HET GOUDEN KALF door M. E. Braddon. 46) Maar over de Abdij sprak ik geen woord meer. Ik heb toen geen enkele maal gesnoefd, of me aange steld als een rijk man; ik heb haar alleen verzekerd, dat ik haar beminde, en mijn hoop uilgesproken, dat wij samen den levensweg zouden bewan delen. Ik heb zelfs niet op een huwlijk, als over iels, dat kort op handen was, gezinspeeld. Ik wist zeer goed, dat ik niet bij machte was eene vrouw te onderhouden." „Ge hadt haar dat onomwonden moeten zeggen. Als man van eer waart ge verplicht, haar uit den droom te helpen." „Dat was ook mijn plan, maar ik wilde wachten, tot zij eerst innig veel met me zou hebben opgekregen. Toen gebeurde er wat, dat alles heel anders deed afloopen dan ik het me voor gesteld had. Oude Pew joeg haar weg, omdat zij in 't geheim er een min- narijtjen op nagehouden had met een jonkman. Er was een smet op haar karakter geworpen, en voor mij stond als man van eer geen andere weg open, dan haar voor te stellen, on middellijk met me te trouwen." „Er was geen smet op haar karakter geworpen, omdat Miss Pew goedge vonden had te handelen als eene ge- meene oude dwingelandes. De Duitsche leerares, iedereen op de kostschool wist, dat Miss Palliser op onrecht vaardige wijze was behandeld ge worden. Er was geen wonde geslagen, die door een onvoorzichtig huwlijk geheeld moest worden. Maar in elk geval was het je stellige plicht geweest, haar, alvorens haar zulk een huwlijk voor te stellen, de waarheid ten aan zien van je omstandigheden mede te deelen, en te zorgen, dat zij niet zon der hare volle toestemming een man tot echtgenoot kreeg, die niets bezat." „Dan heb ik mijn stelligen plicht niet gedaan," antwoordde Brian Wal- ford op wreveligen toon. „Ik geloofde in hare belangelooze genegenheid. Waarom zou zij baatzuchtiger zijn dan ik, die bereid was haar lot vrouw te nemen, hoewel zij geen sixpence in haar zak had, en geen andere japon bezat, dan die zij aan 't lijf had? Hoe kon ik veronderstellen, dat zij met me trouwde ter wille van een mooi landgoed en een mooi for tuin Ik meende, dal zij boven zulke baatzuchtige overleggingen verheven was." „Ge hadt je daarvan moeten ver zekeren voordat ge haar trouwdet; ge hadt haar ten volle moeten ver trouwen," merkte de Kolonel op. „Maar hoe hebt ge zoo flauw kunnen zijn om toe te staan, dat zij, nadat eenmaal het huwlijk gesloten was, je verliet? En toen gij haar een maal hadt laten gaan, waarom zijt ge van avond hier gekomen om haar op te eischen „Waarom ik haar heb laten gaan Wel, zij heeft me zoo afgrijselijk uit gescholden, toen zij ontdekte, dat ik niet degeen was, voor wien zij mij gehouden had, dat mijn eergevoel het niet uitstaan kon, en dat ik haar zeide, dat zij heengaan mocht, wer- waarts zij verkoos. Waarom ik van avond hier gekomen ben? Wel, een onweerstaanbare macht heeft me her waarts gedreven. Ik heb haar harts tochtelijk lief. Ik heb bijna een jaar zonder haar geleefd vertoornd op haar en op hel Noodlot maar vandaag was het de verjaardag onzer eerste ontmoeting. Ik had door Bessie vernomen, dat mijne vrouw hier was en zich hier gelukkig voelde. Bessie had zelfs van terzijde gezinspeeld op de omstandigheid, dat de werkelijke Brian haar het hof maakte." Deze laatste woorden sprak hij op onbe schrijfelijk bitteren toon; „en ik meende, dat het tijd was, mijn aan spraken op haar te doen gelden." „Zoo denk ik er ook over," zeide Kolonel Wendover opgestrengentoon. „ge hadt al veel vroeger je aanspra ken op haar moeten doen gelden. Je geheele handelwijze is in de hoogste mate afkeurenswaardig, 't Moet al zeer gelukkig loopen, als je huwelijksleven gelukkig zal zijn, na zulk een slecht begin." „Och, Kolonel, we zijn beiden jong," voerde Brian daartegen aan, met de zorgelooze lichtzinnigheid, die hem aangeboren scheen te zijn, en op een loon, die deed vermoeden, dat hij een man was, die zelfs de ernstigste levensproblemen nauwlijks ernstig kon opvatten„er bestaat geen reden, waarom er niet langzamerhand een hoogst gelukkig echtpaar uit ons groeien zou." „En mag ik je eens vragen, waar van ge denkt te leven?" vroeg de Kolonel. „Ge voert een meisjen weg uit eene woning, waar zij zich geluk kig voelde, uit eene pozilie, in welke zij gewaardeerd en nuttig werkzaam was. Wat stelt ge je voor haar te geven in ruil voor De Hoeve? Een zolderkamertjen en een pekelharing?" „O neen, sir't zal, hoop ik, lang duren voordat het zoo min met ons gesteld