HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 27) „Hoe is het met je, lieve?" vroeg de oude vrijster hartelijk, toen Ida uit hel rijtuig sprong; „'t verheugt me zeer je te zien. Wel, wat ziet ge er flink en fleurig uit, ge doet volstrekt niet denken aan eene rei zigster, die zeeziek geweest is." „Lieve Miss Wendover, 't is geen wonder als ik er fleurig uitzie, daar ik zoo blijde ben, dat ik bij u mag ko men en wat dat andere betreft, ik word nooit zeeziek." »Wat zijt ge een flink meisjenDie ongelukkige kleine Bessie kan niet naar Wight oversteken, zonder eene martelares te zijn. Maar Ida, ik wil niet Miss Wendover door je genoemd worden. Alleen bisschoppen, en de groole heeren van het graafschap en soortgelijke lui noemen me zóó. Voor u moet ik Tante Betsy zijn, zooals ik dat ben voor de kinderen op De Heuvel." „Is dal niet mij te veel op gelijke lijn stellen „Met mijn eigen vleesch en bloed? Onzin Ik ben van plan je te beschou wen als mijn eigen vleesch en bloed, liet denkbeeld, iemand bij me te hebben, die ik niet zóó kan beschou wen, zou me ondragelijk zijn." „Ge zijt waarlijk al te goed," sta melde Ida. „Hoe zal ik u dat ooit kunnen vergelden?" „Als ge je maar gelukkig gevoelt. Ge zijt openhartig en waarheidlievend van aard, en daarom zal ik dienaan gaande niets zeggen." Ida kreeg een kleur als vuur. Openhartig en waarheidlievend zij wier naam zelfs een leugen was I En toch, zoo dacht zij bij zich zelve, kon het Miss Wendover in geenerlei opzicht benadeelen, dat zij niet voor de waarheid uitkwam, 't Was een achterhoudendheid, waarbij slechts Brian Walford en zij zelve betrok ken waren. Niemand anders kon bij de zaak eenig belang hebben. Betsy Wendover zelve geleidde haar naar de slaapkamer, die voor de nieuwe huisgenoote in orde was ge bracht. 't Was een lief ouderwelsch vertrek, niet te groot, maar voorzien van twee zeer ruime kabineljerrs, in elk van welke eene kleine bende in brekers zich schuil konden houden aardige ouderwetsche kabineljens, met kleine hoekbuffetjens er in, en talrijke planken, om van alles op te leggen. In hel eene was boven in den muur een klein klapraam voor de ventilatie, en dit werd zoo vertel de Miss Wendover aan Ida alge- me en beschouwd als een kabinetjen, waarin het spookte, tengevolge van de krakende geluiden, welke het ver melde klapraampjen soms deed hoo- ren, of ook wel doordat er wel eens een kal van het aangrenzende dak door dat raampjen kwam binnen vliegen. Men wist te vertellen, dat eens een kat, die zeker wat minder vlug dan hare rasgenooten, zich ver hangen had in het klapraampjen, en daar den geheelen nacht was blijven hangen, onder het aanheffen van de akeligste geluidentot vreeselijke ontsteltenis van Miss Wendover's lo geergast, die onbekend was met het mechanisme van het vertrek, en zich niet had kunnen begrijpen, wat soort van booze geest daar dien nacht zoo'n huiveringwekkend alarm maakte. De wand was tot op halverwege met geschilderd hout beschoten, en daar boven [prijkte een vrolijk behang- seltjen. Aan de eene zijde van de kamer stonden een keurig ijzeren ledikant, een hooge Chippendale lade tafel, met eene schrijftafel; aan de andere zijde zag men de keurigste ouderwetsche [toilettafel met ovalen spiegel, die men zich [voorstellen kan, tegenover een breed van een zonne blind voorzien vensterraam, terwijl een ander raam een van een