HAARLEMSCH Eerste Blad. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 86 Tiende Jaargang, 144. van WOENSDAG 12 December 1888. N ieuwsberichten. ISO 99 TELEPHOONNUMMER TELEPHONISCHE VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maandenf 25. franco p. post ,40. Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. Prijs per Advertentie van 1 tot 5 regels 25 cents, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT; Dinsdag- en Vrijdagavond Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. Aan den Inzender van het stukje „Question brülante". In uw verbeelding ziet ge verschijnen Lnsthnizen, parken, breede gazons 1t Dicbterlgk brein doet het schoonste [verdwynen, Overal wilt ge de zon laten schijnen Blijft dan de Hont nog de lustplaats [voor ons Hebt ge wel oogen, prozaïsche dichter Voor wat natuurschoon de Hout n [thans biedt? Naaldhout en loofhout, en ginds wat [doorzichter Hier dicht belommerd en daar weer [wat lichter; Ginder de duinen, hier 't suizende riet Hebt ge wel eens, op een zonnigen [morgen, Soezend en droomend in 't wazige [bosch, Wars van de wereld en daaglij ksohe [zorgen Veilig voor 'c stralende zonlicht ver borgen, Uit zitten rasten op 't donzige mos? Lacht menig vergezicht nimmer u tegen Als ge den Hont, op wat punt ook, [beziet? Zijt ge dat licht en dat bruin niet ge- [negen Voelt ge het schoone, ook hierin ge- [legen, Tast ge 't harmonische schoon dan [nog niet Droom in den Hont vrij van uitspan- [ningsoorden Daar, waar ge thans nog de Her tenkamp ziet; Nimmer, mijn dichter, gedenk aan mijn [woorden Ziet men dat prachtige plekje ver- [moorden Proza voor dichting begeert men nog [niet Jk. Crescendo. Het feestconcert door de Haarlemsche Mannenzangvereeniging „Crescendo", Za terdagavond in de concertzaal der sociëteit „Vereeniging" gegeven, zou in alle op zichten uitnemend geslaagd mogen heeten, indien niet de heer J. J. Rogmans wederom door keelaandoening verhinderd ware ge worden, zijne taak geheel, en op de wijze, zooals wij van hem gewoon zijn, te ver vullen. De mededeeling van Crescendo's Presi dent, dat Rogmans zijne liederen zou weg laten om zieh te sparen voor het hoofdwerk van het programma „Velleda" van Bram- bach, wekte groote teleurstelling. Gelukkig noemde het programma met Rogmans als soliste mej. Leontine von Dötscher, con certzangeres uit Berlijn en vonden wij deze goede, oude bekende van „Crescendo" uitstekend gedisponeerd. Zij scheen met haar krachtig orgaan te willen vergoeden, wat wij door Rogmans ongesteldheid moest ten ontberen. Een drietal liederen, waarin de zuiverheid van den zang ons het mees- bekoorde, werd door haar in de eerste afdeeling gezongen, terwijl in de tweede afdeeiing de partij van Velleda haar volop gelegenheid gaf met hare talenten te woe keren. Profetisch klonken de voorspellin gen nit haren mond, en even stont als overtuigend ontwikkelde zij de plannen, welke den Germanen de victorie zouden brengen. Hare zeggenskracht, de gloed in hare voordracht werkte aanstekelijk op de koren en gaf aan het geheel de noodige warmte. Cereales, de tenor in de „Velleda", gaf wat hij in de gegeven omstandigheden geven kon. Rogmans stem had nu evenwel niet het pakkende, het glorievolle, het jubelende over alles heen, dat wij er an ders zoo in bewonderen. De zanger spaarde zich. Het schoone dnet tusschen Claudia, mede gezongen door mej. von Dötscher, en Cerealis kwam in weerwil van Rogmans voorzichtigheid goed tot zijn recht. De zangeres bewees erin, dat haar talent ook in staat is inDÏge gevoelens by den hoorder te wekken. De Bariton, die als dilettant de party van den aanvoerder der Ger manen zong, deed dat op zeer voldoende wijze. Voor de koren in de „Velleda" hebben wij grooten lof. Frisch en opge wekt klonken ze van het begin tot het einde. Wy noemen van de vele schoone slechts het koor der Romeinen en dat der Priesters: „Nieder senkt die Schilde". Er zat stndie achter dit werk, dat inder daad aan de zangers nu en dan hooge eisehen stelt. Het „Halloh! hollahTents Kiimpfer Bind daslaagde alleen minder goed. De begeleiding van het werk was in handen van een bekwamen pianist, den broeder van den Directeur. Van de andere koren door „Crescendo" gezongen, noemen wij met