landgoed door te brengenmaar het
jagen is voor mij voorbij. Ik kan niet
vroeg opstaan, en ik kan niet loopen
met jacht-laarzen aan de voeten. Bui
tendien zou mijn klein vrouwtjen niet
tevreden geweest zijn, als ik haar
zoolang alleen gelaten had."
tMaar de verandering zou u goed
gedaan hebben, vader."
„Neen, lieve; elke verandering van
gewoonten zou een ongunstige uit
werking op me hebben. Ik zit nu
eenmaal in den put, en moet er in
blijven. Hoe jammer, dat ge niet hier
waart, toen je neven hier een bezoek
kwamen afleggen! Wie weet, wat er
uit voortgekomen zou zijn! Vernon
had wel eens tot over de ooren ver
liefd op je kunnen worden."
„Spreek zoo niet, vader!" riep Ida
uit, en men kon bet haar aanzien,
dat de woorden haars vaders haar
smartelijk aangedaan hadden. Spreek
niel van een huwelijk om geld! Er
is niets zoo stuitends, zoo vernede
rends in 't leven als dat. Ge kunt er
van verzekerd wezen, dal het eene
zonde is, die altijd haar eigen stral
met zich brengt."
„Lieve meid," sprak de Kapitein
op ernstigen toon, „er zijn zooveel
huwelijken uit liefde, die hun eigen
straf met zich brengen, dat ik over
hel tol het geloof, dat een huwelijk
om geld eene prijzenswaardige daad
is, die van zelf haar eigen belooning
met zich brengt. Reken er op, als
we de statistiek ten dezen opzichte
eens konden nagaan, dan zou men
bevinden, dal, na tien jaar gehuwd
te zijn geweest, de echtparen, die
door berekening lot elkander ge
komen zijn, elkaar nog even liefhebhen,
als andere paren, wier huwelijk een
uitvloeisel van romaneske liefde ge
weest was. Tien jaren huwelijksleven
doen vele scherpe hoeken afsnijden,
en doen menigeilluziein rook opgaan."
HOOFDSTUK XI.
VOORLOOPIG GEBORGEN.
Voor Ida ving nu een uiterst verve
lend leven aan een ledig, bijna hope
loos leven, een hopeloos wachten op
een gelukkige wending van hel lot. Haar
vader bejegende haar met de grootste
welwillendheid, op zijne slaperige, droo-
merige manier; hij zag met genoegen,
dat zij zooveel van zijn jongsken hield,
was irotsch op hare schoonheid en
hare talenten, maar zonder eenige
ernstige bezorgdheid te openharen voor
haar welzijn in het heden of in de
toekomst. Wal er worden zou van
zijn vrouw, zoon en dochter, wan
neer hij er niet meer zijn zou, hel
was eene vraag, welke kapitein Palli-
ser zich zeiven niet stellen dorst. Voor
zijne weduwe zou er een klein inko-
mentjen overblijven, voor zijne kin
deren niets, 't Was daarom van het
hoogste belang, dal Ida een goed
huwlijk deed, of eene betrekking kreeg,
waarin zij geld verdiende. Op een
huwlijk scheen te Les Fontaines niet
de geringste kans te beslaan, daar de
ervaring van hel verleden zoo weinig
voorbeelden weet te noemen van op
reis zijnde jonge heeren, die doode-
lijk verliefd werden op een mooi ge-
zichljen, dat ze ergens voor een raam
zagen zitten, of op een schitterend
schoon meisjen, dat zij bij toeval op
den weg tegenkwamen.
Vrienden of kennissen had Kapi
tein Palliser in zijne tegenwoordige
woonplaats niet. De eenige menschen,
voor wie hij ooit eenige genegenheid
gevoeld had, waren de mannen en
vrouwen, die hij in Indië gekend had
en hen had hij uil het oog verloren
na zijn huwlijk. Zjj waren her- en
derwaarts verspreid; en hij was te
hooghartig, om zijn verminderden
toestand te openharen aan hen, die
hem in gelukkiger dagen gekend had
den, in die dagen, toen eene zorge-
looze verkwisting van zijn bescheiden
fortuin hem den schijn gegeven had,
alsof hij er goed bij zat.
