HET GOUDEN KALF
door M. E. Braddon.
33)
Dr. Rylance had het gedurende de
laatste twaalf jaren zijns levens zoo
naar zijn zin gehad, zonder eene
vrouw des huizes in zijne woning in
Londen, dat hij niet geneigd was van
zijne vrijheid afstand te doen ten behoe
ve van eene dochter, die het meer dan
eens gewaagd had, aanmerking te ma
ken op zijne handelingen, en er op te
zinspelen, dat hij in sommige opzich
ten alleronverstandigst te werk ging.
Hij achte het zijn plicht, zijne dochter
binnen te leiden in de aangename
kringen, waar hij werd geflikflooid
en als een man van beleekenis werd
beschouwd; en hij hoopte vurig, dal zij
spoedig een echtgenoot mocht vinden,
die het voorrecht eenigszins waardig
was, haar uit haars vaders handen te
ontvangen. Maar, nu het nog niet zoo
ver gekomen was, was Urania hem
te Londen ietwat lol overlast; en
Dr. Rylance was nooit blijder, dan
wanneer hij haar weer naar het Wa
terloo Station bracht.
Miss Rylance's leven werd alzoo
gedurende dit tijdperk doorgebracht
beurtelings in landelijke afzondering,
en in de vrolijke drukte van Londen.
Zoo vaak zij terugkeerde tot de her
derlijke faze van haar bestaan, gevoelde
zij zich een slachtoffer en martelares
en haar eenigen troost vond zij in
het zich aanmatigen van zekere voor
naamheid, welke zich, naar 't scheen,
liet rechtvaardigen door hare vertrou
welijke bekendheid met de groote
wereld, en in het vrije gebruik, 't
welke zij maakte van een soort van
brabbeltaal, die volgens haar de taal
der hedendaagsche wijsbegeerte was.
„Hoe ge 't hier een geheel jaar
achtereen kunt uithouden, zonder je
versland te verliezen, gaat mijn be
grip te boven," zeide zij legen Bessie.
„Nu, ik weet wel, dat Kingthorpe
wat eentonig is," antwoordde Bessie;
„maar 't is toch een lief oud plaats-
jen, en de dagen vallen mij nooit
te lang, vooral wanneer die akelige
jongens thuis zijn."
„Maar, ernstig gesproken, Bessie,
denkt ge zelve niet, dat het tijd voor
je wordt, om uitlescheiden met dat
spelen met jongens, en om te beginnen
handschoenen te dragen?" vroeg
Urania met een hatelijken grim
lach.
„Ik heb te Bournemouth getrouw
handschoenen gedragen mousque-
taires, die me tot aan de ellebogen
reiktenik ging daar nooit uit zonder
ze aan te hebben. Neen, Ranie, ik
verveel me nooit in het oude King
thorpe; en dan beslaat altijd voor
mij het vooruitzicht, om weêr eens
naar Bournemouth te gaan."
iiBournemouth is nog erger dan
Kingthorpe," riep Urania uit. „Er is
nieis zoo borné als eene badplaats."
Zij mocht praten zooveel zij wilde,
Miss Rylance vermocht niet Bessie's ge
lukkige gemoedsgesteldheid te verzu
ren met den edik der ontevredenheid.
Zij hield er een liefelijk gestemd, vrolijk
gemoed op na, en op dit zelfde oogen-
blik zou zij in staat geweest zijn te
zeggen, dat dit landelijke dorp King
thorpe, deze groep goede ouderwet-
sche huizen en geriefelijk ingerichte
villa's, gelegen rondom eene fraaie
antieke Gothiesche kerk, voor haar
het middenpunt van 'l heelal was,
't welk te moeien verlaten even ake
lig zou zijn als Eva's verbanning uit
den hof van Eden. Haar rein, fijn
gevoelig hart had zijn altaar gevon
den, en daarop zijn offergave van
eerbiedige aanbidding neêrgelegd.