ingenomenheid „Am Sonntag" van Fr. Abt. Het breede slot „Und Orgelklange tönen fern" was treffend schoon en gaf een overweldigend klankvolume. Als proeve van voordracht oogstte de heer Andriessen er veel eer mede in. De heide nommers van den voor „Crescendo" zoo roemvollen zangwedstrijd te Amsterdam „In 't Wond" van Robert en Psalm VIII van Hol, voldeden goed. Het werkje van den heer Robert, ver vaardigd voor genoemden zangwedstryd, is aangenamer voor 't gehoor dan vele andere conconrsnommers, al miBt het zijne voetangels en klemmen niet. Het andante „De avond daalt" enz. is zeer zangerig. De Psalm van Hol, een werk, dat door sommigen veroordeeld wordt om den min der passenden stijl, waarin enkele deelen zijn gebouwd, gaf door de waariyk schoone voordracht veel genot. Het slotnummer van den Weener componist Weinzierl „Griiss Gott, du lieber Frühlingswind", voor koor en tenorsolo, kenmerkt zich als compositie door groote oorspronke- lgkheid. Het werd smaakvol voorgedragen. „Crescendo" is op dit oogenbiik flink en degelijk samengesteld. Alle stemmen zijn goed bezet. De baritons ontwikkelen een mooien, vollen toon. De tweede bassen, reeds lang Crescendo's roem, fondeeren I het geboaw hecht en sterk. Indien men de eerste tenoren met eenige zangers kon versterken, die gemakkelijk in de hoogte zingen, zou de klank van het geheel daardoor winnen. Het aanhoudend falset zingen is afmattend en in strijd met het karakter van eene Mannenzangvereeniging. Als blyk van ingenomenheid ODtviDg Crescendo op zijn feestconcert een zilveren lauwerkrans van de kunstlievende leden en een lauwerkrans van de Letterlievende Vereeniging „Cremer" alhier. De ijverige directeur ontving van de werkende leden een gouden ring met diamant. Wij on derschrijven de goede en hartelyke woor den, welke by de aanbieding van een en ander werden gesproken en hopen, dat de Haarlemsche Mannenzangvereeniging „Crescendo", haren naam getrouw, steeds in omvang en beteekenis moge blyve crescendeeren. B. Weten en Werken. Niets veranderd was het gezellige ge- hoorzaaltje, sedert het einde van den vori- gen winter en ik zon haast meenen, niets veranderd waren de toehoorders, diezelfde oude bekendenalleen een jaartje ouder. Onder, doch niet verouderd, steeds met den last om wijzer, om beter te wordenniet stilstaan op den weg ter ontwikkeling, voorwaarts, want rust roest. Toch waren er ook jongeren, geheel nieuwen op te merken. Zal het jongere geslacht de vriend schap met Weten en Werken voortzet ten Het is te wenschen en te gelooven. Te wenschen, omdat menig aankomend ambachtsman, de stand die aangewezen is de steunpilaar der Vereeniging te blij- ven, nimmer te veel weet; te gelooven, omdat de zucht naar kennis gelijken tred dient te houden met de hoogere eisehen der maatschappij omtrent den handwerks- stand. Zooals al sedert jaren, werd deze eerste bijeenkomst geopend met een kort woord van den president, den heer W. M. Lo geman, ook al een onde bekende, geheel op de hoogte van de gewone bezoekers. Wy werden hartelyk welkom gewenscht en de (door ons aller tegenwoordigheid bewezen) stelling geuit, dat Weten en Werken nog steeds aan zijn doel beant woordde. Die jaarlyksche, gemoedelijke openingstoespraak van den president zon den we werkelijk niet graag missen; de president weet juist hoe wy het liefst willen toegesproken zyn Kort, maar dni- delijk. De heer A. van der Voort was de spre ker van den avond. Na een hartelyk woord tot de beide tegenwoordig zijnde Bestuurs leden, de heeren Stoel en Logeman, begon de spreker ons op zijne gewone beknopte, klare manier te vertellen over Sterrenkun de Op welke gegevens de ouden hnnne astronomische kennis bouwden, dat Ptolo- maens Philadelphus omstreeks 250 jaar voor onze jaartelling te Alexandrië de eerste inrichting vestigde om de astrono mische wetenschap te doen bloeien en welke stellingen men niet al omtrent de aarde in betrekking tot het zonnestelsel aannam. De bolvorm der aarde was spoedige genoeg bekend, maar de denkbeelden omtrent de gesteldheid van haren stand, waren hoogst zonderling. Draden, waaraan de aarde zou hangen, samengeperste lueht, die haar op hare plaats deed blijven, een steeds val lenden toestand nam men aan, doch men kwam niet