Zijn leven te Les Fontaines was
voor hem persoonlijk niet ongeschikt,
't Was een soort van overwintering.
Hij bracht een groot gedeelte van
zijn tijd met slapen en eten door, hij
rookte onophoudelijk, en nam weinig
lichaamsbeweging. Wat betreft al het-
gene dat het beste en het edelste is
in een menschelijk leven, daarvoor
had Kapitein Palliser evengoed dood
kunnen zjjn. Hoop, eerzucht, inspan
ning des geesles niets van dat alles
behoorde meer tot zijn leven. Hij oefen
de geen invloed uit op hel leven van
anderen, behalve op dat zijner kleine
eenvoudige vrouw, die zijne slavin
was. Hij was tot niets goed meer in
de wereld. Maar toch, zijne dochter
hield innig veel van hem, en hield
hem gaarne gezelschap, wanneer hij
het haar vergunnen wilde, en onder
haar invloed wakkerde zijn droome-
rig geestesleven weer een weinig op.
Gedurende de eerste weken van
haar verblijl te Les Fontaines voelde
Ida zich gemarteld door eene steeds
terugkomende vrees, dal Brian Wen-
dover haar mocht komen opzoeken.
Hij had haar koel genoeg van zich
laten gaan, maar hoe, indien hij eens
van voornemen veranderde, haar op
zocht en zijn aanspraken op haar deed
gelden Zij behoorde hem toe. Zij
was zijn eigendom zij moest dal
zijn en blijven, totdat de dood hen
kwam scheiden. Haar leven was niel
meer haar eigen leven, waarover zij
beschikken kon, zooals het haar be
haagde. Zou hij haar alleen laten'?
Hij, die haar met hartstochtelijk ge
weld in zijn armen had geklemd, die
haar gesmeekt had bij hem te blijven,
en die in een opwelling van toorn
haar niet dan met weerzin had laten
heengaan
Hoe, indien die toorn, die op dat
laatste oogenblik krachtiger in hem
geweest was dan de liefde, hem eens
er toe dreef haar aan de kaak te
stellen aan de wereld bekend te
maken, welk een laaghartig schepsel
zij was eene vrouw, die het er
op toegelegd had een rijk man te
trouwen, en die zich door een arm
man had laten verstrikkenMet eene
ziekelijke vrees staarde zij op eiken
brief, dien haar vader ontving, vol
angst of het er misschien een van
Brian mocht wezen, waarin hate
schandelijke geschiedenis werd mede
gedeeld. Zij telde de dagen, die voor-
hijgingen, en zeide dan bij zich zelve
„nu is het veertien dagen geleden,
dat we gehuwd zijn; zekerlijk, indien
hij van plan geweest ware, zijn aan
spraken op mij te doen gelden, dan
zou hij al lang overgekomen zijn."—
„Nu ,is hel drie weken geleden I
Nu zal ik toch wel veilig zijn 1"
En toen kwam de treurige November
morgen, de laatste dag van de maand,
waarin zij getrouwd was, en nog
had haar echtgenoot niets van zich
laten merken. Zij begon zich meer
op haar gemak te gevoelen, te geloo-
ven, dal hij berouw gevoelde over
zijn huwlijk, even innig als dat met
haar het geval was, en dal het hem
zeer verheugde, niet door de banden
van het huwlijk gekneld te worden.
En nu was zij ook in slaat, met
meer ernst over hare toekomst na te
denken. Zij had geschreven op een
groot aantal advertenties in de Times
waarin toonbeelden van jonge dames
werden gevraagd, om aan kinderen
onderwijs te geven, of om oude dames
gezelschap te houdenmaar daar zij
de kranten eerst den dag na hare
verschijning in handen kreeg, waren
waarschijnlijk andere toonbeelden van
jonge dames, die in de plaats zelve
woonden, haar vóór geweest. Zij
ontving geen enkel antwoord op die
met zooveel zorg geschreven brieven,
waarin zij hare talenten beschreef en
zich bereid verklaarde om ijverig te
arbeiden.