Mr. Jardine had tot op heden nog
niet gesproken, maar hij had ijverig
en getrouw Bessie's gezelschap gezocht,
en zich zeër aangenaam weten te ma
ken bij haar ouders, die niets hadden
aan te merken op een man, die tege
lijkertijd een geleerde en een inden
omgang alleraangenaamst mensch was,
en die een inkomen had, dal hem
onafhankelijk maakte, ook al werd hij
niet dadelijk aan eene vette prebende
geholpen.
Hij was een man vol geestdrift, en
er bestond voor hem thans iels, waar
over hij zijn geestdrift gaarne uitte.
Kingthorpe beviel hem uitstekend,
't Was eene gemeente, die rijk was
aan aangename eigenaardigheden. De
tegenwoordige predikant was een goed,
handelbaar man, een orthodoksch
Anglikaan, meer van de oude dan van
de nieuwe school, maar die toch
mannen van meer liberale richting
en wal meer innigheid kon waar-
deeren en bewonderen.
Zoo geschiedde het, dat, terwijl Miss
Rylance Kingthorpe de vervelendste
en akeligste plaats vond, die zij zich
voorstellen kon, voor Bessie elke
nieuwe dag aldaar een dag van vreug
de en genot was, aanvangende o,
hoe heerlijk met de ochtenddienst
in de kerk, waarin John Jardine's
zware welluidende slem nieuwe kracht
en beleekenis bijzette aan de gods-
dienslprediking, en nieuwe schoonheid
aan de melodie der psalmen. Ida
woonde altijd deze ochtenddienst bij,
en de beide meisjens wandelden ge
woonlijk samen naar huis over het
bedauwde veld, waarbij zij beurtelings
elkander een eindver vergezelden.
Bessie stortte al haar onschuldige ge
heimen voor Ida uit, en weidde dan
met bekoorlijke meisjens-dwaasheid
uil over eiken blik en ieder woord
van Mr. Jardine, terwijl zij telkens
aan Ida vroeg, of deze dacht, dat hij,
al ware 't ook maar een beetjen, met
haar ophad.
„Gij deelt me nooit eens een ge
heim van je meê, Ida," sprak zij op
verwijtenden loon, nadat zij weder
eens vrijlang uitgeweid had over het
zooëven genoemde onderwerp, nik
praat altijd over mijne zaken, zóózells,
dat ge mij misschien wel eens voor
een zeer egoïstisch schepsel zult hou
den. Waarom zorgt ge er niet voor
dat ik soms ook eens naai u moet
luisteren Ik zou innig belang stellen
in eiken droom van je, al ware die
ook nog zoo vreemd."
„Lieve, ik houd me niet met
droomen op, noch met alledaagsche,
noch met vreemde," antwoordde
Ida.
Zij kon niet zeggen, dat zij geen
geheim had, daar dal ééne onrust
wekkende geheim haar altijd als een
dreigend zwaard boven het hoofd hing
en eene donkere schaduw wierp over
haar geheele leven.
„En zijt ge nooit verliefd geweest
„Nooit. Eenmaal heb ik gemeend,
bijna gemeend, dat ik verliefd
was. 't Had veel van het wegdrijven
in een broos, dobberend bootjen over
een onbekende zee; alles ging
heel mooi zoolang de zon scheen,
en het bootjen dreef vrolijk voort
maar eensklaps werd de boot verbrij
zeld, en ik lag te spartelen in het
koude, wreede walei."
„IJselijk," riep Bess huiverend
uit. „Dal is zeker geen ware liefde
geweest."
uNeen, lieve, 't was een dwaal
licht, niet het ware licht."
„En zijt ge 't te boven gekomen
„Geheel en al. Ik voel me in mijne
tegenwoordige omstandigheden vol
maakt gelukkig."
Zij zeide dit naar waarheid. Er
zijn in de meeste menschenlevens
van die kalme perioden gezegende
tusschenpoozen, geduiende welke men
zich, zonder eenige hartstochtelijke
aandoening gelukkig gevoelt peri
oden, waarin hart en hoofd beiden
rustig zijn, en toch intusschen edeler
en reiner worden, evenals het lichaam
groeit en in kracht toeneeml geduren
de den slaap.