is ofschoon Béranger zegt, dat op twintigjarigen leeftijd een man en het meisjen dat hij bemint, zich gelukkig kunnen gevoelen op een zol derkamertjen. Ik geloof, dat we ons heel aardig zullen kunnen redden. Mijn letterkundige arbeid heeft een vrij wat ruimer vlucht genomen, ter wijl ik me te Parijs ophield. Ik heb voor eenige Londensche tijdschriften geschreven, en de redakteurs zijn goed genoeg, te meenen, dat ik een zeer goed schrijver ben. Ik kan wat met mijne pen verdienen; genoeg, denk ik, om den pot aan den kook te houden, tot mijn eerste kliënten bij me komen aankloppen. Mijn neef is zoo edelmoedig geweest van me een inkomen aan te bieden vier- of vijfhonderd pond 's jaars, zoolang ik er behoefte aan heb maar ik heb hem gezegd, dat ik meende, gedu rende de eerste jaar of wat met mijne pen mijne vrouw te kunnen onder houden." „Je neef is altijd edelmoedig," merkte de Kolonel op. „Ja, hij is een roiale vent. Ge weet, vermoed ik, dat hij mij geholpen heeft, toen ik te Parijs was?" „Dat wist ik niet, maar het ver wondert me niet." „'I Was heel aardig van hem, vindt ge niet? De waarheid is, dat ik, op mijne kleine schaal, tot over de ooren in schulden zat de kleermaker, de manufacturier, en zoo voort voordat ik uit Londen vertrok, en ik had niet terug kunnen komenindien niet Brian me geholpen had, om mijne zaken met die lui te regelenanders had ik voor het Bankrofty Court moeten verschijnen; en ik weet zeker, dal sommige leden der familie dat als eene groote schande zouden be schouwd hebben." „Sommige leden der familieriep de Kolonel uit; „we zouden er allen zoo over gedacht hebben. Meent ge, dat de Wendovers gewoon zijn hun schuldeischers te bedriegen?" „O, maar er was geen sprake van hen te bedriegen, alleen maar om hen zeer geringe percenten van het verschuldigde uit te betalen. Mijn in boedel bestaat alleen uit mijne boeken en meubels, en ongelukkigerwijze is een gedeelte daarvan nog niet betaald 1" „Inboedel! Wat spreekt ge van je inboedel? Ge hebt er geen; ge zijt een doorbrenger en een landlooper!" riep zijn oom hem toornig toe. „Ik heb innig medelijden met je vrouw. Goeden nacht! Zoo ge nog iets wilt gebruiken voor je reis, er zijn be dienden genoeg, die je verschaffen kunnen wat je verlangt." En daarop wendde de Kolonel zich om en liep hel huis binnen, zonder zich verder om zijn neef te bekom meren. Comme il est assomant, le patron," mompelde Brian, zijn oom volgende. Brian Wallord was niet gewoon vroeg op te staan, maar den morgen na Bessie's verjaardag was hij bijtijds ophij ontbeet met de familie, en stak daarna de met dauw overlogen velden over, om zich naar De Hoeve te begeven, 't Was even over negenen, toen hij op stap ging. Maar ofschoon dit in miss Wendover's huishouding laat was, was zijne jeugdige echtge- noole nog niet gereed om hem te ontvangen, 't Was Tante Betsy, die zich bij hem vervoegde, nadat hij bijna een kwartier had moeten wach ten, gedurende welken lijd hij ruste loos in den salon op en neêr geloo- pen, en aldaar de boeken, en het porselein, en de aquarellen bekeken had. „Ik kom Ida halen," sprak hij kort af, nadat hij met zijne tante een hand druk gewisseld had. „Twintig minu ten over elven vertrekt er een trein van Winchester. Zij zal wel bij tijds gereed kunnen zijn, niet waar?" Hij was er half op voorbereid, ver wijtingen van zijne tante te zullen hooren, en geheel er op voorbereid haar te trolseeren. Maar was zij be leefd, dan wilde hij zijnerzijds ook beleefd zijn: hij zocht geen twist. „Ik weet niet, of zij gereed kan zijn." „Maar dat moet zij. Ik heb vast besloten, met dien trein te vertrekken. Waartoe zou uitstel goed kunnen zijn Ieder stemt toe, dat we ons huwe lijksleven moeten aanvangen, en we kunnen er niet te spoedig een aanvang meê maken." „Ge behoeft zoo'n haast niet te maken. Ge hebt bijna een jaar lang zonder haar kunnen leven." „Dat is mijne zaak. Ik begeer niet langer zonder haar te leven. Wees zoo goed haar te zeggen, dat zij zor gen moet omstreeks half elf klaar te zijn." „Ik zal 't haar zeggen. Ik ben innig met haar bewogen. Maar zij moet zich aan het Noodlot onderwerpen. In welke woning zult ge haar ont vangen?" „Op 't oogenblik heb ik nog geen woning. We kunnen voor een paar dagen in een hotel onzen intrek ne men, en dan zal ik kamers huren in South Kensington, of ergens anders in dien omtrek." „Hebt ge geld?" „Ja, genoeg om me vooreerst te kunnen redden," antwoordde