„Ik zal een klein fortuin aan post
zegels verdoen, vader," zeide zjj ein
delijk, „zonder dal het mij nader
brengt aan mijn doel. Mijn eenige
kans zal wel zijn, zelve te advertee-
ren. Wilt gij mij het geld geven voor
een advertentie1? 't Spijt me, dat ik
u daarom vragen moet, maar
„Beste meid, ge vraagt me altijd
om geld," antwoordde Kapitein Pal
liser op korzeligen toon, wateigent-
lijk niet mooi van hem was, want zij
had hem na hare terugkomst om
niets gevraagd, behalve om de som
van twintig shillings, zijnde precies
het bedrag van 't geen zij schuldig
was aan de goedhartige Miss Gohb.
„Evenwel, ik veronderstel, dat ge er
om verlegen zijt." Hij haalde een halve
sovereign uit zijne schraal voorziene
portemonnaie. „Ik kan niet anders
dar. goedkeuren, dat ge pogingen
in 't werk steltindedaad, alles is
beter, dan je leven te verspillen in
een gat als dit. Maar hoe zal het gaan,
als er nu eens acht geslagen wordt
op je advertentie? Wie zal je eene
gunstige getuigenis geven, nu die oude
heks op Mauleverer Manor goedge
vonden heeft, je den lug toe te kee-
ren
„Daarop moeten we dan zien wat
te vinden," antwoordde Ida op som
heren toon. „Zal hel voor de men
schen niet voldoende zijn, te welen,
wie gij zijt, en te vernemen, dat ik
vroeger nooit in betrekking geweest
ben? Waarom zouden zij zich wenden
tot de kostschoolhouderes, onder wie
ik mijne opleiding ontvangen heb?"
„De menschen zijn zoo achterdoch
tig," zeide de Kapitein, „en hoe mooier
een meisjen is, des te meer reden
meent men te hebben om een onder
zoek naar haar in te stellen. In allen
gevalle moet ge 't wagen."
Ida schreef haar advertentie, een
eenvoudige opgave, zonder eenige aan
matiging, van hare talenten als on
derwijzeres, en eene verzekering van
hare bereidwilligheid om nuttig werk
zaam te zijn; geen woord kwam er
in voor van informaties. De adverten
tie kwam eenige dagen daarna in de
krant, en de kleine familie te Les
Fontaines wachtte met angstige be
zorgdheid den uitslag af, en zelfs de
kleine jongen babbelde opgewonden
over het onderwerp meê; zijne jeug
dige ooren toch waren steeds geopend
voor alles wat er in zijne tegenwoor
digheid besproken werd, evenals zijn
jeugdige geest zich vlug eene voor
stelling van de zaken wist te vormen.
„Ge moet niet weggaan!" riep hij
uit. „Mama, zij moet niet weggaan,
moet zij wel? Zoo'n vreemde dame
mag haar niet hebben; ik wil haar
altijd hij me houden; neen, ge moet
niet weggaan, zus!" dit alles in
zijn gewoon krom kinderlaaltjen. Hij
was op haar knie geklommen en had
zijn armen om haar hals geslagen
die krachtige jonge armen, met welke
hij haar bijna smoorde. Zij was zijn
voornaamste gezelschap geweest en
zijn speelkameraadsken gedurende de
laatste vijf weken, en zij had hem
al zijn meest geliefkoosde toover-
sprookjens voorgelezen en nog eens
voorgelezen, en zij was des avonds
hij hem blijven zitten, tol hij in slaap
viel. Zij had hem meêgenomen op
lange landelijke wandelingen, de luch
tige duinen over, naar zee toe; zij
had met hem gespit en gegraven op
het eenzame strand, aan den voel
van den grooten witten vuurtoren;
en thans, nu hij voor haar inniger
liefde was gaan gevoelen dan voor
iemand anders ter wereld, nu wilde
zij hem gaan verlaten 1 Hij beurde het
hoofd op en schreide, en wilde zich
noch door zijn vader, noch door zijne
moeder laten troosten. Ida schreide
met hem mede. „Mijn lieveling, 'tis
me bijna onmogelijk je te verlaten,
maar ik moet; lief jen, ik kom terug,"
zeide zij, en zij drukte hem aan haar
hart, en bedekte zijn mooi, betraand
gezichljen, zijne zachte ronde wangen
met kussen, terwijl haar eigen lieve
blauwe oogen door tranen beneveld
waren.