En zoo rolde Ida's leven, rijk aan
nuttige werkzaamheid en aan vreed
zaam genot, heen, en de dagen spoed
den maar al te haastig voorbijwant
altijd stond hel haar levendig voor
den geest, dat deze dagen van kalm
geluk geteld waren, dat haar eer haar
verplichtte Kinlhorpe te verlaten, voor
dal Brian Walford zich ongelukkig
begon te gevoelen, omdat hij uit den
kring zijner familie gebannen was.
Brian Walford woonde thans te Pa
rijs, met een oud akademie-vriend,
en beide deze jongelieden heetten
daar de Fransche taal en letterkunde
te bestudeei en, met het doel om voor
de Engelsche balie wat meer te be-
teekenen Ie krijgen. Hij had zijne ka
mer in Verulam Buildings opgezegd,
als te kostbaar voor iemand, die als
't ware bij den dag leefde. Naar men
zeide, leverde hij bijdragen in de
Engelsche tijdschriften, en kwam alzoo
op fatsoenlijke wijze aan den kost,
maar zonder dadelijk vooruitzicht van
praktijk.
HOOFDSTUK XIV.
De ware ridder.
Kingthorpe, schoon als het was zelfs
in den winter, met zijn heerlijk pano
rama van heuvels en bosschen, zag
er nu op zijn liefelijkst uit in de
lommerrijke maand Juni. Ida had on
geveer acht maanden bij Miss Wen-
dover gewoond en was voor haar als
eene dochter geworden, die haar met
getrouwe en liefderijke bereidwillig
heid diende, altijd eene blijmoedige
en vriendelijke gezellin voor haar was,
terwijl zij met hart en hand een ijverige
medearbeidster was van Tante Betsy,
bij al het goede, dat deze verrichtte.
Haar werkzaam leven, de o mstan-
digheid dat geen dagelijks weêrkomen-
de zorgen haar kwelden, had een
waas van blijmoedigheid geworpen
over hare fiere jeugdige schoonheid.
Zij zag er liever uil, dan zij er had
uitgezien, toen zij de belle was van
Mauleverer Manor, want de uitdagen
de oogopslag, die een gevolg was ge
weest van onderdrukking, had nu
plaats gemaakt voor eene zachtmoe
dige uitdrukkingen vriendelijke glim-
lachjens. De gloed des geluks straalde
uit hare* donkere oogen. Tusschen
December en Juni was dit rustig be
slaan nagenoeg geen enkele maal ver
stoord geworden door iets, dat wat
te beteekenen had. En belangrijke ge
beurtenissen hadden er niet plaats ge
had, behalve die eene de groote ge
beurtenis van Bessie Wendover's leven
haar engagement met John Jardine,
die heel onverwacht aanzoek gedaan
had om haar hand en haar hart, zooals
Bessie verzekerde, op zekeren avond
in de maand Mei, toen zij samen naar
een kreupelboschjen achter in den
tuin van De Heuvel gewandeld waren,
welk kreupelboschjen sedert onheuge
lijke tijden den naam had van een uit
verkoren verblijf voor nachtegalen te
zijn. Hier had, in plaats van te luis
teren naar de nachtegalen en zwijgend
te wachten op het heerlijk lied de
zer gevoelvolle zangers van 't woud,
Mr. Jardine zelf een welluidende
ontboezeming laten hooren, die den
vorm aangenomen had eener opge
wonden liefdesverklaring. Bessie, die
al meermalen met elk bloempjen in
den tuin het bekende: „hij bemint
mij, hij bemint mij niet" beproefd
had vergetende, hoe, uit een bo-
laniesch oogpunt beschouwd, het rezul-
taat onvermijdelijk behee scht werd
door de natuur der bloem stelde
zich aan, alsof zij uiterst verbaasd
was over 't geen zij hoorde; zij had
hem trachten wijs te maken, dat zij
niets minder verwacht had, dan dit
van hem te zullen hoorenmaar,
toen haar minnaar, stouter geworden,
haar aan zijn hart gedrukt had, toen
had zij, bedeesd en met tranen in de
oogen, bekend, dat zij sedert Kerst
mis wanhopig verliefd op hem ge
weest was, en dat het haar hart zou
gebroken hebben, indien hij met een
ander gehuwd was.