kussen voorziene vensterbank had. Op den hoogen smallen schoorsteenmantel, waaronder in een ouderwetschen haard een gezellig vuurtjen brandde, prijkten eenige ouderwetsche porce- leinen kopjens en schotelljens. Alles te zamen genomen was deze kamer een toonbeeld van ouderwetsche ge zelligheid en geriefelijkheid. »0, wat een lief vertrekriep Ida uit, en onwillekeurig vergeleek zij deze vrolijke kamer met dat akelige wit gepleisterde hok te Les Fontai nes, met zijn opgeschikt mahoniehout en verguld, zijn veelkleurig zes voel groot karpet, op een verveloozen hou ten vloer, zijn pendule en kandelabers van albastalles goedkoope en kale nabootsels van Parijsche elegance. „Het doet me genoegen, dat het in je smaak valt, beste meid," ant woordde Miss Wendover; „Bessie zeide, dat hel zeker naar je genoe gen zou zijn, en al wat ik van je verlang, is, dat ge 't netjens in orde houdt. Ik ben, hoop ik, geen lyran; maar ik ben eene oude vrijster, 't Spreekt van zelf, dat ik nooit heime lijk in je kamer zal gluren; maar ik waarschuw je, dat ik met een oog wenk alles gewaar worden wanneer ik toevallig eens er langs loop, wan neer je deur openstaat, en ik zie een hoed en een sjaal op je bed, of een japon op je sofa liggen, dan kunt ge er staat op maken, dat ik gedu rende het eerste half uur uit mijn humeur zal zijn." „Beste Miss Wen—, lieve Tante Betsy," zeide Ida, zich bezinnende, toen zij Miss Wendover hel voorhoofd zag fronsen, „ik hoop, dat ge eiken dag in mijne kamer zult komen kij ken, en dat ge mij terdege berispen zult, als ik ze niet zoo netjens in orde houdt, als gij het verlangt. Alles ziel er in deze woning even bekoorlijk uit. Ik hoop van u te leeren even netjens te wezen als gij zijt." „Nu, beste meid, ge zoudtwelwat kunnen willen leeren, dat minder goed was," antwoordde Miss Wendo ver, met onschuldige hooghartigheid. „En ga nu meê naar beneden om te ontbijten. Ik heb gelast het lun cheon wal later dan gewoonlijk op te zetten, met het oog op u; ge zult zeker wel een vreeselijken honger hebben." tlet luncheon was uitstekend op- gedisclu en getuigde van die rustige volkomenheid, die alleen bereikt kan worden door eene zorgvuldige oplei ding; en toch was Miss Wendover's jeugdige holmeester drie jaar geleden nog een herdersjongen geweest; ter wijl haar kamermeisjen met hare blo zende wangen nog maar achttien jaar oud was, en eerst twee jaar geleden de arbeidershut harer ouders verlaten had. Tante Betsy had er slag van, jeugdige dienstboden op te leiden. „'t Komt me het best voor, dat ge je koffers onraiddelijk na het ont bijt uitpakt," sprak Miss Wendover, toen Ida met goeden eetlust het een en ander gebruikt had, „en dal ge je spulletjens in je ladetafel opbergt. Daarmee zal zeker wel een uur of zoo heengaan laat ons stellen lot vijf uur, wanneer Bessie komt thee drinken." dO, ik ben zoo in mijn schik! Hoe verlang ik Bessie te zienl Is ze nog even lief en aardig als altijd?" „Ik moet eerlijk zeggen van ja," antwoordde Tante Betsy, met een krilieschen blik; „ik geloof dat zij er bepaald beter op geworden is. Zij heeft hare lompheid nog wel niet geheel afgeleerd, maar zij is toch veel minder stumperig dan verleden zomer. Hare figuur gelijkt wat min der op een tonnetjen." „Ik hoop, dat men haar te Bour nemouth zeer bewonderd zal hebben." »Ja, hoe vreerad het mij ook voor komt, zij had daar vrij wat bewon