verder dan tot hoogstens hare beweging om haar as. Op het voetspoor van den Griekschen wijsgeer, Endoxes die 400 jaren voor Christus leefde, ont wierp Ptolomeus het stelsel naar hem genoemd, en dat de aarde als middelpunt van het geheel aannam. Eindelyk was het Alphonsus, koning van Castilië, een groot liefhebber der sterrenkunde, die nu eens aan die begrips verwarringen een eind zou maken, en daarom de grootste geleerden van zyn tijd last gaf om eens precies te onderzoe ken hoe het nn eigenlijk met de zaak stond. De geleerden gaven hun lastgever evenwel znlk een verwarde oplossing, dat hij niet kon nalaten de opmerking te maken, dat indien hy den Schepper met zyn raad had mogen bijstaan de zaakjes wel beter (begrijpelijker) waren in een gezet. Deze onbedachte, doch verklaarbare, uitdrukking kostte hem zijn kroon. Daar verscheen eindelyk in de zestiende eenw Copernicus. De zon is het middel punt, om haar bewegen zich de planeten, was de hoofdinhoud van zijne leer, die toch nog meer dan eene eeuw noodig had om ingang te vinden, en niettegenstaande de heftige bestrijding, gebleken is volkomen te voldoen aan de strenge eisehen die the orie en praktijk in deze stelden. De groote sterreknndige Brahé en na hem Keppler brachten de waarheid al helderder aan het licht, tot dat onze groote landgenoot C. Hnighens en de beroemde Newton door het vinden van de wetten der algemeene aantrekking de afwijkingen der planeten leerden verklaren. Sedert het bestaan van volmaakter waarnemingswerktnigen is men in de sterrenkunde snel voorwaarts gegaan. Omtrent de beweging der aarde was spreker zoo vriendelijk, ons die door de bekende slingerproeven en door teekening duidelijk te maken en bracht hierbij tevens nog ter sprake de slingerproeven voor eenige jaren in de groote kerk genomen door Dr. V. S. M. van der Willigen. Zoo zyn wy opnieuw bevestigd in de leer van de beweging van onzen planeet en hare plaats in het zonnestelsel en wy zyn den geachten spreker dankbaar voor de glasheldere, eenvoudige manier waarop hy ons een en ander wist duidelyk te maken. Den volgenden Maandag zal optreden de heer Ds. M. J. Mees. In de zitting van Woensdag hebben in de Tweede Kamer de algemeene beraadslagin gen over de Staatsbegrooting een aanvang genomen, nadat de Surinaamsche begrooting aangenomen, en de interpellatie van den heer Schepel afgeloopen was. De heer Lief- tinck was de eerste spreker, die de k wes- tie der homogeniteit van het Ministerie ter sprake bracht. Hy noemde dit Kabinet eene bonte mengeling van goedwilligen, en toetste al wat men by de verkiezin gen op de liberalen had afgegeven aan t geen door deze Reg. tot nu toe was ge daan. Zegt het spreekwoord: „nieuwe be zems vegen schoon", Spreker beweerde, dat er nu in 't geheel niet geveegd werd. De heer de Beaufort konstateerde, dat al de vreeselijkheden, die van de liberalen verteld worden, niet zoo verschrikkelijk schijnen te zyn, nu de nieuwe regeering van hare macht om de grieven, die men aan de overzyde steeds hoog heeft laten klinken, weg te nemen, geen gebruik maakt. Hij gaf verder aan, welke pozitie de linker zijde thans behoorde in te nemen. Eene dub bele taak heeft de liberale partij te vervul len, behoudend en vooruitstrevendbehou dend waar vrijheid van handel en gods dienst, vrijheid van belijdenis en gelijkheid van onderwijs worden aangetastvooruit strevend op het punt van betere verdee ling der financieele lasten, van ruimer uitlegging van de Grondwet enz. spreker wilde medegaan met de Reg. waar zij vooruitstreeft, en alleen in 't onvermijde lijke oppozitie voeren, 't Was zijn voor nemen vóór al de hoofdstukken der be grooting te stemmen, behalve vóórHoofdst. X Kolonieënop later meê te deelen gron den. De heer Roëll sloot zich aan bij de vorige sprekers. Hij sprak over de ver houding tusschen Rijks- en Gemeente-fi- naneieën. Wenschelijk achtte hij het toe laten van heffing van 6uppletoire opcenten, het recht toe te kennen aan groote ge meenten, om belastingen te heffen van buitenwonende ingezetenen, betere mede werking te verleenen bij het opmaken der kohieren; uniforme regeling vooralle gemeenten zon spreker wel wenschelijk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1888 | | pagina 1