend als hij maar
vermocht.
„Wat gaat ge doen?" vroeg hij,
den oever naderende, en overeind
rijzende in zijne boot. «Waar gaat
ge met zulk een spoed heen? Ik"ge
loof niet, dal ik ooit eene vrouw zoo
vlug heb zien loopen."
nLiep ik zoo vlug?" vroeg zij, zich
niet bewust van de gejaagdheid harer
beweging, die een gevolg was van
de opgewondenheid, waarin zij ver
keerde.
In haar hart was zij er van over
tuigd, dat zij hem niet beminde
dat de liefde de hartstocht, van
welke zij gelezen had in proza en in
poëzie, aan hare ziel nog vreend
was; maar op dit oogenblik, in hare
verontwaardiging en ergernis over
Miss Pew's hatelijke handelwijze, ter
wijl een gevoel van algeheele verla
tenheid haar martelde, klonk haar
hel geluid dezer stem liefelijk in de
ooren, en maakte het gezicht van die
rijzige, slanke gestalte, van dal vrien
delijke, naar haar gewende gelaal een
aangenamen indruk op haar. Neen,
hij was niet een rietstengel; hij was
een rots. Zij gevoelde zich beschermd
en getroost door zijne tegenwoordig
heid.
sOf gij vlug liept? Ge galoppeerde!
als een jong driejarig paard —quae
velut talis equa trima camp is," haalde
Brian aan. „Loopt ge weg van Mau-
leverer Manor?"
„Ik ga weg," antwoordde zij op
rusligen toon. „Ik ben weggejaagd."
„Wegge wat?" riep Brian uit.
„Ik ben weggejaagd mij is zon
der voorafgaande waarschuwing de
deur gewezen wegens mijn onbe
hoorlijk gedrag, hierin bestaande, dat
ik u veroorloofd heb met mij te praten
op het weiland aan den oever der
rivier."
Brian had zijne boot vastgemaakt
aan een knotwilg, terwijl hij met haar
sprak. Hij sprong aan land en kwam
vlak naast Ida te staan.
„Liefste mijne, mijn innig geliefd
meisjen, wat is dat schandelijkWat
een venijnige, boosaardige oude heks
moet die oude Pew zijn I Bessie heeft
me wel gezegd, dat zij een akelig
schepsel was, maar dit is erger dan
het ergste, dat ik me er van kon
voorstellen. Weggejaagd! En de zonde,
waarvan ge beschuldigd wordt, be
staat hierin, dat ge mij veroorloofd
hebt, met u te spreken mij, Bes
sie's neef, een man, die op zijn minst
genomen, aanspraak heeft op den naam
van een fatsoenlijk man, terwijl gij
in de hoogste mate aanspraak hebt
op den naam van dame. Ilet is boven
alle beschrijving schandelijk."
„Ja, het is zeer hard, vindt ge ook
niet?" zeide Ida op kalmen loon.
sAfgrijselijk, onduldbaar! Ik ja,
ik zal van middag een bezoek aan die
dame brengen, en haar te kennen
geven, hoe ik over deze zaak denk.
Die ellendige oude slet!"
„0 neen, doe dat niet," sprak Ida
met aandrang, terwij! zij niet kon
nalaten te glimlachen om zijn toorn;
t't verschaft mij geen troost, haar
zoo door u te hooren uitschelden."
Hebt ge haar medegedeeld, dal ik
u ten huwlijk gevraagd had?"
Ik heb iets van dien aard gezegd
om me te verdedigen niet omdat
ik een deel van de schuld op u wilde
werpenen zij heeft me toen ver
zekerd, dal een man in uwe pozitie,
die zich voorgenomen had een meisjen
in mijne pozitie te huwen, op geheel
andere wijze zou te werk gegaan zijn,
dan gij gedaan hebt."
sHeeft zij dal gezegd? Zij is de
rechte persoon om te oordeelen over
de menschelijke natuur en vooral
over de natuur eens minnaars I Welnu
Ida, liefste mijne, er staal ons thans
maar één weg open, en dat is, haar
tol eene leugenares te maken door
onze handelwijze. Daden, niet woor
den moeten onze argumenten zijn. Gij
moogt me lijden een weinig ten
minste is het niet, lieve? ge
noeg, om mijne vrouw te worden. Al
het overige zal van zelf in orde
komen."
„Wien anders heb ik, dien ik mag
lijden?" stamelde Ida, met ncêrge-
slagen oogen en een hartstochtelijk
kloppend hart. „Wie heeft ooit belang
in me gesteld?"
t>Dan ben ik verantwoord. Ben ik
waarlijk de eenige, dan wil ik al het
overige aan het Noodlot toevertrou
wen. We zullen morgen trouwen!"
„Morgen! Neen o neen!"
„Ja zeer zeker. Wat zou ons
verhinderen onmiddellijk te trouwen
En hoe kunnen we een meer ver
pletterend antwoord geven aan die
oude lzebel? We zullen ons laten
trouwen in hel kerkjen, waar ik u
verleden Zondagavond heb zien zitten,
en waar gij, toen gij daar deelnaamt
aan het psalmgezang, op mij den in
druk maaklet van eene Heilige Cae-
cilia. We hebben beiden gedurende
de laatste veertien dagen in hetzelfde
kerspel gewoond. Ik zal van middag
nog naar het Gerechtshof loopen, om
daar de vergunning tot het aangaan
van ons huwelijk te halen; dan zal
ik met den predikant spreken, en alles
in orde brengen, opdat we morgen
ochtend te tien ure in 't huwelijk
kunnen treden."