deraars," antwoordde Miss Wendover op koelen loon. sMaar zij schijnt zich voorgenomen te hebben, volstrekt niet in geestdrilt te geraken over de betrekkingen, die zij daar aanknoopte. Zij werd, naar men mij verteld heeft, op de bals altijd ten dans gevraagd, zelfs wanneer er maar een klein aantal dansers aanwezig waren; en bij het balspel moet zij bepaald opgang ge maakt hebben. Zonder twijfel zal zij je van middag van dat alles wel verslag doen. Ik heb het een en ander in het dorp te verrichten, en zal u dus alleen met u beiden laten." Dit was eene kieschheid, die Ida trof. Zij verlangde zeer naar Bessie, en wenschte vurig met haar te spreken, zooals zij slechts konden spreken, wanneer zij alleen waren. Zij wilde zoo gaarne weten, wal hare getrouwe vriendin kon bewogen hebben, om haar op zoo wreede wijze ten aanzien van Brian Wallord te misleiden. Dat een onwaardige beweegreden de open hartige, fijngevoelige Bessie zou be wogen hebben om baar aldus te misleiden, 't was onmogelijk. 'I Sloeg vijf uur, en Ida zat alleen in den salon op de komst harer vriendin te wachten, geheel en al alsof zij de dochter des huizes was, in plaats van een afhankelijk, voor loon dienend persoon. De keurige, met snijwerk versierde Indiesche theetafel een prachtstuk van Boinbaysch ebbenhout was geschoven voor de haardstede, die ouderwelsch was, wat betrof den hoogen houten schoorsteenmantel en de ontzaggelijke breedte van den haard, maar geheel nieuw, wat betrof de glinsterende tegels en het keurig on derhouden ijzerwerk. De klok had nauwlijks opgehouden te slaan, toen Bessie de kamer kwam binnenstormen, met een blos en een vriendelijken glimlach op het gelaat, met een paletot aan en een baretjen op. „0, mijn liefste lieveling! Vindt ge dit niet aardig?" riep zij uit, terwijl zij Ida omhelsde. „Hier zult ge nu altijd, altijd blijven wonen, en ons nooit, nooit weder verlaten; en ook zult ge nooit gaan trouwen, tenzij ge de vrouw mocht worden van een der beide Brians. Huiver zoo niet, lieve; 't zijn allebei knappe jongens! En ik twijfel er niet aan, ol ge hebt veel met Brian Walford op, olschoon misschien niet zooveel als hij met u ophad. Ge hebt nu toch met hem op, is 't niet, lieveling?" vroeg Bess inet eenigen aandrang. Ida had zich aan haar omhelzing onttrokken, en had plaats genomen voor de lage Bombaysche tafel, waar zij haar aandacht wijdde aan den trekpot. Er was geen licht in het vertrek dan dat van het vuur op den haard, en dat van een enkele met een kap overdekte lamp, die op eenigen af stand op een andere tafel stond. De gordijnen waren nog niet neêrgelaten, en daar buiten breidde zich een wille nevel over den tuin uit, die daardoor in eene zee scheen herschapen te worden. „Bessie," ving Ida op ernstigen toon aan, toen haar oud schoolkameraads ken had plaats genomen op een laag stoeltjen vóór den haard, „hoe hebt ge me zóó kunnen misleiden! Hoe is zoo iets bij u op kunnen komen, bij u, die altijd zoo oprecht en open hartig zijt?" „Ik moet zeggen, dat ik het nauwlijks weet," antwoordde Bess op onschul- digen toon. „'t Was op mijn ver jaardag, gelijk ge wel weet, en we waren allen wat dartel. Wellicht bracht de Champagne er iets toe bij, ofschoon ik daarvan niet gebruikt heb. Maar zulk een soort van opgewondenheid gaat van den een op den ander over, en het op en neer vliegen van de heuvels brengt iemand het