Kolonel en Mrs. Wendover hoorden
de verklaring van den hulpprediker
aan met die koelheid, welke vaak op
zoo ergerlijke wijze wordt aan den dag
gelegd door ouders, die nauwlijks
in verrukking zouden geraken, al daal
den ook weder de zonen Gods uit
den hemel neêr, om de doctite-
ren der menschen ten huwelijk te
vragen.
Zij vonden beiden, dat Bessie nog
bespottelijk jong was veel te jong
om een huwlijksvoorstel te ontvangen.
Zij gaven ten langen leste hunne
toeslemming tot een engagement;
maar Bessie zou niet mogen trouwen,
voordal zij haar eenentwintigsten
verjaardag achter den rug had. Dit
was zooveel 'als twee jaren na de
volgende Septembermaand, en Mr.
Jardine deed zijn uiterste best om
een zachter vonnis te verkrijgen. Ze
ker was één jaar wachtens lang ge
noeg, nu Bessie en hij zoo vast zich
voorgenomen hadden, dat zij elkander
zouden loebehooren.
„Bessie is nog al te jong, om vast
te weten wat zij wil," zeide de Ko
lonel; en in die twee jaren zult gij
tijd hebben om eene betrekking te
zoeken, en te zorgen dat gij haar
in eene nette, gezellige pastorie kunt
ontvangen."
Mr. Jardine waagde het niet Kolo
nel Wendover te verstaan te geven,
dat voor hem de nelheid en de ge
zelligheid eener pastorie louter bij
zaak was, vergeleken bij hetgeen hij
zich voorstelde van een zijner waar
dig arbeidsveld. Hij had zich voor
genomen zijn leven daar door te
brengen, waar 't het meest van nut
kon zijn voor zijne rnedemenschen,
ook al zou zijn plicht hem roepen
in de rookerigste fabrieksstad, of in
de vlakkeeentonige velden van
Lincolnshire, onder mijnwerkers en
kousenwevers. Hij behoorde niet tot
degenen, die allereerst denken aan
nette pastorieën of vette pastorielan-
den, maar hij was eer een dergenen,
die zich liefst zouden belasten met de
zielzorg voor eene of andere lang ver
waarloosde gemeente, en die zich arm
zouden maken door het oprichten van
kerken en scholen.
Gelukkig echter voor Bessie,
was Kolonel Wendover daarmeê niet
bekend.
De hulpprediker beklaagde zich bij
Tante Betsy over de hardheid haars
broeders.
„Waarom kunnen we niet trouwen
tegen het einde van dit jaar?" zeide
hij. „We hebben ons vast verbonden,
samen den levensweg te bewandelen.
Waarom mogen we niet over een
maand of wat dat heerlijke nieuwe
leven aanvangen, dat leven zoo heer
lijk en nieuw, tenminste voor mij?
Kolonel en Mrs. Wendover hadden
dan toch waarlijk overvloedig tijd om
te gewennen aan het denkbeeld van
Bessie's huwlijk."
„Maar over een maand of wat zal
zal zij nog niet oud genoeg of ver
standig genoeg zijn, om eene goede
predikantsvrouw te kunnen worden,"
merkte Mrs. Wendover op.
„Zij bezit wijsheid genoeg de
wijsheid van een edelmoedig en teêr-
gevoelig hart de beste soort van
wijsheid die er is. Geheel haar aan
leg, al haar begeeren is rein, en op
recht, en edel. Wal kan een oudere
leeftijd haar beters geven dan dat?
Haar jeugdige leeftijd zal haar voor
mijne gemeente juist meer aantrekke
lijk maken. Zij zal de zonneschijn van
het leven van mijn volkjen en van
het mijne zijnzal zij zooveel ver
standiger worden door nog een paar
jaar ongetrouwd te blijven, romans te
lezen en te Bournemouth te dansen?"
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES te Haarlem.