Brian. Waarheidsliefde was niet zijne sterke zijde, alhoewel hij een Wen- dover was, en dat geslacht zich vrij achtte van de smet der leugen. Mo gelijk was bij hem van moederszijde het bloed verontreinigd, ofschoon zijne moeder zelve eene goede en trouw hartige vrouw was geweest. Hoe dit ook wezen moge, Brian had zich dik wijls, zelfs in kleinigheden, onoprecht en trouweloos getoond. Zijne tante zag hem scherp in de oogen. „Breng geen armoede of ellende over haar," sprak zij op ernstigen toon. „Zij heeft zich bij mij zeer ge lukkig gevoeld, het arme meisjen; en hoewel zij mij misleid heeft, kan ik het niet over mijn hart krijgen, boos op haar te zijn." „Maak u niet ongerust, dat zij ge brek zal lijden," antwoordde Brian. „We zullen niet rijk zijn, maar we zullen een heel aardig levenljen kun nen hebben. Wees zoo goed haar te zeggen, dat zij wat voorlmake. Het rijtuig zal over een half uur hier voor komen. Ik zal wat in den tuin gaan wandelen ondertussehen." Miss Wendover zuchtte en verwij derde zich, zonder verder een woord te spreken. Hij liep naar buiten, den door de zon beschenen tuin in, en liep dien op en neder, met zijne geliefkoosde meerschuimen pijp in den mond. Hij had die pijp altijd in den zak, om haar te kunnen gebruiken, zoodra zich daartoe maar eene gelegenheid opdeed. Hij was met een van de knechts zijns ooms overeengekomen, dat deze hem met het rijtuig naar Winchester zou brengen; zijn reiskoffertjen was reeds daarin gelegd; hij had afscheid genomen van zijne familie een afscheid, dat van niemands zijde bi zonder hartelijk geweest was, en waarbij Bessie een stroom van tranen gestort had. Hij was niet recht te vreden noch op zich zelren, noch op het Noodlot; en toch maakte hij zich zeiven wijs, dat hij het er goed af gebracht had, veel beter dan hij bil lijkerwijze had kunnen verwachten. Toch was het hard voor een jong mensch, die in zijn persoon bizonder veel aantrekkelijks had en veel talent bezat, zich te moeten zien behande len als een der monsters der klassieke legende, als een maagden-verslinden- den Minotaurus, hoewel hij toch slechts zijn aanspraken op zijne jeug dige echtgenoote deed gelden. Het jachtwagentjen had op zijn minst tien minuten voor het hek ge staan, en Brian had op zijn minst tienmaal op zijn horloge gezien, toen Ida door de glazen deur naar buiten kwam. Hij was bleek van angst. Er bestonden redenen, waarom het eene ramp voor hem zou zijn, dezen och tendtrein te missen, en toch wilde hij niet tot te veel spoed aansporen, omdat hij vreesde daardoor zijne kan sen te zullen bederven. Daar was zij eindelijk, bleek als een doode, en met roode gezwollen oogen, die aanduidden, dat zij den nacht schreiende had doorgebracht. Haar houding was alles behalve vleiend voor haar echtgenoot, maar zij be groette hem toch met een flauwen glimlach en zeide hem goeden mor gen. „Hier, Pluto, neem uwe Proserpine in ontvangst," sprak Tante Betsy, en blijkbaar spande zij zich in om luchtig over de zaak te spreken, hoe droevig ook haar hart gestemd was. „Ik wenschte wel, dat gij u tevreden wildet stellen, haar zes maanden van 't jaar bij u te hebben, en dat gij haar voor de andere zes maanden aan mij wildet afstaan." „'t Behoeft geen afscheid voor altoos te zijn, Tante Betsy," antwoordde Brian, met gekunstelde vrolijkheid„Ida kan u komen bezoeken, wanneer gij hel maar verkiest, en Ida's echtge noot evenzeer, zoo gij hem wilt ont vangen. We gaan niet op reis naar de Tegenvoeters." „Wees goed voor haar," sprak Miss Wendover op ernstigen loon, „zoo niet om harent-, dan om mijnentwil, 't Zal beter voor u zijn, wanneer ik zal gestorven zijn, als gij haar geluk kig maakt." Deze belofte van eene dame, die eigenares was van een mooi klein landgoed met de daarbij behoorende landerijen, alsmede van een aardig kapitaaltjen in effekten, had nog al wat te beteekenen. Brian drukte zijne tante de hand. „Ge weet, dat ik haar aanbid, zeide hij. „Ik zal haar slaaf zijn." „Wees een goed, eerlijk en oprecht echtgenoot voor haar. Een slaat heeft zij niet noodig," antwoordde Miss Wendover, met de haar eigen scherp heid. Ida sloeg haar armen om den hals dier edelmoedige vriendin en kuste haar hartstochtelijk en innig. „God zegene u voor de goedheid, welk gij mij bewezen hebt; God ze- gene u er voor, dat gij mij hebt willen vergeven wat ik tegen u mis dreven heb," sprak zij. Wordt vervolgd Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 8