hoofd op hol. Wij allen meenden, dat het zoo grappig zou zijn, Brian Walford, die geen duit bezit, te laten doorgaan voor een rijken neef—en om eens te zien, hoeveel gij met hem zoudt opkrijgen, als ge in de meening ver- keerdet, dat hij door de fortuin zoo ruim bedeeld was. Maar, daar was niets verkeerds in, was het wel, lieve? Hij heeft je natuurlijk op de hoogte gebracht, toen ge een bezoek van hem ontvingt op Mauleverer Manor, niet waar?" „Ja, hij heeft me alles medege deeld later." „Natuurlijken nadat ge begonnen waart, met hem op te hebben als den rijken Biian, hebt ge niet opgehou den met hem op te hebben van we- ge zijn armoede is hel wel, lieve? llij bleef toch dezelfde persoon." Ida bewaarde het stilzwijgen, zich herinnerend, hoe diezellde persoon, toen hij haar had geopenbaard, aan welke misleiding hij zich had schul dig gemaakt, in haar oog een geheel ander man geworden was, als had hij een door hem gedragen masker afgeworpen. Zij antwoordde niet op Bessie's vraag, maar haar met ernstigen blik aanziende, zeide zij: „Lieve Bessie, 1 was een zeer dwaze grap. Ik weet, dat het niet ;n je aard ligt, iemand te willen bena dee- len, en allerminst mij, voor wie ge een weldoende engel zijt geweest maar al dergelijke grappen, hoe on schuldig ook bedoeld, kunnen zeer licht smart en vernedering brengen over hem of haar, die er het slacht offer van is. Wie had het bedacht, Bess? Gij toch niet, zou ik denken." „Neen, 't was Urania, die op het denkbeeld kwam. Zij beweerde, dat het zoo'n aardige grap zou zijn." „Grappig te zijn is anders Miss Rylance's gewoonte niet." „Neen, dat is ook zoo; maar zij was dien dag bizonder aardig; herinnert gij het je niet? Zij was voor haar doen zelfs uitgelaten." „En de vrucht van haar aardigheid was dit plannetjen „Ja lieve. Zij had opgemerkt, dat er bij u een soort van romaneske- ingenomenheid met Brian van de Abdij bestond dal ge zijn beeld als 't ware geïdealizeerd hadt dat ge hem als een soort van halfgod op een voetstuk verheven hadt. Niet terwille van zijn rijkdom, lieve meen niet, dal we dat dachten maar terwille van die bekoorlijke oude Abdij en 't daarover uitgespreide roinantiesche waas, 't welk ook iels bekoorlijks aan den eigenaar bijzette. En zoo sprak zij er over, wat een aardige grap het zou zijnals we Brian Walford voor zijn neef lieten doorgaan, om eens te zien, of ge op hem verliefd zoudt worden. „Ik weet, dat zij bereid is, haar hart aan de voeten van den eigenaar der Abdij neder te leggen," zeide Urania; en ik vond het zoo'n heerlijk denk beeld, dat ge misschien zoudt verlie ven op Brian Walford, die zonder twijfel verlieven zou op u; want dat zou natuurlijk er op uitloopen, dal ge zijne vrouw werd, en dat hij groot sukces behaalde als advokaatwant iemand met zijn talenten moet wel sukces hebben, als hij aan den arbeid gaat. Hij heelt slechts een drijfveer noodig, om ijverig aan 't werk te gaan, en gij zoudt dan in werkelijk heid onze nicht zijn. Ik hoop, dat het geen afkeurenswaardig denkbeeld geweest is, Ida, en dat je hartje be wegen zal mij vergiffenis te schenken," vervolgde Bess op smeekenden toon, en, bij den stoel harer vriendin ne- derknielende, liet zij hare saamgevou- wen handen op Ida's knieën rusten, terwijl zij half schreiend met haar vriendelijk gezichtjen naar haar opzag. (Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 6