„Neen o neen voor geen geld
ter wereld!"
Een lijd lang volhardde hel meisjen
bij hare weigering om zich zoo spoe
dig door den band des huwlijks met
hem te laten vereenigen. Zij wilde
niet met haar minnaar in 'l huwlijk
treden, tenzij in 't openbaar, en met
de volle toestemming van zijne familie
en de hare. Haar plicht was, per
eerste trein en boot naar Dieppe te
vertrekken en zich onder de hoede
haars vaders te plaatsen.
iGelooft ge, dat uw vader iets tegen
ons huwlijk zou hebben vroeg
Brian.
xNeen, ik ben er van verzekerd,
dat hij er niets tegen zou hebben,"
antwoordde zij, en zijne vraag deed
haar onwillekeurig glimlachen.
Alsof Kapitein Palliser, die daar
leven moest van zijn wachtgeld, en
van het povere overschot van zijn
erfdeel als jongere zoon, met eenige
mogelijkheid iets tegen een huwlijk
zou hebben, dat zijne dochter mees-
teresse van Wendover Adbij zou
maken 1
„Waartoe zouden we dan ons huw
lijk uitstellen, enkel om voor den
vorm een toestemming te verkrijgen,
van welke gij vooraf verzekerd zijt?
Wat mijne familie betreft, Bessie's
ouders bestaan me het naast en zijn
me het liefst, en hel is u bekend,
hoe zij over u denken."
„Bessie heeft me lief als hare vrien
din. Ik weet niet, of zij evenveel van
me zou houden, als ik de vrouw van
haar neef was geworden," antwoord
de Ida.
„Dan zal ik een einde maken aan
uw twijfel ten dien opzichte, door u
een klein geheim mede te deelen.
Bessie heeft me hierheen gestuurd,
opdat ik zou trachten u te bewegen
mijne vrouw te worden, 't Was hare
begeerte zoowel als de mijne."
Hij liet nog meer argumenten vol
gen, en tegenover het vurig pleidooi
des minnaars stond slechts een flauw
denkbeeld van plicht in de ziel van
hel meisjen, ietwat verzacht door een
inslinklmatig besef, dat haar vader het
als eene schandelijke dwaasheid van
haar zou beschouwen, indien een zoo
schitterende triumf als haar huwlijk
met een man van fortuin en pozitie
door haar op de lange baan werd
geschoven. Had hij niet vaak op ern
stige n toon lot haar gesproken over
hare schoonheid, en daarbij de hoop
uitgesproken, dat haar lief gezichtjen
eenmaal haar de vrouw zou doen
worden van een rijk echtgenoot.
„De kans slaat echter niet gunstig,"
had hij gezegd. „De dagen der Miss
Gunnings zijn voorbij; een koopmans
geest heeft de wereld doordrongen.
Tegenwoordig huwt slechts geld met
geld."
En deze kans, waarop haar vader
een wanhopigen blik had geworpen,
als op iels dat, hoewel hij 't onwaar-
schijnlijUachtle, na verloop van lan
gen tijd mogelijk zou wezen, lag nu
aan hare voeten. Moest zij die ver
smaden, en dan terugkeeren naar de
armoedige villa in de nabijheid van
Dieppe, om daar lof te ontvangen voor
hare dochlerlijke gehoorzaamheid?
Terwijl zij weifelde, bracht Brian
elk argument te berde, dal een min
naar maar kon aanwenden om zijn
doel te bereiken. Morgen konden zij
trouwen, en intusschen kon Ida veilig
en rustig haar intrek nemen bij de
goede oude vrouw in de sluiswach
terswoning. Brian zou haar zijne ka
mer afslaan, en zijn intrek nemen in
het hotel te Chertsey. Ida luisterde,
en aarzelde; vóór haar lag de dorre
stoffige weg, de eenzame reis over
land en zee, terwijl het nog twijfel
achtig was, of zij thuis welkom zou
zijn. En hier, aan hare zijde, stond
de rijke minnaar, het toonbeeld van
een machtig beschermer is niet de
eerste minnaar van ieder meisjen in
haar oogen een soort van Jupiter?
vurig verlangend, den last haars levens
op zich te nemen, te zorgen, dal zij
haar voet aan geen steen mocht sloo-
ten.
„Stap in de boot, liefste mijne,"
sprak hij„ik weet, dat uw hart eene
voor mij gunstige beslissing genomen
heeft. Gij durft u toch wel aan mij
toevertrouwen, Ida?"
„Of ik dat durf? Ja," antwoordde
zij openhartig; en toen zij hem aan
zag, sprak daar uit hare gtoole, don
kere oogen een hemelsch vertrouwen
„ik vrees alleen, dat ik verkeerd
handel."
„Ge kunt niet verkeerd doen, als
ge mij aan uw zijde hebt, den man,
die morgen uw echtgenoot zal zijn,
en op wien de verantwoordelijkheid
zal rusten voor geheel uw verder
bestaan."
„Dal is waar; na morgen zal ik
aan niemand rekenschap schuldig zijn
dan aan u," sprak zij mijmerend.
„Waf komt me dat vreemd voor!"
„Ge zult me, hoop ik, op zijn minst
genomen beter vinden dan oude Pew,"
antwoordde Brian op luchligen toon.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.