„Den volgenden dag?" vroeg Ver
non, en hij kon haast niet spreken,
zóó snikte hij.
„Neen, lieveling, den volgenden dag-
niet; 't zou nergens goed voor zijn,
als ik maar voor één dag weg ging
maar ik ga nog niet heen ik weet
niet wanneer ik heenga maar
Vernon moet niet schreien, zie eens,
hoe bedroefd hij zijn arme mama
maakt!"
Mrs. Palliser bedekte zich het gelaat
met de handen, en stelde zich aan of
zij luid schreide, waarop het hartelijke
kleine kereltjen van de knie zijner
zuster afwipte en naar zijne moeder
liep, om haar te troosten.
„Ik ga nog niet weg, Vernon
waarlijk, ik kan nog niet met zekerheid
zeggen, of ik wel ooit wegga. Ik ben
terug gekomen als een valsch munt
stuk, en het heeft er veel van, of men
van mij even moeilijk afkomen kan,
als van valsche muntstukken," sprak
Ida, ietwat wanhopig, want drie pos
ten waren er reeds aangekomen, nadat
haar advertentie in de krant gestaan
had, zonder haar eenige aanvraag te
brengen. De markt was blijkbaar over
voerd met jonge dames, ervaren in
't Fransch en 't Hoogduitse!), die
konden spelen en zingen, en zich be
reid verklaarden, nuttig werkzaam te
wezen.
Na dit gesprek zorgde Vernon, dat
hij zijne zuster zoo weinig mogelijk
uit het oog verloor. Hij verdacht haar,
dat zij hem onverwachts zou verla
ten op een of anderen dag de
deur uit zou sluipen, en dan verdwe
nen zou zijn, zonder van te voren
gewaarschuwd te hebben. Op die wijze
vliedt vaak het geluk.
„Lieveling, wees verstandig," zeide
Ida„ik kan immers niet heengaan
zonder mijn kofiers."
Dit troostte hem een weinig, en hij
beschouwde het nu als zijn plicht,
op een van Ida's koffers te gaan zit
ten, wanneer zij met hen beiden al
leen waren, in dat schraal gemeu
belde vertrek, dat dienst deed als
slaapkamer voor Ida, en als kinder
kamer voor den kleinen jongen.
Zij spande zich in om hem door
het vertellen van tooversprookjens in
een goede luim te brengen, hoewel
zij het druk had met hel zorgvuldig
nazien en repareeren van hare schrale
garderobe, welker onderdeelen zoo
keurig opgelapt werden, dat ze dienst
konden doen als nieuwe kleeding-
slukken. Ijverig wijdde zij zich aan
die taak, om gereed te zijn, wanneer
zij wellicht plotseling voor een of
andere betrekking opgeroepen werd.
Hoe dringend zij ook behoefte had
aan nieuwe kleederen, zij kon 't niet
over zich krijgen, haar vader om geld
daarvoor te vragen. Hij had haar in
Augustus vijf pond gegeven, en twee
sovereigns na hare terugkomst, en de
wijze, waarop hij haar dat geld had
gegeven, had gewezen op den zeer
ongunstigen toestand zijner financien.
Neen, de japon, die ze nieuw gekre
gen had, toen zij op De Heuvel ging
logeeren, moest nog altijd dienst doen
als haar beste japon. Haar palelöt
van den vorigen winter, ofschoon die
er hier en daar vrij versleten uitzag,
moest ook nog dezen wintei door
haar gedragen worden. Vóór den vol
genden zomer hoopte zij salaris te
zullen ontvangen en in staat te zijn
zich ordentelijk te klecden, cn pre-
zentjens te kunnen oversturen aan
dit lieve jongsken, dat thans niet veel
beter gekleed was dan zij zelve.
Maar de dagen gingen voorhij, en
zij ontving geen schrijven op haar
advertentie.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.